In deze zaak gaat het om een werknemer die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, Fietsvoordeelshop, vanwege vermeende betrokkenheid bij hackpogingen op de systemen van het bedrijf. De werknemer, hierna te noemen [eiser], heeft een bodemprocedure aangespannen om het ontslag te vernietigen en eist in een kort geding voorlopige wedertewerkstelling en betaling van zijn loon vanaf de datum van ontslag. De kantonrechter heeft op 16 september 2025 uitspraak gedaan in deze kort geding procedure. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de reden voor het ontslag op staande voet overtuigend heeft onderbouwd. De werknemer was op de avond van 5 juni 2025 alleen op kantoor en er zijn hackpogingen gedaan op de systemen van de werkgever. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de werknemer onschuldig is aan de beschuldigingen en heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen. De werknemer moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 949,00, inclusief wettelijke rente. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in ontslagzaken en de rol van de rechter in kort geding procedures.