ECLI:NL:RBMNE:2025:487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/4671
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kadastrale grensvaststelling en de rechtsgevolgen van een niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar

In deze zaak heeft eiser een perceel gekocht met voorlopige kadastrale grenzen. De verweerder, de Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers, heeft in een brief van 1 december 2022 aangegeven dat hij afziet van de vaststelling van de noord- en westgrens van het perceel van eiser, omdat de tussengrens tussen het perceel van eiser en dat van zijn buurman niet definitief kon worden aangewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het beroep gegrond is, omdat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt het besluit van 18 augustus 2023, maar laat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand, omdat de gronden van het beroep zich richtten tegen een brief die niet als besluit kan worden aangemerkt. Eiser's verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en verweerder moet het griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en

Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers, verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft een perceel gekocht met zogenoemde voorlopige kadastrale grenzen. Verweerder heeft de taak grenzen vast te stellen in het kader van de Basisregistratie Kadaster (BRK).
1.1.
In een brief van 1 december 2022 heeft verweerder eiser geïnformeerd dat hij afziet van de vaststelling van de noord- en westgrens van het perceel van eiser. De tussengrens tussen het perceel van eiser en het perceel van zijn buurman kon door deze partijen namelijk niet definitief worden aangewezen. Verweerder heeft op die dag de voorlopige grens omgezet naar een zogenoemde administratieve grens.
1.2.
Op 14 juli 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 18 augustus 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser
niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
Eiser heeft op 31 december 2024 aanvullende stukken ingediend. Eiser heeft daarbij ook een schadevergoedingsvordering ingesteld.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de bewaarder in hoedanigheid van mr. L.A.M. Meijerink.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de gronden van het beroep gericht zijn tegen de tussengrens van de brief van 1 december 2022 en dit geen besluit is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond en besluitvorming
4. Op 29 december 2020 is door vakantiepark [naam] het perceel [perceel letter] , [adres] in [plaats 2] , aangeduid als perceel [nummer] , geleverd aan eiser en mevrouw [A] (hierna gezamenlijk: eiser en zijn partner).
5. Op diezelfde dag is door [naam] het naastliggende perceel [nummer] geleverd aan de heer [B] en mevrouw [C] (hierna gezamenlijk: de buurman). De grenzen en grootte van de percelen waren op dat moment nog voorlopig. Een voorlopige grens is een grens die door of namens partijen op de kadastrale kaart is aangegeven en nog als kadastrale grens moet worden vastgesteld (artikel 1, aanhef en onder d, van het Kadasterbesluit).
6. Het was vervolgens noodzakelijk om het perceel te meten en om een zogenoemde aanwijs, een aanwijzing van een grens tussen percelen, te laten plaatsvinden. De resultaten van de aanwijs zijn opgenomen in het relaas van bevindingen met archiefnummer [nummer] . Op 14 september 2022 heeft een aanwijs plaatsgevonden waarbij [naam] en eiser en zijn partner aanwezig waren. De buurman is niet verschenen.
7. Op 4 november 2022 heeft een aanwijs plaatsgevonden in het bijzijn van eiser en zijn partner en de buurman. Deze partijen zijn het niet eens geworden over de tussengrens.
8. Op 23 november 2022 heeft een aanwijs plaatsgevonden in het bijzijn van [naam] , eiser en zijn partner en de buurman. Eiser en zijn partner en de buurman hebben geen overeenstemming over de tussengrens bereikt. Volgens eiser lag de grens op de voorlopige grens (op de kaart, zie pagina 3: grens [nummer] ) en volgens de buurman op een andere locatie (op de kaart: grens [nummer] ). De landmeter heeft kenbaar gemaakt dat de vaststelling van de tussengrens zou worden opgeschort en dat een GO-procedure (grensopschortende procedure) zou plaatsvinden.
Afbeelding verwijderd i.v.m. herleidbaarheid.
9. Op 1 december 2022 is de voorlopige grens die is genoemd in de leveringsakte omgezet in een administratieve grens. Dit is een grens die ambtshalve door verweerder op de kadastrale kaart is aangegeven en nog als kadastrale grens moet worden vastgesteld (artikel 1, aanhef en onder e, van het Kadasterbesluit). De landmeter heeft ervoor gekozen de administratieve grens aan te geven tussen de door eiser en zijn partner en de buurman aangewezen grenzen (op de kaart: va-grens GO). In de brief van 1 december 2022 is een kaart van de administratieve grens niet bijgevoegd. In een brief van 24 december 2022 heeft verweerder eiser ervan op de hoogte gesteld dat de zuidgrens van het perceel van eiser definitief is vastgesteld en het BRK is bijgewerkt. Als bijlage bij deze brief heeft verweerder een kaart bijgevoegd waarin de voorlopige tussengrens is opgenomen en niet de administratieve tussengrens.
10. Bij besluit van 18 augustus 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser
niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bezwaar gelezen als gericht tegen de brief van 24 december 2022 en daarbij overwogen dat eiser in zijn bezwaar alleen gronden heeft opgenomen tegen de tussengrens, terwijl die grens nog niet is vastgesteld en er daarom geen sprake was van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Is het toelaten van de ingekomen stukken in strijd met de goede procesorde?
11. De rechtbank laat de stukken van eiser van 31 december 2024 toe. Weliswaar zijn de stukken binnen de tiendagentermijn ingediend, maar niet aannemelijk is dat verweerder door de handelswijze van eiser in zijn belangen is geschaad. Het gaat om een beperkt document waarvan slechts enkele zinnen en bijlagen nieuwe informatie bevatten, namelijk de toelichting op en bijlagen van het WOZ-waardeloket en de schadevergoedingsvordering van eiser. De verdere inhoud van het document strookt met de eerdere stukken van eiser, waardoor de inhoud voor verweerder geen verrassing kon zijn. Verder is ter zitting gebleken dat verweerder voldoende in staat was om op de nieuwe informatie te reageren. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het niet in strijd is met de goede procesorde om de aanvullende stukken van 31 december 2024 bij het beroep te betrekken.
Heeft eiser procesbelang?
11. Bij de kantonrechter is de tussengrens tussen het perceel van eiser en het perceel van zijn buurman via een schikking vastgesteld. Verweerder heeft zich naar aanleiding van de aanvullende stukken van eiser op het standpunt gesteld dat eiser geen zelfstandig procesbelang meer heeft, omdat eiser nu alleen nog een verzoek tot schadevergoeding doet. Volgens verweerder levert deze schadevergoedingsvordering geen zelfstandig procesbelang op, waardoor het beroep van eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verweerder onderbouwt dit standpunt met een beroep op een uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2323).
11. Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder aangehaalde uitspraak op deze situatie niet van toepassing. In die uitspraak is overwogen dat het uitgangspunt is dat het enkele niet vergoeden van bezwaarkosten niet langer een zelfstandig procesbelang oplevert. Nu eiser in dit geval een beroep doet op het vergoeden van schade en niet van bezwaarkosten, levert dit op zichzelf dus een zelfstandig procesbelang op. Voor zover is bedoeld te stellen dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming, mag een dergelijke stelling op voorhand niet onaannemelijk zijn. Eiser heeft stukken ter onderbouwing overgelegd en gesteld dat er schade is geleden, zodat het beroep ontvankelijk is.
Is de beslissing op bezwaar onrechtmatig?
14. Eiser stelt dat hij schade heeft geleden, onder meer doordat verweerder de voorlopige tussengrens heeft gewijzigd naar een administratieve grens. Toewijzing van schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste 1 aanhef en onder a, van de Awb is mogelijk als schade is geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit. De rechtbank moet daarvoor eerst beoordelen of er een onrechtmatig besluit is aan te wijzen dat de door eiser gestelde schade kan hebben veroorzaakt.
15. In de beslissing op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte opgevat als een bezwaarschrift tegen de brief van verweerder van 24 december 2022. Die brief ziet op de zuidgrens van het perceel van eiser. Hoewel eiser in zijn bezwaarschrift melding maakt van de brief van 24 december 2022 en verwijst naar de daarin opgenomen kadastrale kaart, is het evident dat zijn bezwaar zich niet richt tegen deze brief. Het bezwaar is inhoudelijk alleen gericht tegen de (administratieve) tussengrens en niet tegen de zuidgrens. Over de zuidgrens spreekt eiser zich in het geheel niet uit. Verweerder had het bezwaar van eiser dus moeten opvatten als een bezwaar tegen de brief van 1 december 2022 waarin de west- en noordgrens administratief zijn vastgelegd. Verweerder heeft het bezwaar dus niet niet-ontvankelijk mogen verklaren op de grond dat de gronden zich niet richten tegen de brief van 24 december 2022 maar had de brief van 1 december 2022 moeten beoordelen. Dit betekent dat het besluit van 18 augustus 2023 onrechtmatig is. Dit besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten.

Is de brief van 1 december 2022 aan te merken als besluit?

16. Nu niet de inhoud van de brief van 24 december 2022 in geschil is, maar de inhoud van de brief van 1 december 2022, is het de vraag of die laatste brief is aan te merken als een besluit. Op grond van artikel 8:88, eerste lid aanhef en onder a, van de Awb komt alleen schade die het gevolg is van een onrechtmatig besluit voor vergoeding in aanmerking. Het moet dan gaan om een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is de brief van 1 december 2022 niet aan te merken als besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid aanhef en onder a, van de Awb. Verweerder moet de BRK bijwerken en dat wordt bijhouding genoemd. Een bijhouding heeft te gelden als een besluit. [1] Van een bijhouding is in dit geval alleen geen sprake. Juist als belanghebbenden niet de benodigde (onderling tegenstrijdige) inlichtingen verschaffen, wordt de bijhouding namelijk niet vervolgd. Eiser en de buurman zijn op dat moment niet tot een gezamenlijke vaststelling van de tussengrens gekomen, waardoor de vaststelling van een grens is opgeschort en er geen bijhouding van een definitieve grens heeft plaatsgevonden. Door de omzetting van de voorlopige grens naar de administratieve grens worden bovendien geen rechten, plichten, bevoegdheden of juridische status gecreëerd of teniet gedaan. Eiser heeft gesteld dat de omzetting externe werking zou hebben en verwijst daarbij naar een kaart van het WOZ-waardeloket als derde-partij. Op die kaart is het onderscheid tussen een administratieve grens en een definitieve grens niet goed zichtbaar. Op die kaart staat echter vermeld dat aan de WOZ-waarden en overige gegevens in het loket geen rechten kunnen worden ontleend. Tijdens de zitting heeft verweerder bovendien uitgelegd dat derden bij verweerder de oorspronkelijke kaart kunnen opvragen. Bij het opvragen van de kaart bij verweerder is zichtbaar dat de tussengrens als administratief is aangemerkt. Hierdoor is van een externe werking van de kaart geen sprake. Bovendien heeft zowel de voorlopige- als de administratieve grens nog geen juridische status, omdat deze grenzen nog definitief moeten worden vastgesteld. Dit betekent dat er aan de omzetting van de voorlopige grens naar de administratieve grens geen rechtsgevolg is verbonden en dat er daardoor geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
18. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de vaststelling van de administratieve grens. Reeds om die reden wordt het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond, omdat verweerder op onjuiste gronden het bezwaar
niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De gronden van het beroep zijn namelijk gericht tegen de brief van 1 december 2022 en dit is geen besluit. Dit betekent verder dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijst.
19. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Nu eiser in persoon heeft geprocedeerd, bestaat er geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 augustus 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat de bewaarder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:39.