ECLI:NL:RBMNE:2025:4885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
598085
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe zorgbehoeften

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hier aangeduid als [minderjarige], behandeld. De kinderrechter heeft op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd tot zijn meerderjarigheid, en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens wordt verlengd. De kinderrechter stelt vast dat de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds geldig is, ondanks de gelijktijdige toepassing van voorlopige hechtenis. De kinderrechter benadrukt dat een strafrechtelijke plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (JJI) niet de civielrechtelijke machtiging tot uithuisplaatsing vervangt.

De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt en heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in overweging genomen. De ouders hebben beiden hun steun uitgesproken voor de verzoeken van de GI, waarbij de vader zijn zorgen uitspreekt over de afwijzing van eerdere behandelplekken en de moeder de noodzaak van passende zorg benadrukt. De kinderrechter concludeert dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling en bescherming van [minderjarige], gezien zijn complexe zorgbehoeften en de huidige instabiele gezinssituatie.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/598085 / JE RK 25/1264
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, de GI,
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
advocaat: mr. M. van Gemert.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
[de vader], de vader,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat M.S. Krol.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 augustus 2025;
  • de brief van de vader, met een verzoek tot digitale deelname, van 25 augustus 2025;
  • de mail van de moeder, met een verzoek tot digitale deelname, van 26 augustus 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (via een videoverbinding);
  • de vader (via een videoverbinding), met zijn advocaat;
  • [A] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om met de rechter te praten.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 31 augustus 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van 31 augustus 2022 tot 31 augustus 2023. Daarna is de ondertoezichtstelling steeds verlengd. Voor het laatst tot 31 augustus 2025.
2.3.
Bij beschikking van 14 december 2022 heeft de kinderrechter voor [minderjarige] een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 14 december 2022 tot 14 maart 2023. Die is daarna verlengd tot 14 juni 2023.
2.4.
Bij beschikking van 13 juni 2023 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 13 juni 2023 tot 31 augustus 2023. Die is daarna verlengd tot 31 augustus 20224.
2.5.
Bij beschikking van 9 augustus 2024 heeft de kinderrechter op verzoek van de GI een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, te weten tot 23 augustus 2024.
2.6.
Bij beschikking van 13 augustus 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 31 augustus 2025.
2.7.
Bij beschikking van 25 maart 2025 heeft de kinderrechter Stichting Samen Veilig Midden-Nederland als gecertificeerde instelling vervangen door de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
2.8.
[minderjarige] verbleef vanaf 9 augustus 2024 bij een gesloten groep van [instelling] in [plaats] .
2.9.
[minderjarige] zit sinds januari 2025 in preventieve hechtenis en verblijft in een justitiële jeugdinrichting (JJI);

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot de meerderjarigheid van [minderjarige] . Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , residentieel, tot de meerderjarigheid van [minderjarige] . De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Voor de onderbouwing van het verzoek verwijst de kinderrechter naar het ingediende verzoekschrift.

4.De standpuntenHet standpunt van de vader

4.1.
De vader ondersteunt de verzoeken van de GI. Volgens hem heeft [minderjarige] langdurige behandeling en begeleiding nodig, in een stabiele en passende omgeving zonder steeds wisselende behandelaren. De vader is kritisch over de afwijzing bij Trajectum. Die afwijzing is vooral gebaseerd op de leeftijd van [minderjarige] , terwijl de vader juist vindt dat Trajectum de beste plek is gezien zijn complexe zorgbehoefte. Hij vreest dat het gebrek aan geschikte plekken kan leiden tot zwaardere strafrechtelijke maatregelen, wat hij onwenselijk vindt. Volgens hem is het gedrag van [minderjarige] mede ontstaan door slechte eerdere hulpverlening. Daarom dringt hij aan op een snelle zoektocht naar een passende oplossing. De vader geeft aan dat [minderjarige] altijd welkom is om thuis te komen wonen, al ziet hij in dat dit waarschijnlijk niet de meest geschikte plek voor hem is.
Het standpunt van de moeder
4.2.
De moeder is het eens met de verzoeken van de GI en vindt een verlenging van de maatregelen nodig om passende hulp voor [minderjarige] te realiseren. De moeder ervaart de situatie als complex en het lukt haar niet zelf de juiste zorg te regelen. De moeder is bezorgd over mogelijke zwaardere strafrechtelijke maatregelen doordat er nog geen behandelplek is, en vindt dat dit het vertrouwen van [minderjarige] in het systeem schaadt. Haar wens is dat [minderjarige] goede en stabiele zorg krijgt voor een betere toekomst. De moeder staat open voor alle opties die in het belang van [minderjarige] zijn, ook een eventuele plaatsing bij vader, zolang er maar goede begeleiding en perspectief is.
Het standpunt van [minderjarige]
4.3.
zelf staat, zoals te lezen in het verzoekschrift, achter de verzoeken van de GI en begrijpt dat terugkeer naar huis nu niet kan. Hij wil graag meer vrijheid in de toekomst en wil aan zichzelf werken via werk en therapie. Hij is kritisch over eerdere behandelplaatsen en voelt zich niet op zijn plek bij Trajectum. Binnen de JJI voelt hij zich niet altijd begrepen, maar hij heeft vertrouwen in zijn mentor. [minderjarige] benadrukt het belang van duidelijkheid over zijn toekomst en wil niet te lang in een instelling blijven.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot zijn meerderjarigheid. Ook zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen tot zijn meerderjarigheid. De kinderrechter legt uit hieronder waarom hij deze beslissingen neemt.
De motivering
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De verlenging van de ondertoezichtstelling
5.3.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] is een zeventienjarige jongen met een licht verstandelijke beperking, ADHD, kenmerken van een autismespectrumstoornis en problemen in emotieregulatie. Deze combinatie leidt tot een beperkt zelfinzicht, verkeerde interpretaties van situaties en impulsief gedrag, wat hem kwetsbaar en beïnvloedbaar maakt. Daarnaast verkeert hij in een langdurig instabiele gezinssituatie met conflicten en wisselend contact tussen [minderjarige] en de ouders, wat onvoldoende veiligheid en structuur biedt om zijn ontwikkeling te ondersteunen.
5.4.
[minderjarige] wordt nu strafrechtelijk vervolgd en zit in verband daarmee sinds januari 2025 in voorlopige hechtenis in een jeugdinrichting (JJI). Ondanks het feit dat hij juridisch als first offender geldt, is er sprake van meerdere eerdere grensoverschrijdende gedragingen. [minderjarige] ’ gedrag binnen de JJI is rustig, maar hij heeft weinig vertrouwen in de hulpverlening.
5.5.
De kinderrechter stelt vast dat er overeenstemming bestaat over de noodzaak van een verlenging van de ondertoezichtstelling, gelet op de lopende strafrechtelijke procedure, de complexe gezinsdynamiek en de noodzaak van voortdurende monitoring en begeleiding. Zonder verlenging ontbreekt namelijk de noodzakelijke juridische basis voor voortzetting van intensieve zorg, diagnostiek en begeleiding richting zelfstandigheid. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen tot de meerderjarigheid van [minderjarige] , te weten [geboortedag] 2026.
De verlenging van de uithuisplaatsing5.5. De kinderrechter merkt op dat hij het verzoek van de GI opvat als een verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] . Het is de kinderrechter namelijk niet gebleken dat deze inmiddels is beëindigd.
5.6.
De kinderrechter stelt vast dat de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing daadwerkelijk ten uitvoer is en wordt gelegd en geldig blijft tot 31 augustus 2025. Er is geen besluit genomen tot beëindiging daarvan. Inmiddels wordt er gelijktijdig voorlopige hechtenis toegepast, maar dat betekent niet dat de machtiging tot uithuisplaatsing daarmee formeel haar rechtskracht heeft verloren. Een strafrechtelijke plaatsing in een JJI vervangt of beëindigt de civielrechtelijke machtiging namelijk niet, ook niet na verloop van drie maanden. De tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis of een ander strafrechtelijke sanctie of maatregel heeft slechts voorrang boven de tenuitvoerlegging van de machtiging uithuisplaatsing. In de strafzaak is onduidelijk of een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel wordt opgelegd. Ook is onzeker hoe lang de voorlopige hechtenis blijft voortduren. Op het moment dat het strafrechtelijk kader (plotseling) eindigt, dient de lopende machtiging uithuisplaatsing als vangnet zodat er geen gat valt in de hulpverlening aan [minderjarige] .
5.6. De kinderrechter overweegt dat, gezien de huidige onzekerheid over de strafrechtelijke uitkomst, het noodzakelijk is een vangnet te behouden voor [minderjarige] . Voor na zijn verblijf in de JJI is er nog geen passende vervolgplek beschikbaar. Hoewel de vader heeft gezegd bereid te zijn om [minderjarige] thuis op te vangen, acht de kinderrechter een terugplaatsing vóór [minderjarige] ’ achttiende verjaardag niet haalbaar en niet in zijn belang. Het (fysieke) contact met zijn ouders is nog beperkt en [minderjarige] heeft behoefte aan een stabiel en veilig behandelklimaat. Ambulante zorg blijkt ontoereikend, terwijl er nog geen intensieve behandelomgeving is gevonden die aansluit bij zijn complexe zorgvraag.De situatie wordt verder bemoeilijkt omdat het CIZ weigert een WLZ-indicatie af te geven en de afwijzing van aanmeldingen bij gespecialiseerde instellingen, waaronder Trajectum, ondanks het advies van het NIFP. Ook is de noodzakelijke diagnostiek voor herbeoordeling en gerichte behandeling nog niet afgerond, wat leidt tot verdere vertraging. De verlenging is, gelet op het voorgaande, van belang om [minderjarige] te beschermen, zijn ontwikkeling te stimuleren en hem een toekomstperspectief te bieden. Het maakt het mogelijk om te blijven zoeken naar een passende, veilige en stabiele behandelplek.
5.7. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing daarom tot de meerderjarigheid van [minderjarige] , met als uitdrukkelijke overweging dat deze als vangnet fungeert voor het geval geen plaatsing in een behandelsetting mogelijk blijkt vóór zijn achttiende verjaardag, en dat het strafrechtelijk traject voorrang heeft.
Uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot
7 maart 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder van [minderjarige] tot
7 maart 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025 door mr. M.W.J. van Elsdingen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 17 september 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.