ECLI:NL:RBMNE:2025:4842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
24/4929
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verhuiskostenvergoeding op basis van Wmo door college van burgemeester en wethouders na te late melding door eiser met lichamelijke en psychische beperkingen

In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 29 februari 2024 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar op 3 juni 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 19 juni 2025 heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser te laat melding heeft gemaakt van zijn verhuizing, waardoor het college niet in staat was om de noodzaak van de verhuizing te onderzoeken. Eiser heeft lichamelijke en psychische beperkingen en heeft in het verleden problemen ondervonden met zijn mobiliteit. Hij heeft zijn verhuisplannen tijdig gedeeld met zijn casemanager, maar de uiteindelijke melding bij het juiste loket vond pas op 4 september 2023 plaats, terwijl de verhuizing op 6 september 2023 al had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat er geen onderzoek meer mogelijk was naar de noodzaak van de verhuizing. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat er medische redenen waren voor de verhuizing die niet tijdig zijn gemeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde verhuiskostenvergoeding en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , het college

(gemachtigden: mr. B. van Dijk en mr. C. Dudent).

Procesverloop

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 29 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor de verhuiskostenvergoeding terecht heeft geweigerd. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft lichamelijke en psychische beperkingen. Eiser is daarbij beperkt in zijn mobiliteit. Eiser is een paar jaar geleden naar [plaats] verhuisd. Eiser durfde vanwege zijn beperkingen in [plaats] niet naar buiten en reisde daarom steeds met het openbaar vervoer naar [woonplaats] om daar boodschappen te doen, de apotheek, de huisarts en de reumatoloog te bezoeken. Eiser kon hierdoor niet volledig participeren in [plaats] . Doordat de participatie in de gemeente [plaats] niet lukte, heeft eiser in samenspraak met de huisarts en begeleiders vanuit Kwintes besloten (terug) te verhuizen naar de gemeente [woonplaats] .
5. Op 29 juni 2023 heeft eiser zijn verhuisplannen per e-mail met zijn casemanager gedeeld. Op 10 augustus 2023 heeft eiser een aanvraag voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten bij FermWerk ingediend. Op 1 september 2023 heeft Ferm Werk aan eiser laten weten dat verhuiskosten niet vanuit de bijzondere bijstand werden vergoed en dat eiser zich, als sprake was van medische redenen, bij [informatiepunt] (Wmo) kon melden voor een verhuiskostenvergoeding. Op 4 september 2023 heeft eiser een melding bij [informatiepunt] gedaan over zijn voornemen om op 6 september 2023 te verhuizen.
Het bestreden besluit
6. De afwijzing van de aanvraag voor verhuiskostenvergoeding berust op het standpunt van het college dat eiser ten tijde van de aanvraag al was verhuisd naar de gemeente [woonplaats] . Hierdoor kon het college de noodzaak van de verhuizing niet meer vaststellen, omdat er geen onderzoek meer mogelijk was.
Het wettelijk kader
7. Het college doet bij een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zo spoedig mogelijk, of in ieder geval binnen zes weken, onderzoek naar de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen de zelfredzaamheid of participatie te verbeteren. [1]
8. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie en de problemen bij het zich handhaven in de samenleving met psychische problemen die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het hiervoor genoemde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. [2]
De melding
9. Eiser stelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat eiser al op 10 augustus 2023 van de verhuizing melding wilde doen, maar dat hij deze melding door omstandigheden die zijn te wijten aan de verschillende instanties pas op 6 september 2023 bij het juiste loket heeft kunnen doen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser te laat met zijn melding en heeft het college voldoende rekening gehouden met de door eiser gestelde omstandigheden. De rechtbank licht dit als volgt toe. Eiser heeft tijdig zijn verhuisplannen per e-mail aan zijn casemanager gestuurd. De casemanager heeft eiser vervolgens naar FermWerk verwezen, omdat niet duidelijk was dat er medische redenen aan zijn aanvraag ten grondslag lagen. Eiser stelt dat hij de medische redenen naar zijn gevoel met de casemanager heeft besproken, maar dat de casemanager niet op de hoogte was van de details rondom zijn medische situatie. Het college weerspreekt dat met de casemanager over deze medische redenen is gesproken. Eiser heeft een e-mail van een begeleider van Kwintes aan de casemanager overgelegd van 29 juli 2025, maar daaruit volgt geen medische noodzaak en een reactie van de casemanager daarop is niet gebleken. Eiser heeft hiermee onvoldoende onderbouwd dat de casemanager ervan op de hoogte was dat de medische redenen aanleiding waren voor de verhuizing. Dat eiser daarom als bijstandsgerechtigde naar Ferm Werk is doorverwezen is daarmee niet een onjuiste handelswijze. Het lag op de weg van eiser om direct al bij de casemanager te laten weten dat er medische redenen aan zijn verhuizing ten grondslag lagen. Bovendien maakte eiser al gebruik van de Wmo en was hij dus niet onbekend met de route naar [informatiepunt] voor het geval er medische redenen speelden. Eiser had zich daarom ook zelfstandig bij [informatiepunt] kunnen melden. Dat eiser vervolgens pas op 4 september 2023 bij [informatiepunt] melding doet voor de verhuizing van 6 september 2023 is dus in principe te laat.
Het onderzoek
11. Het college stelt zich op het standpunt dat de termijn tussen de melding van
4 september 2023 en de verhuizing van 6 september 2023 zodanig kort was, dat het college niet een onderzoek naar de noodzakelijkheid kon verrichten. Daarin speelt ook mee dat eiser al was verhuisd.
12. Eiser stelt dat het college nog onderzoek had kunnen doen naar de noodzaak van de verhuizing, ook als eiser al was verhuisd. Ook achteraf kan de noodzaak, adequaatheid en passendheid worden vastgesteld. Eiser wilde namelijk geen trap meer in huis, een bushalte voor de deur en niet meer van [plaats] naar [woonplaats] hoeven reizen, vanwege zijn lichamelijke en psychische beperkingen.
13. Vaststaat dat eiser te laat was met zijn melding om op dat moment een deugdelijk onderzoek te kunnen verrichten. Het college zou dan immers maar anderhalve dag hebben voor het onderzoek. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij pas in oktober de sleutels van de woning hoefde in te leveren. De rechtbank begrijpt daaruit dat eiser zich op het standpunt stelt dat het college ook na 6 september 2023 nog naar de woning had kunnen kijken. Eiser heeft het nog in het bezit hebben van zijn sleutels echter niet bij het college gemeld. Dat komt voor zijn rekening en risico, omdat het college er niet van op de hoogte is tot wanneer eiser de beschikbaarheid over de woning had. Het college heeft, in tegenstelling tot wat de gemachtigde van eiser ter zitting stelt, verder niet de bevoegdheid om voor een dergelijk onderzoek bij een volgende bewoner de woning binnen te treden.
14. Het enkele feit dat eiser al op 6 september 2023 verhuisd was, brengt echter niet zonder meer mee dat daarna de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de gevraagde verhuiskostenvergoeding in zijn geheel niet meer kan worden vastgesteld. [3] Eiser wijst in dat kader namelijk op het feit dat de omgevingsfactoren, zoals het met het openbaar vervoer moeten reizen tussen [woonplaats] en [plaats] , voor hem een rol speelden in verband met de psychische problematiek en dat hij daardoor ook lichamelijke klachten heeft ontwikkeld. Dit volgt ook uit de door eiser overgelegde medische verklaringen van het gezondheidscentrum en zijn psychiater. Naar het oordeel van de rechtbank kan het college echter in het geval van eiser ook niet achteraf de noodzaak van de verhuizing vaststellen. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van eiser dat de psychische belemmeringen de hoofdoorzaak waren van de verhuizing. Die belemmeringen kan het college slechts nog aan de hand van de stukken beoordelen, omdat van belang is dat de psychische staat van eiser op het moment van de verhuizing wordt beoordeeld en niet de psychische staat van eiser nu. De psychische staat van toen is op basis van de overgelegde stukken echter niet vast te stellen, te meer nu eiser daarover ook niet openlijk met het college, of in ieder geval zijn casemanager, wenste te spreken. Het college kan op basis van deze informatie dan ook niet meer de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de gevraagde verhuiskostenvergoeding beoordelen. Dit leidt daarom tot de conclusie dat eiser niet in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen verhuiskostenvergoeding krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2.3.2 van de Wmo en artikel 3.2 van de Nadere regels en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente [plaats] 2023.
2.Dit volgt uit artikel 2.3.5, derde en vierde lid, van de Wmo.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6485.