ECLI:NL:RBMNE:2025:4863

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
16/006374-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Utrecht met zware gevolgen voor slachtoffers

Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 7 januari 2024 in Utrecht, waar de verdachte samen met een ander slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toebracht, waaronder een gebroken kaak en jukbeen, en [slachtoffer 2] mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] door hem meermalen op het hoofd te stompen terwijl hij weerloos op de grond lag. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaarwegend genoeg om een forse straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/006374-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1993] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. V. Boelhouwers;
  • de advocaat van de verdachte: mr. R.P. van der Graaf;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer 1] ;
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 1] : mr. A.J. Admiraal;
  • de benadeelde partij: [slachtoffer 2] ;
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 2] : mr. N. Bastiaans.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt, na wijziging van de tenlastelegging, de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
primair:
op 7 januari 2024 in Utrecht samen met een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak, een gebroken jukbeen, afgebroken/uitgeslagen tanden, een (zware) hersenschudding, zwelling/bloeduitstortingen in het gezicht) aan [slachtoffer 1] heeft toegebracht;
subsidiair:
op 7 januari 2024 in Utrecht samen met een ander [slachtoffer 1] heeft mishandeld waardoor zwaar lichamelijk letsel (het letsel onder primair beschreven) bij hem is ontstaan;
feit 2
primair:
op 7 januari 2024 in Utrecht openlijk en in vereniging geweld (duwen, vastpakken, slaan/stompen, schoppen/trappen) heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ;
subsidiair:
op 7 januari 2024 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door in haar gezicht/tegen haar hoofd te slaan/stompen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van feit 1 primair en van feit 2. Daartoe zijn door de verdediging verschillende verweren over het bewijs gevoerd. Deze worden, voor zover van belang voor de beoordeling, hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1 primair en feit 2 primair.
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 primair en 2 primair zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
Ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 1] :
De verklaring van de verdachte op de zitting:
Ik heb op de beelden gezien dat ik op 7 januari 2024 in Utrecht [slachtoffer 1] op het hoofd sloeg. [2]
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 januari 2023 (
de rechtbank begrijpt: 7 januari 2024) waren twee jongens in Utrecht direct op zoek naar de confrontatie. Toen begonnen er twee jongens die echt voorop liepen actief te duwen. [3] Vervolgens word ik geduwd. Verdachte 1 komt vervolgens in volle vaart op mij af en begint direct als een bezetene op allerlei manieren op mij in te slaan. Dit was uitsluitend op mijn hoofd. Ik kwam eigenlijk direct op de grond terecht. Voor ik het door had focuste hij zich weer op mij en begon weer vol op mijn hoofd in te beuken. Dit deed hij met zijn vuisten. Ik ben op een gegeven moment out gegaan en kwam pas bij in de ambulance. Volgens mij ben ik tijdens het inslaan op mijn hoofd van verdachte 1 ook nog een aantal keer geschopt door verdachte 2. Ik lig nu in het ziekenhuis. Ik word straks geopereerd. Mijn kaak is gebroken. Ik kan mijn tanden niet meer op elkaar zetten, zo scheef staat mijn kaak. Ik mis ook een tand. Ook heb ik diverse zwellingen en bloeduitstortingen in mijn gezicht. [4]
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] geduwd werd. Ze hadden het echt op hem gemunt. Ik geloof dat dit door verdachte 2 werd gedaan. Ik zag dat verdachte 1 op [slachtoffer 1] afliep en als een bezetene op hem in begon te slaan. Ik zag dat verdachte 1 hem constant tegen zijn hoofd aan sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn balans verloor en dat verdachte 1 op hem dook. ik zag dat hij met zijn rechtervuist op het gezicht van [slachtoffer 1] bleef in slaan. Ik zag dat verdachte 1 niet op hield met het slaan in op het hoofd van [slachtoffer 1] . [5]
Een ontslagbrief Mondziekten-, Kaak- en Aangezichtchirurgie:
CT en conclusie:
Os zygomafractuur rechts zonder dislocatie
Mandibulafractuur paramediaanlinks en Collum rechts met dislocatie
Hematomen gelaat beiderzijds
Behandeling:
Operatie onder algehele anesthesie dd 7-1-24:
Open repositie en fixatie paramediane corpus mandibulae fractuur
Intermaxillilaire elastiektractie tbv collum fractuur
Zygomafractuur conservatief. [6]
Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2024, inhoudend de tekst van een e-mailbericht van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Zoals telefonisch besproken een overzicht van mijn letsel en de behandelingen en klachten die ik daaraan heb overgehouden.
Letsel:
Drie breuken in kaak en aangezicht
2 breuken in de kaak (1x midden onder en 1x kaakkop rechts, 1x in het jukbeen
rechts). De breuk van de onderkaak ging gepaard met een zichtbare verschuiving van
tanden.
Ik ben met spoed geopereerd aan de breuken in de kaak. (Twee chirurgische platen zijn
via de binnenkant van het tandvlees aangebracht om de breuk in de onderkaak vast te
zetten (platen blijven permanent zitten), verder zijn er 7 schroeven in de mond
aangebracht om de breuk in de kaakkop te fixeren (deze zijn na 6 weken door de
kaakchirurg verwijderd). Gevolg van deze operatie was dat ik zes weken vloeibaar
voedsel heb moeten innemen.
Mijn tanden/kiezen zijn helaas niet meer teruggekomen in de oorspronkelijke stand,
waardoor verdere behandeling door tandarts en orthodontist noodzakelijk is. Volledig
herstel is helaas niet gegarandeerd.
Ik ben verder gediagnosticeerd met een hersenschudding.
Ik ben onder behandeling bij een tandarts vanwege zenuwbeschadiging van een aantal
ondertanden en kiezen
Ik ben onder behandeling bij een orthodontist vanwege permanente verschuiving van
tanden en kiezen met als gevolg dat het gebit niet meer goed kan sluiten (geen
sluitende beet). De behandeling bestaat in ieder geval uit 14 maanden beugel, het
verwijderen van 4 verstandskiezen en bijschaven van een aantal tanden om de nodige
ruimte voor de correctie te creëren.
Ik ben onder behandeling bij een fysiotherapeut (1x in de 2 weken) om klachten aan
(kauw)spieren in het aangezicht te verminderen (klachten bestaan uit pijn en
beursheid bij kauwen, gapen, lachen, de mond ver openen). [7]
Ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2 primair):
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 januari 2024 zag ik dat verdachte 1 omhoog kwam en zich omdraaide. Ik zag dat hij met rechts een vuist maakte en naar achter haalde. Ik zag dat zijn vuist steeds dichter bij mijn gezicht kwam. Ik voelde een harde klap tegen mijn linkerzijkant van mijn hoofd. [8]
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag nog dat verdachte 1 vol een vuistslag in [slachtoffer 2] haar gezicht gaf. [9]
Debrief van de huisartsenpost van 7 januari 2024 (bijlage bij de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] ):
Klein hematoom lateraal wenkbrauw links. Hematomen-, wonden-. Elleboog links: hematoom bovenarm. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, opzet had op het al dan niet in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit blijkt dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel vindt de rechtbank bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van de verdachte, het meermalen met kracht naar beneden gericht stompen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] terwijl hij weerloos op de verharde straat ligt, een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenis waardoor zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] is veroorzaakt. Ook is aannemelijk geworden dat het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedragingen van de verdachte is veroorzaakt, nu die gedragingen naar hun aard geschikt zijn om dat gevolg teweeg te brengen.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Het onder feit 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] door de mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel wordt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de medische informatie volgt dat [slachtoffer 1] twee breuken in de kaak en een breuk in het rechter jukbeen heeft opgelopen als gevolg van het geweld. [slachtoffer 1] is met spoed geopereerd aan de breuken in de kaak waarbij twee chirurgische platen zijn aangebracht om de kaak vast te zetten, die permanent blijven zitten. Verder heeft de chirurg zeven schroeven aangebracht om de breuk in de kaakkop te fixeren. Deze schroeven zijn na zes weken door de kaakchirurg verwijderd. [slachtoffer 1] heeft gedurende zes weken vloeibaar voedsel moeten eten.
Als gevolg van de breuken in de kaak zijn de tanden en kiezen van [slachtoffer 1] niet teruggekomen in de oorspronkelijke stand, waardoor hij geen sluitende beet meer had. Hiervoor is [slachtoffer 1] behandeld door een tandarts en een orthodontist. Om ruimte te maken voor de correctie moesten vier verstandskiezen worden verwijderd. [slachtoffer 1] heeft veertien maanden lang een beugel moeten dragen. Ook heeft [slachtoffer 1] fysiotherapie moeten volgen om klachten in de (kauw)spieren te verminderen. Verder heeft [slachtoffer 1] een zenuwbeschadiging opgelopen aan een aantal ondertanden en kiezen, waarvoor hij door de tandarts is behandeld. Onzeker is of [slachtoffer 1] volledig zal herstellen van dit letsel.
Gelet op de ernst en de aard van het letsel zoals hierboven omschreven, de noodzaak van operatief medisch ingrijpen met betrekking tot het kaakletsel, de duur van het herstel (onder andere veertien maanden lang een beugel dragen) en de onzekerheid van volledig herstel van de zenuwbeschadiging, is naar oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Partiële vrijspraak van medeplegen van zware mishandeling
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het medeplegen van zware mishandeling, nu de medeverdachte wordt vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van feit 2 primair
Openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van het openlijk en in vereniging plegen van geweld moet vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de groep gepleegde geweld. Is dat het geval, dan is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde geweld.
Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van feit 1 primair, staat vast dat verdachte met zijn handelen een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldpleging. De verdachte heeft namelijk [slachtoffer 1] geduwd en heeft hem met kracht meermalen op zijn hoofd geslagen/gestompt. De rechtbank stelt verder vast dat uit de bewijsmiddelen ook blijkt dat [slachtoffer 2] op een bepaald moment in de geweldsexplosie in haar gezicht is geslagen. Dit stelt de rechtbank vast op basis van de verklaringen van de aangevers en de medische verklaring van de huisartsenpost van 7 januari 2025.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging jegens zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] .
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Feit 1
Primair
op 7 januari 2024 te Utrecht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op meerdere plekken gebroken kaak en een gebroken jukbeen en een uitgeslagen tand en een hersenschudding en zwellingen/bloeduitstortingen in het gelaat van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht, door
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, meerdere malen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan;
en
Feit 2
Primair
op 7 januari 2024 te Utrecht, openlijk, te weten aan de Oudegrachtin vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 2] tegen haar gezicht/hoofd te slaan/stompen en
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor hij ten val kwam en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, meerdere malen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieSamenloop
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair verklaart de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen. Die bewezenverklaarde handelingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. In die zin is sprake van (gedeeltelijke) eendaadse samenloop tussen beide feiten.
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
(gedeeltelijke) eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:
zware mishandeling;
en
feit 2 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
4.2
Strafbaarheid feiten en de verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 122 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft twee jonge kinderen, is gestopt met het drinken van alcohol, wil graag weer aan het werk en heeft zijn leven goed op de rit. Verder voert de advocaat aan dat de verdachte zijn verantwoordelijk heeft genomen en zijn excuses heeft aangeboden. De advocaat is van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de situatie zoals die nu is. Een taakstraf zou meer passend zijn.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft samen met de medeverdachte na het uitgaan zonder een aanwijsbare aanleiding fors geweld gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Aangever [slachtoffer 1] is geduwd, op straat gevallen en heeft vervolgens meerdere rake klappen in zijn gezicht gekregen. Ook is hij tegen zijn lichaam geschopt, terwijl hij op de grond lag. Op de camerabeelden is te zien dat aangever [slachtoffer 1] weerloos op straat lag toen de verdachte hem meermalen hard tegen zijn hoofd stompte en de medeverdachte hem tegen zijn lichaam trapte. Aangever [slachtoffer 2] is tijdens dit geweld in haar gezicht geslagen.
De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangevers. [slachtoffer 1] heeft door het geweld zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een kaakbreuk op twee plekken, een breuk in zijn jukbeen, zenuwbeschadiging aan de ondertanden en kiezen en een hersenschudding. Ook [slachtoffer 2] heeft door het geweld lichamelijk letsel opgelopen, namelijk bloeduitstortingen en een hersenschudding.
Het is bekend dat slachtoffers van zulk gewelds zich nog langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en nadelige psychische gevolgen van het geweld kunnen ondervinden. Dat het geweld ook in dit geval een grote nadelige psychische impact heeft gehad blijkt wel uit de verklaring van [slachtoffer 2] op de zitting en de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen. Verder veroorzaakt dit soort geweld gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij hen die daarvan getuige zijn. Op de camerabeelden is te zien dat omstanders getuige zijn geweest van het geweld. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank kijkt ook naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het strafblad van de verdachte van 18 april 2025 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
Uit het reclasseringsrapport van 21 augustus 2025 blijkt dat de verdachte zijn leven relatief goed op orde heeft. De verdachte lijkt zich bewust te zijn van de gevolgen van zijn gedrag en heeft een goede band met zijn dochter en zijn ex-partner. Bovendien onderneemt de verdachte stappen om een opleiding tot stukadoor te starten.
Hoewel de reclassering het recidiverisico inschat als gemiddeld, wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de verdachte in het afgelopen jaar goed aan zichzelf heeft gewerkt. De reclassering ziet op dit moment geen noodzaak voor reclasseringsbemoeienis.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. De rechtbank zoekt onder meer aansluiting bij de oriëntatiepunten voor zware mishandeling en voor openlijke geweldpleging, gelet op het samenstel van de bewezenverklaarde feiten. Het oriëntatiepunt voor zware mishandeling gaat uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en de oriëntatiepunten voor openlijke geweldpleging lopen uiteen van een taakstraf van 60 uur tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.
De rechtbank vindt het in dit geval niet passend om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en zijn schuldbewuste houding. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, omdat alleen een taakstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt. De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte een aanzienlijk grotere rol heeft gehad in het geweld dan zijn medeverdachte. De rechtbank is verder van oordeel dat sprake is van (een gedeeltelijke) eendaadse samenloop.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren op. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis op.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich gesteld als benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 1]
vordert een bedrag van € 15.868,77. Dit bedrag bestaat uit € 5.868,77 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op eigen risico zorgverzekering (€ 485,-), tandartskosten (€ 285,-), kosten orthodontie (€ 2.855,36) en kosten fysiotherapie (€ 269,-). De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 10.000,- ziet op zowel lichamelijk als psychisch letsel.
Vordering [slachtoffer 2]
vordert een bedrag van € 3.604,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.404,- aan materiële schade en € 2.200,- aan immateriële schade. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op een ring (€ 410,-), oorbellen (€ 70,-), reparatiekosten telefoon (€ 49,-) en eigen risico zorgverzekering (€ 875,-)
Beide benadeelde partijen verzoeken de schadevergoeding te verhogen met de wettelijke rente. Daarnaast verzoeken zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn medeverdachte.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevraagd beide vorderingen volledig en hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
Vordering van [slachtoffer 1]
De advocaat van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de materiële schade niet wordt betwist. De advocaat van de verdachte verzoekt om het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
Vordering van [slachtoffer 2]
De advocaat van de verdachte stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op het verzoek om vrijspraak van feit 2. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de materiële schadeposten van de ring, de oorbellen en de reparatiekosten van de telefoon moeten worden afgewezen of dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ook verzoekt de advocaat van de verdachte om het toe te wijzen bedrag ten aanzien van het eigen risico te matigen naar € 577,-. De advocaat van de verdachte verzoekt daarnaast om het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade sterk te matigen, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde rechtstreekse schade hebben geleden.
Vordering van [slachtoffer 1]
Met betrekking tot de materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële schade dat alle schadeposten, namelijk het eigen risico van de zorgverzekering (€ 485,-), de tandartskosten (€259,41), de kosten voor de orthodontist (€ 4.855,36) en de kosten voor fysiotherapie (€ 269,-), het rechtstreekse gevolg zijn geweest van het bewezenverklaarde en voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd. De rechtbank zal de gevraagde materiële schade van € 5.868,77 daarom volledig toewijzen.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij om die reden dus recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade. De benadeelde partij kampt tot op de dag van vandaag met de fysieke gevolgen van was er is gebeurd. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft hij twee breuken in de kaak en een breuk in het rechter jukbeen opgelopen. De benadeelde partij is geopereerd en heeft zes weken vloeibaar voedsel moeten eten. Verder is hij gedurende lange tijd onder behandeling geweest bij een fysiotherapeut, orthodontist en tandarts. Ook heeft de benadeelde partij als gevolg van het incident een hersenschudding, meerdere blauwe plekken en een opengespleten bovenlip opgelopen. Bovendien heeft de benadeelde partij zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog vanwege trauma-gerelateerde klachten die het gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schade en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 7.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en zal bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Naar burgerlijk recht is de verdachte met zijn mededader voor de schade hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor alle toegewezen schade.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van
€ 5.868,77materiële schade en
€ 7.000,-aan immateriële schade voor rekening van de verdachte komt en dus voor toewijzing in aanmerking komt. In totaal wijst de rechtbank een bedrag van
€ 12.686,77toe
.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Voor zover de rechtbank de vordering toewijst, zal zij het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade: 25 augustus 2025.
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de ingangsdatum van de wettelijke rente ten aanzien van het eigen risico uit van de datum van het indienen van de vordering, omdat uit de stukken niet blijkt wanneer het eigen risico bij de benadeelde partij is gefactureerd. Gelet op de hoeveelheid verschillende behandelingen die [slachtoffer 1] op verschillende momenten heeft moeten ondergaan, stelt de rechtbank ook ten aanzien van die schadeposten de ingangsdatum van de wettelijke rente vast op de datum van het indienen van de vordering.
Vordering van [slachtoffer 2]
Met betrekking tot de materiële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële schade dat alle schadeposten, te weten eigen risico zorgverzekering (€ 875,-), ring (€ 410,-), oorbellen (€ 70,-) en telefooncamera (€ 49,-), het rechtstreekse gevolg zijn geweest van het bewezenverklaarde en voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal daarom de gevraagde materiële schade van € 1.404,- volledig toewijzen.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat zij om die reden dus recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde een hersenschudding en bloeduitstortingen opgelopen. Als gevolg van de hersenschudding heeft de benadeelde partij haar werk als redacteur bij de televisie verspreid over enkele maanden moeten opbouwen, omdat zij het licht van de bewegende beelden niet verdroeg. Bovendien heeft zij zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog vanwege trauma-gerelateerde klachten die het gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. Ze heeft meerdere EMDR-sessies, exposuretherapie en cognitieve gedragstherapie ondergaan.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schade en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en zal bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Naar burgerlijk recht is de verdachte met zijn mededader voor de schade hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de verdachte samen met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor alle toegewezen schadebedragen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een bedrag van aan
€ 1.404,-materiële schade en
€ 1.500,-aan immateriële schade voor rekening van de verdachte komt en dus voor toewijzing in aanmerking komt. In totaal wijst de rechtbank een bedrag van
€ 2.904,-toe
.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Voor zover de rechtbank de vordering toewijst, zal zij het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade:

eigen risico zorgverzekering (€ 875,-): 22 augustus 2025;

ring (€ 410,-), oorbellen (€ 70,-) en telefooncamera (€ 49,-): 7 januari 2024.
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de ingangsdatum van de wettelijke rente ten aanzien van het eigen risico uit van de datum van het indienen van de vordering, nu uit de stukken niet blijkt wanneer het eigen risico bij de benadeelde partij is gefactureerd.
Vorderingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd. Deze maatregel houdt de verplichting tot betaling van het toegewezen bedrag aan de Staat in, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data zoals hierboven vermeld, tot de dag van volledige betaling.
Als door de verdachte niet wordt betaald, wordt deze verplichting aangevuld met het bijbehorende aantal dagen gijzeling zoals vermeld in het dictum, waarbij toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte feiten 1 primair en 2 primair heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
120 (honderdtwintig) dagen
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
118 (honderdachttien) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd zodat de verdachte niet naar de gevangenis hoeft, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uur;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair en feit 2 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 12.686,77, bestaande uit € 5.868,77 aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade: 25 augustus 2025;
tot de dag van de algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 12.686,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade: 25 augustus 2025
tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 98 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partijen dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.904,- bestaande uit
€ 1.404,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade:

eigen risico zorgverzekering (€ 875,-): 22 augustus 2025;

ring (€ 410,-), oorbellen (€70,-) en telefooncamera (€ 49,-): 7 januari 2024;
tot de dag van de algehele voldoening;
- verklaart voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.904,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- immateriële schade: 7 januari 2024;
- materiële schade:

eigen risico zorgverzekering (€ 875,-): 22 augustus 2025;

ring (€ 410,-), oorbellen (€70,-) en telefooncamera (€ 49,-): 7 januari 2024;
tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 39 dagen gijzeling.
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. M.J. Terstegge en S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. S.D. Pronk en M.A. van Loon, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plekken) gebroken kaak en/of een gebroken jukbeen en/of één of meerdere
(af)gebroken/uitgeslagen tanden en/of een (zware) hersenschudding en/of een of meerdere zwellingen/bloeduitstortingen in het gelaat, althans op het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor hij ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, een of meerdere malen op het hoofd en/of de buik en/of de benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan en/of
- een of meerdere malen tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor hij ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, een of meerdere malen op het hoofd en/of de buik en/of de benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan en/of
- een of meerdere malen tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plekken) gebroken kaak en/of een gebroken jukbeen en/of één of meerdere (af)gebroken/uitgeslagen tanden en/of een (zware) hersenschudding en/of een of meerdere zwellingen/bloeduitstortingen in het gelaat, althans op het lichaam van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Utrecht, openlijk, te weten aan de Oudegracht, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 2] aan te spreken en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] er niet langs te laten en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen tegen haar gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor hij ten val kwam en/of
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt, een of meerdere malen op het hoofd en/of de buik en/of de benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan en/of
- een of meerdere malen tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar één of meerdere malen tegen haar gezicht/hoofd althans het lichaam te slaan/stompen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024006855, doorgenummerd pagina 1 tot en met 134. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.De verklaring van de verdachte op de zitting van 27 augustus 2025.
3.Pagina 9.
4.Pagina 10.
5.Pagina 34.
6.Pagina 17.
7.Het proces-verbaal van bevindingen genummerd PL0900-2024006703-31, losbladig.
8.Pagina 34.
9.Pagina 10.
10.Pagina 12 van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] van 22 augustus 2025.