ECLI:NL:RBMNE:2025:4825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
C/16/594986 / JL RK 25-414
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in verband met verdenking van kindermishandeling door falsificatie

Op 13 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de gezondheid en ontwikkeling van de kinderen, die mogelijk in gevaar zijn door de handelingen van hun ouders. De ouders hebben een operatie voor [minderjarige 1] gepland, die door meerdere artsen als medisch onnodig en risicovol is beoordeeld. Ondanks dit advies blijven de ouders vasthouden aan hun wens om de operatie uit te voeren, wat leidt tot de verdenking van kindermishandeling door falsificatie. De kinderrechter oordeelt dat er een acute bedreiging is voor de gezondheid van [minderjarige 1] en dat vrijwillige hulpverlening niet toereikend zal zijn. Daarom wordt besloten om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en [minderjarige 1] uit huis te plaatsen voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn opgeroepen voor een zitting op 23 juni 2025 om verdere stappen te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/594986 / JL RK 25-414
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Utrecht, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Stoel te Dronten,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Stoel te Dronten,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop bestaat uit het mondelinge verzoek van de Raad op 13 juni 2025, gevolgd door de schriftelijke bevestiging van het verzoek van de Raad met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een medische zorgaanbieder te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Er is een ernstig vermoeden dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] acuut en ernstig wordt bedreigd. De voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om die bedreiging weg te nemen. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding en onderzoek van zijn lichamelijke toestand dat [minderjarige 1] uit huis wordt geplaatst. [2] De kinderrechter stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht voor de duur van twee weken. Ook verleent de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor de duur van twee weken. Het meer of anders gevraagde wordt aangehouden. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom deze beslissing is genomen.
4.2.
Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling, gezondheid en veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De ouders vermoeden dat [minderjarige 1] lijdt aan het Wilkie-syndroom (SMAS) en willen dat hij daarvoor operatief wordt behandeld. Zij hebben zich daarom tot zes Nederlandse en één Belgisch ziekenhuis gewend, maar alle betrokken artsen zijn van oordeel dat deze diagnose niet aanwezig is en dat een operatie medisch niet is geïndiceerd en zelfs zeer risicovol is. Desondanks blijven ouders vasthouden aan hun wens. Zij hebben een Spaanse vaatchirurg bereid gevonden de operatie voor € 50.000 uit te voeren en hebben een crowdfundingactie gestart om de operatie te financieren. De operatie staat gepland op 20 juni 2025.
4.3.
De geplande operatie brengt aanzienlijke risico’s met zich mee: het afsluiten van bloedvaten naar de darmen, bloedingen, darm afsterving, afhankelijkheid van intraveneuze voeding en levenslange complicaties. Volgens deskundigen is er geen medische noodzaak voor deze ingreep. Door het voornemen van ouders om tegen medisch advies in toch tot deze risicovolle operatie over te gaan, bestaat er een acute dreiging voor [minderjarige 1] gezondheid. Gelet op de zorgen over het voornemen van de ouders om [minderjarige 1] op korte termijn mee te nemen naar Spanje voor de operatie, heeft Veilig Thuis Flevoland (VTF) het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) gevraagd de situatie te beoordelen. Het LECK kwalificeert de situatie als direct bedreigend voor [minderjarige 1] . Volgens het LECK is sprake van een medisch onnodige behandeling en medische verwaarlozing. De volharding van ouders in hun wens tot operatief ingrijpen tegen deskundig advies in, wordt geduid als mogelijke kindermishandeling door middel van falsificatie (ook wel: Münchhausen by proxy).
4.4.
Eerder is gebleken dat [minderjarige 1] , tijdens zijn verblijf in revalidatiekliniek [kliniek] , in staat was te lopen, fietsen en zichzelf te verzorgen. Na terugkeer thuis was er sprake van forse terugval, hetgeen zorgen oproept over de invloed van de thuissituatie op zijn functioneren en een psychisch component bij zijn klachten doet vermoeden.
4.5.
Ook ten aanzien van [minderjarige 2] zijn er zorgen. Eerder is melding gedaan van mogelijke kindermishandeling door falsificatie omdat de ouders, net als bij [minderjarige 1] , blijven vasthouden aan een operatieve oplossing voor haar darmklachten, terwijl meerdere artsen aangeven dat dit niet geïndiceerd is. Alternatieve behandelingen worden door de ouders afgewezen. Omdat de ouders niet in gesprek willen over alternatieve behandelingen, krijgt [minderjarige 2] onvoldoende behandeling, waardoor haar ontwikkeling en welzijn volgens artsen in gevaar komt.
4.6.
De kinderrechter is van oordeel dat er sprake is van een acute bedreiging van de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige 1] , nu de risicovolle, niet-geïndiceerde operatie binnen enkele dagen gepland staat. Vrijwillige hulpverlening zal niet toereikend zijn, nu de ouders medische adviezen stelselmatig naast zich neerleggen en niet bereid zijn tot het maken van veiligheidsafspraken. De kinderrechter stelt daarom [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht voor de duur van twee weken. Ook verleent de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twee weken. Deze maatregel is noodzakelijk om te voorkomen dat [minderjarige 1] naar Spanje wordt gebracht en om hem tijdelijk van zijn ouders te scheiden, zodat er rust en ruimte ontstaat voor medisch en psychologisch onderzoek. Eerder bleek namelijk al dat zijn klachten in een neutrale omgeving aanzienlijk afnamen.
4.7.
Ook [minderjarige 2] wordt voorlopig onder toezicht gesteld nu het risico bestaat dat bij uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , de ouders hun aandacht op haar klachten zullen richten.
4.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 13 juni 2025 tot 27 juni 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een medische zorgaanbieder met ingang van 13 juni 2025 tot 27 juni 2025;
5.3.
verklaart de beslissing onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
5.5.
roept de Raad, de GI, de vader, de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op voor de zitting van
23 juni 2025 om 14:00 uurin het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Lelystad, aan Stationsplein 15 in Lelystad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Weistra, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025, in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:257 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).