ECLI:NL:RBMNE:2025:4857

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
598870
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenconflict over bouwplannen en eigendomsrechten in kort geding

In deze zaak, die op 1 september 2025 werd behandeld, vorderde eiser, een buurman, een bouwstop van de door gedaagde, zijn buurman, geplande werkzaamheden voor de bouw van een kelder. Eiser stelde dat de werkzaamheden een inbreuk zouden maken op zijn eigendomsrecht, omdat gedaagde van plan was de grond onder zijn perceel te injecteren met waterglas om de kelder te kunnen bouwen. Gedaagde vorderde in reconventie het tijdelijk dulden van deze injecties en medewerking aan de realisatie van zijn bouwplan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de werkzaamheden van gedaagde een onrechtmatige inbreuk op zijn eigendomsrecht zouden opleveren. De rechter stelde vast dat gedaagde, onder bepaalde voorwaarden, het recht had om de injecties uit te voeren, zoals vastgelegd in artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek. Eiser had een spoedeisend belang bij zijn vordering, maar de rechter oordeelde dat gedaagde ook een spoedeisend belang had bij het uitvoeren van de werkzaamheden, aangezien deze al op 2 september 2025 zouden beginnen.

Uiteindelijk werden de vorderingen van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld tot het tijdelijk dulden van de waterglasinjecties. Eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gezien de urgentie van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/598870 / KG ZA 25-453 BJvd/61169
Vonnis in kort geding van 1 september 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E.H.M. Teeuw,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. O. Vermeulen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
- akte van [gedaagde sub 1] c.s. met producties 1 t/m 9,
- de akte van [eiser] met producties 9 t/m 11,
- de mondelinge behandeling van 1 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de eis in reconventie,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s..
1.2.
Gelet op het zeer spoedeisende karakter van de zaak is op 1 september 2025 een kop-staartvonnis bepaald. Hieronder volgt de nadere schriftelijke uitwerking van het kop-staartvonnis.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. en [eiser] zijn buren. [gedaagde sub 1] c.s. wil een kelder (laten) bouwen op zijn perceel. [eiser] vordert in kort geding een bouwstop van alle (voorbereidende) werkzaamheden aan de kelder. [eiser] stelt dat er met de werkzaamheden een inbreuk zal worden gemaakt op zijn eigendomsrecht, met name omdat [gedaagde sub 1] c.s. de grond onder zijn perceel wil injecteren met waterglas zodat de grond kan worden afgegraven. [gedaagde sub 1] c.s. vordert in reconventie het tijdelijk dulden van [eiser] van de waterglasinjecties en medewerking van [eiser] aan de realisatie van het bouwplan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af en oordeelt dat [eiser] de waterglasinjecties moet toestaan.

3.De beoordeling in conventie en reconventie

Het toetsingskader in kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering
3.2.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. De bouwwerkzaamheden aan de kelder starten namelijk op 2 september 2025, één dag na de mondelinge behandeling in de kort geding procedure. [eiser] stelt dat bij het starten van de werkzaamheden een inbreuk zal worden gemaakt op zijn eigendomsrecht. Omdat er een dreigende inbreuk is op het eigendomsrecht van [eiser] , kan van hem niet worden verwacht dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft ook een spoedeisend belang bij zijn vordering
3.3.
Ook [gedaagde sub 1] c.s. heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Als [gedaagde sub 1] c.s. moet wachten met het injecteren van de grond, kunnen de bouwwerkzaamheden niet (op tijd) starten en bestaat er een grote kans dat [gedaagde sub 1] c.s. schadevergoeding moet betalen aan de aannemer. Van [gedaagde sub 1] c.s. kan daarom ook niet worden verwacht dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
[eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatige inbreuk zal gaan maken op zijn eigendomsrecht
3.4.
[eiser] vordert in deze procedure [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te bevelen om alle (voortzettende en/of voorbereidende) bouwwerkzaamheden aan de kelder op of nabij zijn perceel die (dreigen te) leiden tot een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] door overbouw op, onder of boven het perceel van [eiser] te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende aannemelijk gemaakt door [eiser] dat [gedaagde sub 1] c.s. met de bouw van de kelder een onrechtmatige inbreuk zal gaan maken op het eigendomsrecht van [eiser] en dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. De voorzieningenrechter legt hieronder uit waarom.
3.5.
In zijn dagvaarding stelt [eiser] dat er met het injecteren van de grond onder zijn perceel inbreuk zal worden gemaakt op zijn eigendomsrecht, omdat het onder zijn perceel gebeurt (a). Ter zitting heeft [eiser] dit nog nader toegelicht en aangevuld met de volgende argumenten:
Aan de buitenzijde van zijn kelder zit een isolatielaag. Deze zal [gedaagde sub 1] c.s. verwijderen, want op de tekeningen is de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. direct tegen de kelder van [eiser] getekend. De tekeningen die [gedaagde sub 1] c.s. bij de aanvraag van de vergunning voor de kelder heeft toegevoegd, kloppen iet. Op die tekeningen is namelijk niet te zien dat er nog een isolatielaag om de kelder van [eiser] zit, terwijl dat volgens [eiser] wel zo is;
De fundering van de kelder van [eiser] steekt voor een deel uit op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s.. Over de gehele lengte zal de bestaande fundering van zijn kelder worden afgezaagd en ingekort;
De constructie van [gedaagde sub 1] c.s. maakt gebruik van beton-op-beton bouw, wat geluidshinder zal veroorzaken;
De kelderwand en de woonkamerwand van [eiser] worden gebruikt als achterwand voor de betonstorting. Dit kan niet zonder te boren in zijn muren en daarvoor heeft hij geen toestemming gegeven;
Voor de bouw van de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. zal zijn perceel moeten worden betreden en hij heeft hiervoor geen toestemming gegeven.
De voorzieningenrechter zal hieronder elk van de argumenten van [eiser] bespreken en uitleggen waarom dit niet kan leiden tot een toewijzing van zijn vordering.
[gedaagde sub 1] c.s. mag injecteerlichamen aanbrengen (a)
3.6.
Uit de wet volgt dat [eiser] kan vorderen dat het [gedaagde sub 1] c.s. verboden wordt werkzaamheden te verrichten waarmee inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] . [1] Eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. [2] Het staat de rechthebbende (onder bepaalde voorwaarden) vrij om met uitsluiting van een ieder gebruik te maken van de zaak. Een ander mag daar dus in principe geen gebruik van maken. [3] De bevoegdheid van de eigenaar om grond te gebruiken omvat ok de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte. [4] Als uitgangspunt geldt dus dat [eiser] zich met recht op het standpunt kan stellen dat [gedaagde sub 1] c.s. niet werkzaamheden onder zijn huis, in zijn grond, mag verrichten.
3.7.
Maar, wet voorziet in een uitzonderingssituatie waarin [gedaagde sub 1] c.s. toch gebruik mag maken van de grond van [eiser] . [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat [eiser] de injecties op zijn perceel toch moet toelaten vanwege de noodzaak van [gedaagde sub 1] c.s. tot het tijdelijke gebruik hiervan. Volgens de wet gelden hiervoor een wel aantal vereisten. [5] Deze worden hieronder besproken.
-
Noodzaak tot tijdelijk gebruik voor werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak
3.7.1.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft toegelicht dat de waterglasinjecties nodig zijn om grond te kunnen afgraven voor het realiseren van de kelder en het injecteerlichaam dat daardoor ontstaat tijdelijk is. De injecties zorgen ervoor dat de ruimte tussen de zandkorrels in de grond wordt opgevuld en een harde verticale laag (het injecteerlichaam) ontstaat, waarna de grond veilig en lijnrecht kan worden afgegraven op de erfgrens. Een andere manier om de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. af te graven is er niet, omdat er geen ruimte is om bijvoorbeeld damplanken in te slaan. De injecties zijn dus noodzakelijk. Het gebruik is ook tijdelijk. Na een paar maanden lost het injecteerlichaam vanzelf op door het verschil met de pH-waardes in de grond.
-
Behoorlijke kennisgeving aan [eiser] en de verplichting van [gedaagde sub 1] c.s. tot schadeloosstelling van [eiser]
3.7.2.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiser] vanaf de start van het maken van de bouwplannen in november 2024 op de hoogte gehouden van de bouwplannen. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] laten weten dat hij de eventuele schade die [eiser] zal lijden door de bouw van de kelder zal vergoeden. Om die eventuele schade vast te kunnen stellen heeft [gedaagde sub 1] c.s. ook aangeboden een bouwkundige opname bij [eiser] te laten doen voorafgaand aan de werkzaamheden. [eiser] heeft dit aanbod afgeslagen. De mogelijke gevolgen daarvan komen voor zijn rekening en risico.
-
[eiser] heeft geen zwaarwegende redenen voor weigering of uitstel
3.7.3.
[eiser] stelt dat met het aanbrengen van de injecteerlichamen de grond wordt verzet, waardoor de grond mogelijk instabiel zal worden en schade kan ontstaan aan de woning van [eiser] . Dat is door [gedaagde sub 1] c.s. onderbouwd weersproken. De grond wordt volgens [gedaagde sub 1] c.s. niet verzet of verplaatst. De lege ruimtes in de grond worden alleen onder lichte druk opgevuld. De zorgen van [eiser] over de stabiliteit van de grond zijn verder onvoldoende aannemelijk gemaakt of onderbouwd en kunnen daarom geen zwaarwegende reden opleveren voor weigering of uitstel van de injecteerlichamen. De voorzieningenrechter heeft goed gehoord dat [eiser] vindt dat het één niet zonder het ander kan bestaan, maar het bezwaar tegen het injecteren zelf heeft [eiser] niet (voldoende) toegelicht. Dat er met de injecties schade zou ontstaan is ook niet duidelijk geworden. [gedaagde sub 1] c.s. heeft juist onderbouwd dat dit een hele veilige en veelgebruikte manier van bouwen is. De gemeente heeft bij de vergunningverlening de methode van bouwen laten toetsen door een extern bureau, waarbij ook is gekeken naar het gebruikmaking van waterglasinjecties. [eiser] heeft daar niets tegenover gesteld.
3.7.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldaan is aan alle vereisten van artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek. [eiser] moet daarom toestaan dat [gedaagde sub 1] c.s. de injecteerlichamen onder zijn perceel inbrengt. Van een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] is geen sprake.
Aantasting van een isolatielaag om de kelder van [eiser] is niet aannemelijk (b)
3.8.
[eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een isolatielaag om zijn kelder heen zit. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de bouwtekeningen van de kelder van [eiser] opgevraagd bij de aannemer die destijds de kelder heeft gebouwd. Op die tekeningen is geen isolatielaag te zien. [eiser] stelt dat de tekeningen zoals [gedaagde sub 1] c.s. deze heeft overgelegd niet overeenkomen met de werkelijkheid, maar [eiser] heeft ter onderbouwing van deze stelling geen stukken overgelegd en in een kort geding procedure is geen ruimte voor bewijslevering. Daarom is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat er een isolatielaag zit om de kelder van [eiser] en dat [gedaagde sub 1] c.s. deze isolatielaag zal aantasten met de bouw van zijn kelder.
De gestelde werkzaamheden aan de fundering van [eiser] kunnen niet leiden tot toewijzing van de vordering (c)
3.9.
De vordering van [eiser] in deze procedure is zo geformuleerd dat deze alleen ziet op werkzaamheden die leiden tot een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] door overbouw op, onder of boven het perceel van [eiser] . De voorzieningenrechter begrijpt uit de toelichting van [eiser] over het afzagen van de fundering dat het gaat om het deel van de fundering dat zich bevindt onder het perceel van [gedaagde sub 1] c.s.. Hierbij is dus geen sprake van overbouw op, onder of boven het perceel van [eiser] . Op basis van het petitum kan dit argument geen rol spelen voor de toewijzing van de vordering van [eiser] .
3.10.
Los van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat met de werkzaamheden aan de fundering inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] wordt gemaakt. [eiser] stelt niet op welke manier er inbreuk wordt gemaakt op zijn eigendomsrecht, aangezien het gaat om het deel van de fundering dat op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. ligt en niet op zijn eigen perceel. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat hij alleen op zijn eigen perceel de fundering zal afzagen of inkorten en dus niet op het perceel van [eiser] .
3.11.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn zorgen geuit over de veiligheid van de constructie van zijn huis bij het zagen in de bestaande fundering, maar ook dat is door [gedaagde sub 1] c.s. gemotiveerd weersproken. [gedaagde sub 1] c.s. heeft onderbouwd dat als er een deel van de bestaande fundering wordt ingekort of weggezaagd, de fundering zal worden aangevuld of overgenomen door de wand van de nieuwe kelder. [eiser] heeft zijn zorgen verder niet onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat er daadwerkelijk negatieve gevolgen zijn voor de bestaande constructie van zijn huis.
De gestelde beton-op-betonbouw en gevreesde geluidsoverlast daardoor, kunnen niet leiden tot toewijzing van de vordering (d)
3.12.
[eiser] heeft niet toegelicht hoe het argument dat sprake is van beton-op-betonbouw kan leiden tot toewijzing van de vordering tot het staken van werkzaamheden die leiden tot een inbreuk op het eigendomsrecht van eiser door overbouw op, onder of boven het perceel van eiser. Op basis van het petitum kan ook dit argument daarom geen rol spelen voor de toewijzing van de vordering van [eiser] .
3.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is ook niet aannemelijk geworden dat er met de beton-op-betonbouw sprake zal zijn van geluidsoverlast. [eiser] heeft dit niet onderbouwd. [gedaagde sub 1] c.s. betwist dit en heeft daar tegenover gesteld dat de betonnen muur die de kelders van partijen scheiden uiteindelijk 45 centimeter dik zal worden en dat het heel onwaarschijnlijk is dat daar geluid doorheen komt. Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat indien toch sprake zal zijn van geluidsoverlast, er een voorzetwand geplaatst zal worden om dit tegen te gaan.
Boren in de wanden van [eiser] voor betonstorting is niet aannemelijk geworden (e)
3.14.
Volgens [eiser] moet er voor de betonstorting van de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. worden geboord in zijn wanden en zal dit een inbreuk op zijn eigendomsrecht opleveren. De voorzieningenrechter gaat hier niet in mee. [eiser] heeft namelijk niet onderbouwd waarom het storten van het beton niet zou kunnen zonder te boren in zijn muren. Op de tekeningen van [gedaagde sub 1] c.s. is ook niet aangegeven dat er in de wanden van [eiser] zal worden geboord. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling namens [gedaagde sub 1] c.s. betwist dat het
noodzakelijkis om te boren voor de betonstorting.
Feitelijke betreding van het perceel van [eiser] is niet aannemelijk geworden (f)
3.15.
[eiser] heeft de stelling dat zijn perceel moet worden betreden om de werkzaamheden aan de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. uit te voeren op geen enkele manier onderbouwd. [gedaagde sub 1] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat hij of het bouwpersoneel het perceel van [eiser] zal gaan betreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 1] c.s. het perceel van [eiser] zal betreden voor de werkzaamheden en dus ook niet dat daarmee inbreuk zal worden gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] .
De vordering van [eiser] wordt afgewezen
3.16.
Gelet op het bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure de vordering van [eiser] zal worden toegewezen. Dat betekent dat er geen bevel wordt gegeven tot een bouwstop.
De vordering van [gedaagde sub 1] c.s. wordt (deels) toegewezen
3.17.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert in reconventie veroordeling van [eiser] tot medewerking aan de realisatie van het bouwplan voor de kelder van [gedaagde sub 1] c.s. en daarmee tot het tijdelijk dulden van het injecteren van waterglas in de bodem van het perceel van [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet duidelijk gemaakt waaruit de handeling van [eiser] zou moeten bestaan voor het meewerken aan de realisatie van het bouwplan voor de kelder. Daarom zal alleen het deel van de vordering dat ziet op het dulden van het injecteerlichaam worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als opgenomen in de beslissing.
[eiser] moet de proceskosten in conventie en reconventie betalen
3.18.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en reconventie betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] cs. worden in conventie begroot op:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.577,00
3.19.
De proceskosten van [gedaagde sub 1] cs. worden in reconventie begroot op:
- salaris advocaat
553,50
(factor 0,5 × 1.107,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
692,50
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.20.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. De werkzaamheden aan de kelder starten namelijk al op 2 september 2025 en [gedaagde sub 1] c.s. heeft er een groot belang bij dat de werkzaamheden kunnen starten. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.577,00 (bestaande uit € 331,00 aan griffierecht, € 1.107,00 aan salaris gemachtigde en € 139,00 aan nakosten), te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
4.3.
veroordeelt [eiser] tot het tijdelijk dulden ex artikel 5:56 BW van het injecteren van waterglas in de bodem van het perceel [adres] ,
4.4.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde sub 1] cs. een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordeling onder punt 4.3 voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
4.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 692,50, (bestaande uit € 553,50 aan salaris gemachtigde en € 139,00 euro aan nakosten) te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
4.7.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 tot en met 4.5 en 4.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 5:1 lid 1 BW.
3.Artikel 5:1 lid 2 BW.
4.Artikel 5:21 lid 1 BW.
5.Artikel 5:56 BW.