Uitspraak
1.De procedure
- het verslag (proces-verbaal) van de civiele rolzitting van 30 april 2025, waarin de eerste mondelinge reactie van [gedaagde] op de dagvaarding is vastgelegd en waarin hij 4 weken uitstel heeft gekregen om wat hij op de rolzitting heeft verteld beter uit te leggen;
3.De beoordeling
31 juli 2025 € 2.868,00 bedraagt. Volgens dit overzicht zijn onder andere de maanden mei 2025 en juni 2025 niet betaald. Woningstichting Vecht en Omstreken stelt dat [gedaagde] inmiddels ook de huur verschuldigd is over de maand augustus 2025, omdat deze voor de eerste van de maand betaald had moeten zijn.
Huurder voldoet de te betalen prijs voor het gehuurde in zijn geheel, vóór de vijftiende van de maand door betaling van het verschuldigde bedrag op de door verhuurder aangegeven wijze.
Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.’
De ingevolge dit artikel door de ene partij aan de andere partij te betalen buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd op het moment dat de ene partij zijn vordering op de ander uit handen geeft en bedragen tenminste 15% van de uit de handen gegeven vordering, met een minimum van € 25,- vermeerderd met het geldend BTW-percentage.’
Huurder is verplicht ten behoeve van verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van € 25,- (niveau 2003, geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens) per kalenderdag te betalen, indien hij enige bepaling uit deze algemene