Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 augustus 2025;
- de brief van de vader, met een verzoek tot digitale deelname, van 25 augustus 2025;
- de mail van de moeder, met een verzoek tot digitale deelname, van 26 augustus 2025.
- de moeder (via een videoverbinding);
- de vader (via een videoverbinding), met zijn advocaat;
- [A] namens de GI.
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De standpuntenHet standpunt van de vader
Het standpunt van de moeder
5.De beoordeling
5.6. De kinderrechter overweegt dat, gezien de huidige onzekerheid over de strafrechtelijke uitkomst, het noodzakelijk is een vangnet te behouden voor [minderjarige] . Voor na zijn verblijf in de JJI is er nog geen passende vervolgplek beschikbaar. Hoewel de vader heeft gezegd bereid te zijn om [minderjarige] thuis op te vangen, acht de kinderrechter een terugplaatsing vóór [minderjarige] ’ achttiende verjaardag niet haalbaar en niet in zijn belang. Het (fysieke) contact met zijn ouders is nog beperkt en [minderjarige] heeft behoefte aan een stabiel en veilig behandelklimaat. Ambulante zorg blijkt ontoereikend, terwijl er nog geen intensieve behandelomgeving is gevonden die aansluit bij zijn complexe zorgvraag.De situatie wordt verder bemoeilijkt omdat het CIZ weigert een WLZ-indicatie af te geven en de afwijzing van aanmeldingen bij gespecialiseerde instellingen, waaronder Trajectum, ondanks het advies van het NIFP. Ook is de noodzakelijke diagnostiek voor herbeoordeling en gerichte behandeling nog niet afgerond, wat leidt tot verdere vertraging. De verlenging is, gelet op het voorgaande, van belang om [minderjarige] te beschermen, zijn ontwikkeling te stimuleren en hem een toekomstperspectief te bieden. Het maakt het mogelijk om te blijven zoeken naar een passende, veilige en stabiele behandelplek.
5.7. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing daarom tot de meerderjarigheid van [minderjarige] , met als uitdrukkelijke overweging dat deze als vangnet fungeert voor het geval geen plaatsing in een behandelsetting mogelijk blijkt vóór zijn achttiende verjaardag, en dat het strafrechtelijk traject voorrang heeft.
6.De beslissing
7 maart 2026;
7 maart 2026;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.