ECLI:NL:RBMNE:2025:4886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
596258
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en psychische problemen van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], in het kader van de zorg voor hun ontwikkeling en veiligheid. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van een jaar, waarbij de moeder van de kinderen, die zelf met ernstige psychische problemen kampt, betrokken is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake is van een ernstige bedreiging van hun ontwikkeling, terwijl voor [minderjarige 3] momenteel geen aantoonbare ontwikkelingsbedreiging is. De moeder heeft erkend dat er zorgen zijn, maar heeft moeite met de gedwongen hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen, terwijl het verzoek voor [minderjarige 3] is afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er gewerkt moet worden aan de opvoedvaardigheden van de moeder en dat er ondersteuning moet komen voor de kinderen, met als doel hun ontwikkeling te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/596258 / JE RK 25-1056 en C/16/596273 / JE RK 25/1057 en C/16/596219 / JE RK 25/1054.
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, de Raad,
regio Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, de GI,
gevestigd in Utrecht,
[moeder], de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. van Andel.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft het verzoekschrift met bijlagen van de Raad ontvangen op 8 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [A] van de Raad;
- [B] en [C] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat zij hebben gezegd. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben alle drie een andere vader. De vaders zijn buiten beeld.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Voor een onderbouwing van het verzoek verwijst de kinderrechter naar het ingediende verzoekschrift.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder erkent dat er zorgen zijn rondom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hoewel ze moeite heeft met een gedwongen kader, begrijpt ze dat er iets moet gebeuren. De moeder staat open voor ondersteuning, maar ervaart dat die vaak niet goed van de grond komt door wisselende hulpverleners, gebrek aan continuïteit en haar beperkte belastbaarheid. De moeder voelt zich in rapportages verder niet altijd erkend in haar inzet. Wat betreft [minderjarige 3] stelt de moeder dat [minderjarige 3] geen problemen heeft en goed functioneert op de buitenschoolse opvang. De moeder verzoekt dan ook om afwijzing van het verzoek ten aanzien van [minderjarige 3] .

5.De beoordeling

De beslissing

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter zal het verzoek ten aanzien van [minderjarige 3] afwijzen. De kinderrechter legt hieronder uit waarom hij deze beslissing neemt.
De motivering
5.2.
De moeder van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kampt al langere tijd met ernstige psychische problemen, waaronder anorexia nervosa, depressieve klachten en mogelijk borderline- of PTSS-diagnostiek, die haar draagkracht sterk beperken. De moeder heeft zelf te maken met een belast verleden, waaronder seksueel misbruik, wat haar vertrouwen in anderen ernstig heeft aangetast. Dit heeft ook invloed op de kinderen, vooral in hun houding ten opzichte van mannen. Er is al geruime tijd geen contact met de verschillende vaders, wat bij de kinderen vragen oproept die door moeder niet altijd op een neutrale manier worden beantwoord. Hierdoor is zij bovendien emotioneel minder beschikbaar voor haar kinderen en raakt zij snel overbelast en ontregeld, waarvan de kinderen de gevolgen ondervinden. Deze onrust zorgt ervoor dat de kinderen vaak zelf moeten inschatten hoe het met de moeder gaat, wat een ongezonde druk op hen legt en niet past bij hun leeftijd. Toch zijn er bij de kinderen verschillen in de mate van ontwikkelingsbedreiging.
5.3.
[minderjarige 1] is een meisje dat al geruime tijd (sinds oktober 2022) niet meer naar school gaat. Zij heeft weinig sociale contacten, toont sombere gevoelens en ervaart angsten. Daarnaast zijn er psychosomatische klachten zoals buikpijn en eetproblemen. De ontwikkeling van [minderjarige 1] is aantoonbaar gestagneerd, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Zij lijkt een zorgende rol op zich te nemen binnen het gezin, wat duidt op mogelijke parentificatie. De noodzakelijke behandeling is tot op heden niet van de grond gekomen, mede doordat moeder niet in staat of bereid is om [minderjarige 1] te begeleiden naar therapie. De kinderrechter stelt vast dat haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat noodzakelijke hulp in een vrijwillig kader onvoldoende van de grond komt.
5.4. Bij [minderjarige 2] zijn eveneens zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling. Hoewel hij wel naar school gaat, ervaart [minderjarige 2] moeilijkheden in de omgang met andere kinderen, mede door eerdere pestervaringen en de spanning rondom de overstap naar de middelbare school. Hij is, net als zijn zus, betrokken bij volwassenenzaken, zoals informatie over een zorgmelding. [minderjarige 2] toont signalen van overbelasting en spanning als gevolg van de thuissituatie. Gelet op de context waarin hij opgroeit, de ervaren spanningen en de bestaande zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, is de kinderrechter van oordeel dat ook bij [minderjarige 2] sprake is van een ernstige bedreiging in zijn ontwikkeling, waarvoor ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
5.4.
Bij [minderjarige 3] zijn momenteel geen concrete kindeigen problematieken geconstateerd. Zij gaat drie dagen per week naar de buitenschoolse opvang (BSO) en lijkt zich goed te ontwikkelen. De Raad erkent dat er nog geen sprake is van een daadwerkelijke bedreiging van haar ontwikkeling, maar wijst op de risicofactoren die voortkomen uit het gezinsklimaat. De kinderrechter acht het aannemelijk dat [minderjarige 3] indirect beïnvloed wordt door de gezinsproblematiek, maar ten aanzien van haar geldt momenteel geen aantoonbare, ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter acht het verder aannemelijk dat ondersteuning die wordt geboden aan [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en moeder, ook ten goede zal komen aan [minderjarige 3] . De kinderrechter zal [minderjarige 3] daarom niet onder toezicht stellen. Mocht de situatie wijzigen, dan kan de Raad altijd een nieuw verzoek indienen.
5.5.
De kinderrechter stelt vast dat de moeder door haar psychische problematiek op dit moment onvoldoende in staat is om zelfstandig en duurzaam de verantwoordelijkheid te dragen voor de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Vrijwillige hulpverlening heeft in de afgelopen periode niet tot structurele verbetering geleid. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk om de inzet van passende en volhoudbare hulpverlening te waarborgen en moeder te ondersteunen bij het maken van opvoedbeslissingen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.6.
Binnen het kader van de ondertoezichtstelling moet gericht worden gewerkt aan het versterken van moeders opvoedvaardigheden, met name in het bieden van structuur, het stellen van grenzen en het adequaat reageren op de behoeften van haar kinderen. Daarnaast is het van belang dat er een duidelijk handelingsplan komt voor situaties waarin de moeder psychisch ontregeld raakt. [minderjarige 1] heeft specialistische behandeling nodig voor haar angstklachten en begeleiding bij het hervatten van een passende daginvulling en het opbouwen van sociale contacten. Voor [minderjarige 2] ligt de focus op het ondersteunen bij het reguleren van emoties en het voorbereiden op de overgang naar de middelbare school. Het bestaande netwerk rond het gezin moet actief betrokken blijven bij deze ondersteuning. Voor de moeder is verder intensieve psychiatrische behandeling noodzakelijk, waaronder mogelijk een kortdurende opname gericht op het instellen van medicatie. Daarnaast is gezinsgerichte begeleiding – inclusief psycho-educatie voor de kinderen – wenselijk om de stabiliteit in het gezin te vergroten en de draagkracht van de moeder te versterken. Indien nodig kan aanvullende ondersteuning zoals een KOPP-training worden ingezet.
5.7.
Het komende jaar wordt daarom gewerkt aan, samengevat, de volgende doelen:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen rekenen op een moeder die kan zien wat de kinderen van haar nodig hebben en die daar passend op kan aansluiten. Het lukt moeder om de kinderen aan te sturen en te begrenzen;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weten wat ze kunnen doen als moeder in een crisis belandt;
  • [minderjarige 1] heeft meer controle over haar angsten;
  • [minderjarige 1] heeft een passende dagbesteding en kan contact aangaan met leeftijdsgenoten;
  • [minderjarige 2] kan zijn emoties op een gezonde manier uiten en contact aangaan met leeftijdsgenoten;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen er op rekenen dat vragen over hun afstamming op een passende manier worden beantwoord.
Uitvoerbaar bij voorraad4.10. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[minderjarige 1] en [minderjarige 2]onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 27 augustus 2025
tot 27 augustus 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het verzoek van de GI ten aanzien van [minderjarige 3] af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025 door mr. M.W.J. van Elsdingen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C. A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 17 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.