ECLI:NL:RBMNE:2025:4914

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
16-200162-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met geweld en bedreiging

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 december 2023 in Amersfoort, waar de verdachte de aangeefster, hierna aangeduid als [slachtoffer], zou hebben verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten. De rechtbank heeft ook de impact van de verkrachting op de aangeefster in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een bedrag van € 5.659,89 heeft vastgesteld voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.200162.24 (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 2 juli 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
- verdachte;
- de advocaat van verdachte: mr. H.G.J. Ligtenberg, advocaat in Utrecht;
- de officier van justitie: mr. A. Dam;
- de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] : mr. C.H. Dijkstra, advocaat in Amersfoort.

2.TENLASTELEGGING

Samengevat beschuldigt het Openbaar Ministerie verdachte ervan dat hij op 18 december 2023 in Amersfoort [slachtoffer] heeft verkracht.
De volledige tekst van de beschuldiging (tenlastelegging) staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkrachten van [slachtoffer] .
De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde verkrachting. Het seksueel contact dat tussen aangeefster en verdachte heeft plaatsgevonden, was volgens de raadsman zonder enige vorm van dwang of geweld.
De standpunten van de raadsman worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte [verdachte] op de terechtzitting van 2 juli 2025:
Op 18 december 2023 ben ik naar haar woning gegaan
(de rechtbank begrijpt: de woning van aangeefster). Wij hebben daar seks gehad.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte]
V: Wanneer is het gebeurd?
A: 18 december 2023 tussen 09.00 uur en 12.00 uur.
V: Waar is het gebeurd?
A: In mijn woning, [adres] te [woonplaats] . [2]
V: Vertel eens alles over wat er gebeurd is?
A: Op 18 december in de ochtend stond hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte) voor de deur. Ik heb al zo vaak tegen hem gezegd dat hij niet zomaar voor me deur moest staan. Hij zei dat hij zijn zomer spullen kwam ophalen. Hij zat steeds weer aan mijn armen en mijn benen en ik riep steeds niet doen niet doen. Ik zei toen op een gegeven moment dat hij moest gaan, en toen begon hij over zijn zomerspullen. Ik ben toen naar boven gegaan. Toen wilde hij meelopen ik zei dat wil ik niet. Ik was op de slaapkamer en pakte die zomer kleding. Ik draaide me om en toen stond hij opeens achter mij. Ik schrok daar enorm van. Toen kwam hij met zijn handen zo dat hij me vast wilde pakken. Ik heb toen heel hard gegild en gesmeekt dat hij het niet wil doen. Toen duwde hij zijn hand tegen mijn mond en duwde hij mij tegen de badkamer deur en toen heeft hij mij meegenomen naar de slaapkamer. Ik hoorde hem zeggen dat hij zei 'shut up or 'i will kill you' of hij zei 'shut up or I will kick you.' Op de slaapkamer deed hij zijn broek naar beneden en toen duwde hij mijn hoofd naar beneden voor orale bevrediging, dat duurt heel kort. Hij vroeg toen of ik wilde liggen of dat we zouden staan. Ik zei nog dat ik ongesteld was. Ik heb die tampon er uitgetrokken. Ja en toen heeft hij mij verkracht. [3] Ik was echt heel heel heel erg bang. [4]
V: wat heb je geschreeuwd
A: Ik heb in het Engels geschreeuwd en gesmeekt of hij het niet wilde doen. Ik zei
please dont do this en toen deed hij zijn hand op mijn mond en zei hij shut up or i
will kill/kick you. [5]
V: Nog even terug naar het moment dat jij tegen de badkamer deur geduwd werd. Hoe
neemt hij jou mee naar de slaapkamer?
A: Hij pakte mij bij mijn arm. [6]
Opmerking slachtoffer: Ik ben toen gewoon voorovergebogen op het bed gaan leunen met mijn handen. Hij is achter me gaan staan. Toen duwde hij zijn penis in mij. Vaginaal. Hij penetreerde me echt. [7]
De bijlage bij het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
19-12-2023 08:11 - [verdachte] : Are you okay?
19-12-2023 08:13 - [slachtoffer] : Yes
19-12-2023 08:21 - [verdachte] : Is [A] in the house nog?
19-12-2023 08:22 - [slachtoffer] : Yes
19-12-2023 08:23 - [verdachte] : Oké when she is living call me please
19-12-2023 08:24 - [slachtoffer] : She is not going to school today
19-12-2023 08:25 - [verdachte] : Can you answer?
19-12-2023 08:25 - [slachtoffer] : No
19-12-2023 13:11 - [slachtoffer] : Stop calling me. I don't want to talk with you after what
happened yesterday. If you have something to say, then you can send me
a text.
19-12-2023 13:11 - [verdachte] : Oké [8]
20-12-2023 21:15 - [slachtoffer] : I told you to stop calling me. Don't call me, don't write me, just
leave me alone!
20-12-2023 21:16 - [verdachte] : You said if there is something important right?
20-12-2023 21:17 - [slachtoffer] : No, I don't want to talk with you anymore after what you did to
me
20-12-2023 21:19 - [verdachte] : Oké , i will not call you or text you anymore. I wish you good luck
20-12-2023 21:19 - [slachtoffer] : You better not call or write me anymore. And never come to my
house again
20-12-2023 21:20 - [verdachte] : Oké is goed
20-12-2023 21:22 - [slachtoffer] : You raped me! Why do you think I ever want to talk to You
again? You are sick
20-12-2023 21:28 - [slachtoffer] : You saw how scared I was and I begged you not to do it. And
you didn't stop! You put your hand over my mouth when I screamed and
you threatened me. I fucking told you I was in my period, but you didn't
care.
20-12-2023 21:29 - [slachtoffer] :1 screamed and still you didn't stop! I FUCKING HATE YOU! [9]
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Antwoord getuige [10]
V: Op 18 december 2023 belde [slachtoffer] jou op en heb je haar naar het politiebureau gebracht. Klopt dit?
A: Ja maar tussen het bellen en het brengen zat nog wel een paar uur.
V: Op welke manier benaderde ze jou?
A: Zij belde mij. Ik kon haar niet verstaan. Ze was erg aan het huilen. Ik heb moeten zeggen, "nu even rustig". "Haal diep adem en ga nu vertellen wat er is." Toen zei ze met heel veel snikken dat [verdachte] haar had verkracht.
V: Wat hoorde je aan [slachtoffer] toen ze jou belde?
A: Ik hoorde paniek.
O: Vervolgens ben jij naar [slachtoffer] toe gegaan
V: Klopt dit?
A: Ja
V: Hoe trof jij [slachtoffer] aan?
A: Ze deed open, ze heeft zich in mijn armen gestort en was alleen maar aan het huilen. We zijn samen op de bank gaan zitten en ik vroeg aan haar "vertel maar rustig, wat is er gebeurd". Eerst zei ze alleen maar, hij heeft mij verkracht, hij heeft mij verkracht. [11]
V: Hoe zou je de gemoedstoestand op dat moment van [slachtoffer] omschrijven?
A: Paniek, zenuwachtig en bang.
V: Waar bleek dat uit?
A: Omdat het een heel klein stil muisje was die naast mij zat. Ze zat te trillen als
een rietje.
V: Wat zag jij aan [slachtoffer] , kan je dat omschrijven?
A: Ik voelde paniek, ze zag er vlak en afgemat uit. Het leek of niet alles meer bij
haar binnen kwam. Ze was in zichzelf gekeerd. Ik denk in shock reactie. [12]
Het proces verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: We gingen naar boven naar de slaapkamer. Toen begon ik haar aan te raken. In het begin zei ze nee nee. [13]
4.3.2
Bewijsoverweging
Wat in deze zaak niet ter discussie staat en de rechtbank daarom als vaststaand beschouwt, is dat er op 18 december 2023 in Amersfoort seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte. In de visie van verdachte was echter, anders dan aangeefster heeft verklaard, geen sprake van geweld, bedreiging, dwang of ongewenst seksueel contact.
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Alleen een betrouwbare verklaring van een aangeefster kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Bij de beoordeling van een verklaring op haar betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Ten eerste dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
De rechtbank constateert met de verdediging dat er verschillen zitten in de verklaringen van aangeefster die zij op verschillende momenten heeft afgelegd. Dit maakt echter niet dat de verklaringen van aangeefster om die reden als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank concludeert, net als de officier van justitie, dat de verklaringen van aangeefster consistent en authentiek zijn. Aangeefster heeft op meerdere momenten, waaronder op de dag zelf tijdens het informatief gesprek en later tegenover de politie en getuige [getuige] , gedetailleerd en consistent verklaard over wat er op 18 december 2023 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Anders dan door de raadsman is aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die relatief kort na de vermeende verkrachting met aangeefster heeft gebeld en bij haar thuis is geweest, en door de Whatsapp-gesprekken tussen aangeefster en verdachte op de dagen na de vermeende verkrachting. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Volgens de verklaring van getuige [getuige] was aangeefster tijdens het telefoongesprek op 18 december 2023 hevig aan het huilen en in paniek. Toen [getuige] later die dag bij haar thuis arriveerde, stortte aangeefster zich direct in haar armen, bleef zij alleen maar huilen en vertelde zij aan [getuige] dat zij was verkracht door verdachte. [getuige] omschrijft aangeefster als paniekerig, zenuwachtig en bang. Daarnaast verklaart zij dat aangeefster trilde ‘als een rietje’ en er vlak en afgemat uitzag. Aangeefster was in zichzelf gekeerd en leek in shock te verkeren. De door getuige [getuige] kort na het incident bij aangeefster waargenomen emoties ondersteunen de verklaring van aangeefster.
Daarnaast dienen de Whatsapp-gesprekken tussen verdachte en aangeefster als steunbewijs dat er iets is voorgevallen tussen aangeefster en verdachte op 18 december 2023, dat afweek van de normale gang van zaken. Zo appt aangeefster de dag na de vermeende verkrachting dat zij niet met verdachte wil praten na wat er gisteren gebeurd is en na wat hij haar heeft aangedaan. Hierop reageert verdachte met ‘oke’. Op 20 december beschuldigt aangeefster verdachte via Whatsapp dat hij haar verkracht heeft.
Het verweer verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat aangeefster op 18 december 2023 juist seksuele avances richting hem maakte en dat er sprake was van vrijwillige seks. Daarbij heeft hij kort gezegd aangevoerd dat zij dit plan heeft bedacht om geld van hem te kunnen krijgen. Het verweer dat verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, acht de rechtbank ongeloofwaardig en vindt op geen enkele wijze steun in het dossier. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de relatie tussen verdachte en aangeefster al geruime tijd was beëindigd, en dat verdachte zelf tegenover de politie heeft verklaard dat er al tijdens hun relatie sprake was van onenigheid op seksueel gebied en dat aangeefster seks haatte.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Uit haar verklaring blijkt duidelijk dat zij niet heeft ingestemd met de seksuele handelingen en dat verdachte haar door geweld en bedreiging met geweld dwong deze te ondergaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ook zelf tegenover de politie heeft verklaard dat aangeefster op 18 december, nadat ze naar boven naar de slaapkamer waren gegaan, meerdere keren ‘nee’ heeft gezegd. Naar het oordeel van de rechtbank had voor verdachte duidelijk moeten zijn dat de aangeefster geen seksueel contact met hem wilde en dat de seksuele handelingen dus niet vrijwillig plaatsgevonden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat die seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden en sprake was van verkrachting.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op 18 december 2023 heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen en dat verdachte zich daarom schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 december 2023 in de gemeente Amersfoort
door geweld en bedreiging met geweld, te weten
- het beetpakken van een persoon genaamd [slachtoffer]
- het plaatsen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] en
- het duwen van die [slachtoffer] tegen een deur en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "Shut up or I will kill/kick you", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, en
- het duwen van het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en de vagina van die
[slachtoffer] ;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Verkrachting

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot
  • een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het hierna te noemen reclasseringsadvies van 17 juni 2025. Daarbij gaat het, zakelijk weergegeven, om een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting;
  • de oplegging van een 38v maatregel voor de duur van 3 jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . De officier van justitie heeft voorts gevorderd deze maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat er telkens één maand vervangende hechtenis zal worden toegepast als verdachte de maatregel overtreedt, met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank, indien zij tot een bewezenverklaring komt, verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de omstandigheid van geringe dwang, van echtgenoten, van culturele verschillen, en met de kwetsbare positie van verdachte in Nederland.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] en daarmee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De verkrachting vond plaats in het huis van het slachtoffer. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en misbruik gemaakt van de omstandigheden. Hij heeft niet nagedacht over de gevolgen die zijn gedragingen voor het slachtoffer zouden hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog langdurig psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Uit de spreekrechtverklaring van het slachtoffer, die door haar advocaat ter terechtzitting is voorgedragen, blijkt hoeveel impact het handelen van verdachte op het leven van het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen, geen spijt betuigd en de schuld bij het slachtoffer gelegd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte d.d. 22 april 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Verder heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 17 juni 2025, opgesteld door reclasseringswerker T. van den Berg. De reclassering schat het recidiverisico momenteel in als laag tot gemiddeld. Op dit moment worden er diverse (dynamische) risicofactoren gezien die de kans op herhaling vergroten. Zo is er onder andere sprake van een beperkt sociaal netwerk en gevoelens van eenzaamheid. Daarnaast constateren zij stereotype traditionele en seksistische denkbeelden, negatieve emotionaliteit, ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden en seksuele preoccupatie. Volgens de reclassering is behandeling gericht op het veranderen van deze factoren geïndiceerd. De reclassering adviseert daarom om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, meewerkt aan een ambulante behandeling en zich houdt aan een contactverbod met aangeefster.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend is, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor verkrachting met een beperkte mate van dwang geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden. Voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De rechtbank weegt mee dat er in deze zaak sprake is van een relatief beperkte mate van geweld, waardoor als de rechtbank kijkt naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, een straf tussen de 24 maanden en 36 maanden op zijn plaats is. In dit geval zou een gevangenisstraf van 30 maanden in beginsel passend zijn.
Naast vergelding, is een andere belangrijk doel van het opleggen van straf ook het voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan het plegen van dit soort feiten. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verdachte verplicht behandeld moet worden. Om die behandeling mogelijk te maken, zal een deel van de gevangenisstraf van 30 maanden voorwaardelijk worden opgelegd.
Gelet op de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen en ter voorkoming van recidive, acht de rechtbank een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een voorwaardelijk deel en het stellen van bijzondere voorwaarden, aangewezen en noodzakelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Daarbij legt de rechtbank, naast de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten, ook bijzondere voorwaarden op, te weten dat een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster, zoals die is opgenomen in het dictum van dit vonnis.
De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet opleggen. Volgens de tekst van dit artikel kan deze maatregel alleen worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen dat verdachte opnieuw een strafbare feiten zal plegen. Op 20 december 2023 is de scheiding uitgesproken en sindsdien is de relatie tussen verdachte en aangeefster formeel voorbij. Volgens de wijkagent is verdachte sinds het verhoor ook niet meer in beeld geweest bij de politie.
De rechtbank acht een contactverbod echter wel passend gelet op de aard en ernst van het feit en ter bescherming van het veiligheidsgevoel van aangeefster. De rechtbank zal dat contactverbod daarom opnemen als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijk op te leggen straf.
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van langer dan zes maanden oplegt, merkt de rechtbank het volgende op. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Sv, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.659,89. Dit bedrag bestaat uit € 10.000 immateriële schade en € 659,89 materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van 659,89 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 365,57 aan kosten betreffende het eigen risico van de zorgverzekering in het jaar 2023;
  • € 142,54 aan kosten betreffende het eigen risico van de zorgverzekering in het jaar 2024;
  • € 56,03 aan reiskosten om met de auto van en naar het ziekhuis te rijden;
  • € 95,75 aan kosten voor het opvragen van medische informatie bij de huisarts.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd de gehele vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij verzocht om aanzienlijke matiging van het immateriële deel van de vordering, gelet op de geschetste omstandigheden en de feitelijke gedragingen zoals die zich hebben voorgedaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 5.659,89, bestaande uit € 659,89 materiële schade en € 5.000.- aan immateriële schade. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade. Dit betekent dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade is toegebracht. De gevraagde vergoeding komt de rechtbank ook niet bovenmatig voor. Nu de verdediging de vordering voor wat betreft de materiële schade niet heeft betwist en de verschillende posten voldoende zijn onderbouwd, komen deze posten voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering voor het bedrag van € 659,89 toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aan de benadeelde partij, [slachtoffer] . Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het bewezenverklaarde op ernstige wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade.
Overigens is de rechtbank ook van oordeel dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen, gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals die blijken uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding, en bovendien in aanmerking genomen dat de aard en de ernst van de normschending en de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij in dit geval zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,00 passend.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor de rest van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente
De schade is geleden op verschillende data. Dit betekent dat het toe te wijzen bedrag van € 5.659,89 dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf:
  • 16 februari 2024 voor een bedrag van 365,57 euro
  • 16 januari 2024 voor een bedrag van 142,54 euro
  • 27 mei 2024 voor een bedrag van 56,03 euro
  • 19 juni 2025 voor een bedrag van 95,75 euro
  • 18 december 2023 voor een bedrag van 5000,- euro
tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling van het bedrag zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.659,89, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf:
  • 16 februari 2024 voor een bedrag van 365,57 euro
  • 16 januari 2024 voor een bedrag van 142,54 euro
  • 27 mei 2024 voor een bedrag van 56,03 euro
  • 19 juni 2025 voor een bedrag van 95,75 euro
  • 18 december 2023 voor een bedrag van 5000,- euro
tot de dag van de volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 63 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
-
stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangeefster, [slachtoffer] , geboren op [1987] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.659,89 (vijfduizend zeshonderdnegenvijftig euro en negenentachtig cent);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
o 16 februari 2024 voor een bedrag van 365,57 euro
o 16 januari 2024 voor een bedrag van 142,54 euro
o 27 mei 2024 voor een bedrag van 56,03 euro
o 19 juni 2025 voor een bedrag van 95,75 euro
o 18 december 2023 voor een bedrag van 5000,- euro
tot de dag van de volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.659,89 (vijfduizend zeshonderdnegenvijftig euro en negenentachtig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
o 16 februari 2024 voor een bedrag van 365,57 euro
o 16 januari 2024 voor een bedrag van 142,54 euro
o 27 mei 2024 voor een bedrag van 56,03 euro
o 19 juni 2025 voor een bedrag van 95,75 euro
o 18 december 2023 voor een bedrag van 5000,- euro
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 63 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. van Veenschoten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2023 in de gemeente Amersfoort
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten
- het beetpakken van een persoon genaamd [slachtoffer]
- het plaatsen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen van die [slachtoffer] tegen een deur en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "Shut up or I will kill/kick you", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- het duwen van het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina van die
[slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2023386501, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 180 (hierna: procesdossier) en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , genummerd PL0900-2023385601-27, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , genummerd pagina 1 tot en met 5 (hierna: getuigenverklaring). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 33 procesdossier.
3.Pagina 36 procesdossier.
4.Pagina 37 procesdossier.
5.Pagina 37 procesdossier.
6.Pagina 38 procesdossier.
7.Pagina 38 procesdossier.
8.Pagina 69 procesdossier.
9.Pagina 70 procesdossier.
10.Pagina 1 getuigenverklaring.
11.Pagina 2 getuigenverklaring.
12.Pagina 3 getuigenverklaring.
13.Pagina 25 procesdossier.