ECLI:NL:RBMNE:2025:4908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
563094
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en zorgregeling voor minderjarige kinderen in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de erkenning van de vader van [minderjarige 1] vernietigd, omdat hij niet de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zorgregeling zal zijn tussen de vader en [minderjarige 1] en dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de moeder zal zijn. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld voor [minderjarige 2], waarbij hij om de veertien dagen bij de vader verblijft en de vakanties gelijkelijk tussen de ouders worden verdeeld. De rechtbank heeft de taak van de bijzondere curator beëindigd en de ouders opgedragen om hun eigen proceskosten te betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor de vernietiging van de erkenning, die pas kan worden uitgevoerd nadat deze onherroepelijk is. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Almere
zaaknummer: C/16/551654 / FL RK 23-103
Beschikking van 7 augustus 2025
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. I.M.G. Maste,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F. Gül.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de beschikking van 7 april 2023 gewijzigd, voor wat betreft de zorgregeling voor [minderjarige 1] , en bepaalt dat er tussen de vader en [minderjarige 1] voorlopig geen zorgregeling zal zijn. De beslissing over de hoofdverblijfplaats, het gezag, de definitieve zorgregeling en de vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] door de vader is aangehouden in afwachting van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad, ontvangen op 26 maart 2025;
  • het bericht van de moeder van 28 april 2025.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 3 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [A] namens de Raad.
1.4.
De rechtbank heeft niet aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Deze procedure heeft betrekking op de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats 1] (Belgie);
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] .
2.2.
Voor de overige vaststaande feiten en het voorafgaande procesverloop verwijst de rechtbank naar de beschikkingen van: 7 april 2023, december 2023 en 9 oktober 2024.

3.De beoordeling

Vernietiging van de erkenning
3.1.
In het kader van de vernietiging van de erkenning zal de rechtbank spreken over de heer [de vader] in plaats van de vader.
Ontvankelijkheid
3.2.
Op grond van de wet kan een kind tijdens zijn of haar minderjarigheid een verzoek doen tot vernietiging van de erkenning als de erkenner niet zijn of haar biologische vader is. [1] [minderjarige 1] is op dit moment zes jaar en dat betekent dat de rechtbank de bijzondere curator ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige 1] door de heer [de vader] .
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator toewijzen en de erkenning van [minderjarige 1] door de heer [de vader] vernietigen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.4.
Tussen de moeder en de heer [de vader] staat vast dat de heer [de vader] niet de biologische vader is van [minderjarige 1] . Het uitgangspunt van de wetgever is dat het afstammingsrecht zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn met de biologische werkelijkheid. Tijdens de zitting heeft de heer [de vader] verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen de vernietiging van de erkenning, omdat hij het beste wil voor [minderjarige 1] . Samen met de bijzondere curator en de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] is om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. De rechtbank zal daarom de erkenning van [minderjarige 1] door de heer [de vader] vernietigen. Dit betekent dat de onjuiste gegevens op de geboorteakte van [minderjarige 1] worden aangepast.
3.5.
Door toewijzing van het verzoek van de bijzondere curator, zal [minderjarige 1] straks nog maar één juridische ouder hebben (te weten de moeder). Hierdoor zal het gezamenlijk gezag automatisch komen te vervallen, waardoor de ouders ook geen belang meer hebben bij een beslissing van de rechtbank op de overige verzoeken over [minderjarige 1] . De rechtbank zal de griffier verzoeken het gezagsregister aan te passen, zodra de beslissing van de rechtbank over de vernietiging van de erkenning is verwerkt op de geboorteakte en in het BRP van [minderjarige 1] . [2]
3.6.
Tijdens de zitting heeft de bijzondere curator toegelicht dat het abrupt stopzetten van het contact tussen de heer [de vader] en [minderjarige 1] schadelijk kan zijn voor de verdere ontwikkeling van [minderjarige 1] . De Rechtbank en de Raad onderschrijven deze zorgen. De rechtbank wil de moeder daarom op het hart drukken om deze zorgen met haar therapeut te bespreken en te kijken of [minderjarige 1] wellicht behoefte heeft aan een vorm van afhechting van zijn band met de heer [de vader] , bijvoorbeeld door middel van een gesprek waarbij hij vragen kan stellen aan de heer [de vader] .
Beëindiging taak bijzondere curator
3.7.
Nu de rechtbank een eindbeslissing over de vernietiging van de erkenning zal nemen, is vertegenwoordiging van [minderjarige 1] door de bijzondere curator niet meer nodig. De rechtbank zal daarom de benoeming van de bijzondere curator beëindigen.
Hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2]
3.8.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de moeder bepalen, omdat hij voornamelijk bij de moeder verblijft. De vader heeft daartegen geen verweer gevoerd.
Het gezag over [minderjarige 2]
3.9.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder over het gezag afwijzen en hierna uitleggen waarom.
3.10.
Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen, ook als zij uit elkaar zijn. De rechtbank kan anders beslissen als er een gevaar is dat het kind klem of verloren raakt of als blijkt dat de uitoefening van het gezamenlijk gezag anderzijds niet in het belang van het kind zal zijn. [3] De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van het uitgangspunt af te wijken. Wat door de moeder is gesteld over de verstoorde communicatie tussen de ouders, is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende om het gezag van de vader te beëindigen. Overigens is gebleken dat het de ouders de afgelopen jaren lukt om samen uitvoering te geven aan de zorgregeling die is vastgesteld in de beschikking van 7 april 2023. Verder hebben zij in overleg afspraken gemaakt over de vakanties en feestdagen. Er is dus wel enige vorm van communicatie mogelijk. Hoewel de rechtbank, net als de Raad, van oordeel is dat de communicatie tussen de ouders beter kan, is er niet gebleken dat er nu een gevaar bestaat dat [minderjarige 2] klem of verloren raakt, dan wel dat het gezamenlijk gezag anderzijds niet in zijn belang is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen en wil de ouders meegeven om zich aan te melden voor het SCHIP-traject, zoals door de Raad is geadviseerd. [minderjarige 2] is namelijk nog maar vier jaar oud en de ouders zullen nog vele jaren invulling moeten geven aan hun taak als ouders van [minderjarige 2] en daarvoor met elkaar moeten communiceren.
De zorgregeling
3.11.
Sinds de beschikking van 7 april 2023 lukt het de ouders om op de juiste wijze uitvoering te geven aan de zorgregeling voor [minderjarige 2] . Tijdens de zitting hebben de ouders verteld dat zij tevreden zijn over deze zorgregeling en dat deze regeling kan worden vastgelegd als definitieve zorgregeling. Voor de woensdag heeft de vader gevraagd om het tijdstip van terugbrengen te wijzigen naar 19.30 uur, zodat hij iets meer tijd heeft om met [minderjarige 2] te eten. De moeder heeft hiermee ingestemd, onder de voorwaarde dat de vader [minderjarige 2] doucht, zodat zij hem direct naar bed kan brengen.
3.12.
Gelet op de overeenstemming tussen de ouders zal de rechtbank als definitieve zorgregeling bepalen dat:
  • [minderjarige 2] één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot maandag naar school/ kinderopvang bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige 2] vrijdags vóór 18.00 uur ophaalt en hem zondags om uiterlijk 18.30 uur terugbrengt bij opa (moederszijde);
  • [minderjarige 2] iedere woensdagmiddag bij de vader verblijft, waarbij de vader hem uiterlijk om 15.00 uur ophaalt bij school/kinderopvang en hem uiterlijk om 19.30 uur terugbrengt bij opa (moederszijde). [minderjarige 2] is dan gedoucht en klaar voor bed;
De vakantieregeling
3.13.
De ouders zijn het eens over de verdeling van de vakanties en feestdagen, met uitzondering van de zomervakantie. Ten aanzien van de zomervakantie zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige 2] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijft en de laatste drie weken bij de vader. In de oneven jaren draait deze regeling om en verblijft [minderjarige 2] de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.14.
De moeder wil het liefst dat [minderjarige 2] elk jaar de laatste drie weken van de zomervakantie bij haar verblijft, in verband met haar verjaardag. De vader heeft toegelicht dat hij de drie weken in de zomervakantie graag elk jaar wil wisselen, omdat hij [minderjarige 2] ook na de vakantie naar school wil brengen. De rechtbank is van oordeel dat een wisseling van de weken het meest in het belang is van [minderjarige 2] , omdat hij op deze manier om het jaar de verjaardag van de moeder bij de moeder kan vieren en in het andere jaar door de vader naar school kan worden gebracht. Beide situaties zijn voor [minderjarige 2] van belang, dus het is fair als dit gelijkelijk over de ouders wordt verdeeld.
3.15.
Voor de overige vakanties en feestdagen, wijst de rechtbank (in overeenstemming met de wens van de ouders) het verzoek van de moeder toe. In aanvulling hierop hebben de ouders tijdens de zitting afgesproken dat [minderjarige 2] tijdens de vakanties één keer per week zal videobellen met de ouder waarbij hij op dat moment niet verblijft. De ouder bij wie [minderjarige 2] wel verblijft, zal de andere ouder op de woensdagavond om 19.00 uur videobellen via Teams.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.16.
De rechtbank zal de beslissing gedeeltelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De vernietiging van de erkenning kan de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is.
De kosten van deze procedure
3.17.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [minderjarige 2] voortaan zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
4.2.
stelt tussen de vader en [minderjarige 2] de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige 2] verblijft één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot maandag naar school/ kinderopvang bij de vader, waarbij de vader [minderjarige 2] vrijdags vóór 18.00 uur ophaalt en hem zondags om uiterlijk 18.30 uur terugbrengt bij opa (moederszijde);
  • [minderjarige 2] verblijft iedere woensdagmiddag bij de vader, waarbij de vader hem uiterlijk om 15.00 uur ophaalt bij school/kinderopvang en hem uiterlijk om 19.30 uur terugbrengt bij opa (moederszijde). [minderjarige 2] is dan gedoucht en klaar voor bed;
4.3.
bepaalt dat de vakanties bij helfte tussen de ouders worden verdeeld, waarbij [minderjarige 2] de eerste helft in de even jaren bij de vader verblijft en de tweede helft bij de moeder. In de oneven jaren vice versa. Ook de verjaardagen van [minderjarige 2] zullen de ouders verdelen, het ene jaar verblijft [minderjarige 2] bij de ene ouder en het andere jaar bij de andere ouder. Ten aanzien van de zomervakantie bepaalt de rechtbank dat [minderjarige 2] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijft en de laatste drie weken bij de vader. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 2] de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder;
4.4.
vernietigt de erkenning van:
[de vader] ,geboren op [geboortedatum 3] 1996 in [geboorteplaats 3] ,
van het kind:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ;
4.5.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Almere;
4.6.
beëindigt de taak van mr. G. Raap als bijzondere curator over [minderjarige 1] ;
4.7.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor wat betreft de vernietiging van de erkenning;
4.8.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.9.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.A. Beverwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. L.P. de Haas (teamvoorzitter, rechter) op 7 augustus 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:205 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1: 20e lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 1:253n jo. 1:251a lid 1 sub a BW.