ECLI:NL:RBMNE:2025:4923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
11560051
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beëindiging van overeenkomst van opdracht en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres, handelend onder de naam [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, een vennootschap onder firma, wegens onrechtmatige beëindiging van een overeenkomst van opdracht. Eiseres stelt dat gedaagde de overeenkomst onterecht heeft beëindigd zonder inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn. Gedaagde daarentegen beweert dat eiseres zelf de overeenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd tijdens een telefoongesprek. In reconventie vordert gedaagde schadevergoeding, stellende dat eiseres tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de overeenkomst onterecht heeft beëindigd zonder de opzegtermijn in acht te nemen en heeft eiseres een schadevergoeding toegewezen van € 5.065,00, bestaande uit misgelopen inkomsten en werkuren. De overige vorderingen van eiseres, waaronder immateriële schadevergoeding en een verklaring voor recht, zijn afgewezen. Gedaagde's vordering in reconventie is eveneens afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat eiseres ernstig tekortgeschoten is in haar verplichtingen. De proceskosten zijn voor gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11560051 \ UC EXPL 25-1537 BJvd/61169
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiseres] handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: M.T.M. Fluitman LL.B.,
tegen
de vennootschap onder firma
1.
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] , beherend vennoot van gedaagde sub I,
wonend in [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3] , beherend vennoot van gedaagde sub I,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. L. Greebe (DAS Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 15,
- de conclusie van antwoord in conventie met producties 1 t/m 13 en de eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- een ‘akte inzake misbruik van procesrecht’ van [eiseres] ,
- een brief met een aanvullende productie 14 van [gedaagde sub 1] ,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] is een onderneming die coaching en begeleiding biedt aan cliënten. [eiseres] heeft op basis van een overeenkomst van opdracht begeleiding gegeven aan cliënten van [gedaagde sub 1] . [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] de overeenkomst met haar onjuist heeft beëindigd, omdat [gedaagde sub 1] geen rekening heeft gehouden met de in de overeenkomst opgenomen opzegtermijn. [eiseres] vordert daarom onder andere betaling van schadevergoeding. [gedaagde sub 1] stelt dat [eiseres] zelf de overeenkomst heeft opgezegd met onmiddellijke ingang. Ook stelt [gedaagde sub 1] dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat [gedaagde sub 1] daardoor schade heeft geleden. In reconventie vordert [gedaagde sub 1] daarom schadevergoeding. De kantonrechter wijst een deel van het door [eiseres] gevorderde toe, omdat [gedaagde sub 1] de overeenkomst met inachtneming van de opzegtermijn had moeten opzeggen. De overige vorderingen van [eiseres] en de vordering van [gedaagde sub 1] in reconventie worden afgewezen.

3.De beoordeling in conventie en reconventie

[gedaagde sub 1] heeft de overeenkomst opgezegd zonder inachtneming van de opzegtermijn
3.1.
Partijen hebben op 29 mei 2023 een overeenkomst van opdracht gesloten, waarin een opzegtermijn van één maand is overeengekomen. [gedaagde sub 1] heeft zich volgens [eiseres] niet aan de door partijen overeengekomen opzegtermijn van één maand gehouden, door de overeenkomst met haar met ingang van de volgende dag op te zeggen. [gedaagde sub 1] heeft namelijk in een brief van 21 oktober 2024 de overeenkomst met [eiseres] als volgt per 22 oktober 2024 beëindigd:
“Met deze brief willen wij u informeren dat wij genoodzaakt zijn om de samenwerking met u per 22 oktober 2024 te beëindigen. (…)”.
3.2.
Volgens [gedaagde sub 1] had [eiseres] al eerder, tijdens een telefoongesprek op 14 oktober 2024 en later tijdens een gesprek van 17 oktober 2024, de overeenkomst met [gedaagde sub 1] mondeling opgezegd. [gedaagde sub 1] heeft vervolgens met de brief van 21 oktober 2024 de opzegging van [eiseres] slechts bevestigd, zo stelt zij.
Volgens [eiseres] echter heeft zij tijdens de gesprekken wél aangegeven dat zij de overeenkomst met [gedaagde sub 1] wilde beëindigen, maar met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn om haar werkzaamheden en cliënten goed over te kunnen dragen.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de telefonische boodschap van [eiseres] dat zij het voornemen had de overeenkomst te beëindigen, niet kan worden gezien als formele opzegging. Partijen zijn in de overeenkomst van opdracht namelijk overeengekomen dat tussentijdse opzeggingen schriftelijk moeten worden gedaan. Zo’n schriftelijkheidsvereiste heeft ook als doel dat iemand niet zomaar opzegt en stilstaat bij de beslissing om op te zeggen. Bovendien heeft het als doel dat iemand vastlegt dat hij of zij stopt en per wanneer. [eiseres] heeft geen schriftelijke opzegging gedaan. Dat betekent dat de eerste en enige formeel geldige opzegging is gedaan door [gedaagde sub 1] met de brief van 21 oktober 2024. Deze opzegging is een op zichzelf staande opzegging en is ook tekstueel geen bevestiging van een vermeende mondelinge (en dus niet rechtsgeldige) opzegging per direct door [eiseres] .
[gedaagde sub 1] moet schadevergoeding betalen aan [eiseres]
3.4.
Omdat [gedaagde sub 1] niet heeft opgezegd met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van één maand, moet zij schadevergoeding aan [eiseres] betalen. De schade bestaat uit één misgelopen maandinkomen van € 3.696,00 en de misgelopen werkuren van [eiseres] in de laatste maand, aangezien [gedaagde sub 1] niet tegen het einde van de maand heeft opgezegd. Volgens [eiseres] heeft zij nog recht op 34 misgelopen werkuren en [gedaagde sub 1] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. [eiseres] ontving een uurtarief van € 40,00, dus het bedrag aan misgelopen werkuren komt neer op 34 × € 40,00 = € 1.360,00. In totaal moet [gedaagde sub 1] daarom aan [eiseres] een schadevergoeding betalen van € 3.696,00 + € 1.360,00 = € 5.065,00.
[gedaagde sub 1] moet ook de wettelijke handelsrente over de schadevergoeding betalen
3.5.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente over de schadevergoeding. [gedaagde sub 1] is met de betaling van het bedrag in verzuim sinds 15 januari 2025, dus de wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf die datum.
De verklaring voor recht zal worden afgewezen
3.6.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig gehandeld heeft door haar onterecht te beschuldigen van wanprestatie. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. In een procedure komt het vaker voor dat partijen elkaar over en weer van dingen beschuldigen, bijvoorbeeld van het plegen van een wanprestatie. Dat betekent niet dat [gedaagde sub 1] hiermee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Het is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] [eiseres] buiten deze procedure om of in het openbaar heeft beschuldigd van het plegen van wanprestatie.
De vordering met dwangsom zal worden afwezen
3.7.
[eiseres] vordert ook veroordeling van [gedaagde sub 1] om zich te onthouden van het uiten van verdere beschuldigingen van wanprestaties of onprofessioneel handelen (zoals hierna bij de reconventie ook aan de orde zal komen) door [eiseres] , in het bijzonder richting haar huidige of toekomstige zakelijke relaties, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding en € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt. Ook deze vordering zal worden afgewezen. Het spreekt voor zich dat partijen zich over en weer niet negatief over elkaar moeten uitlaten en de kantonrechter gaat ervan uit dat partijen dat terdege beseffen. Om daar een dwangsom aan te verbinden voert in de huidige stand van zaken te ver, zeker nu niet is onderbouwd of gebleken dat [gedaagde sub 1] [eiseres] openlijk ergens van heeft beschuldigd. Ook is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] het voornemen heeft om zich richting zakelijke relaties over [eiseres] te beklagen.
De immateriële schadevergoeding zal worden afgewezen
3.8.
[eiseres] vordert € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding ter compensatie van de beschuldigingen die [gedaagde sub 1] richting haar heeft geuit. [eiseres] stelt dat de beschuldigingen van [gedaagde sub 1] invloed hebben gehad op haar professionele relaties, haar persoonlijke integriteit en haar vertrouwen binnen de sector. Volgens [eiseres] heeft zij opdrachten verloren en is er minder vertrouwen in haar vaardigheden als zorgverlener. [eiseres] stelt ook dat zij reputatieschade heeft geleden omdat zij geen positieve referentie van [gedaagde sub 1] heeft gekregen, wat weer tot gevolg had dat [eiseres] op minder vacatures kon reageren.
3.9.
Immateriële schadevergoeding kan volgens de wet alleen worden toegekend als er sprake is van lichamelijk letsel, iemands eer of goede naam is beschadigd, of als iemand op een andere manier persoonlijk is aangetast. [1] De kantonrechter stelt voorop dat de lat voor de toekenning van immateriële schadevergoeding hoog is.
3.10.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal worden afgewezen. Het is namelijk niet komen vast te staan dat de reputatie van [eiseres] is beschadigd door de beschuldigingen van [gedaagde sub 1] . [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stellingen geen stukken overgelegd. Nergens blijkt uit dat de reputatie van [eiseres] is beschadigd, dat [gedaagde sub 1] haar openlijk ergens van heeft beschuldigd of dat [eiseres] moeilijker of niet aan een baan kon komen door het voorval tussen haar en [gedaagde sub 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] zelfs gezegd dat zij inmiddels weer een leuke baan heeft gevonden. Los daarvan kan [gedaagde sub 1] niet worden verplicht tot het afgeven van een positieve referentie.
[gedaagde sub 1] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.11.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. [eiseres] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw zal worden afgewezen, omdat [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie te hebben verricht. Daarom zal een bedrag van € 627,80 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
[gedaagde sub 1] moet de proceskosten in conventie betalen
3.12.
[gedaagde sub 1] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
151,38
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.355,38
De vordering in reconventie zal worden afgewezen
3.13.
[gedaagde sub 1] vordert in reconventie schadevergoeding van [eiseres] . Volgens [gedaagde sub 1] is [eiseres] ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en levert dit volgens de overeenkomst aansprakelijkheid voor schade op. [gedaagde sub 1] heeft een lijst overgelegd van het aantal uren en de werkzaamheden die zij per cliënt heeft besteed aan het herstellen van de gestelde tekortkomingen van [eiseres] . Volgens [gedaagde sub 1] gaat het om 41 uur in totaal. Gerekend met een uurtarief van € 78,00 vordert zij daarom een bedrag van € 3.198,00.
3.14.
In artikel 7.1 van de overeenkomst van opdracht is het volgende opgenomen:
‘’Opdrachtnemer is tegenover Opdrachtgever en/of cliënt slechts aansprakelijk voor schade ten gevolge van een ernstige tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst. Daarvan is sprake indien Opdrachtnemer niet de vereiste zorgvuldigheid en deskundigheid in acht neemt bij de uitvoering van de overeenkomst.’’
3.15.
In juni 2024 bleek volgens [gedaagde sub 1] tijdens een controle door de directie dat er bij de cliënten van [eiseres] geen enkel begeleidingsplan volledig op orde was, terwijl volgens [gedaagde sub 1] de afspraak geldt dat er na zes weken begeleiding een getekend begeleidingsplan in het systeem staat. In negen gevallen heeft [eiseres] volgens [gedaagde sub 1] het begeleidingsplan van de cliënten niet of niet volledig gemaakt, ook niet nadat zij hier door [gedaagde sub 1] op was gewezen.
3.16.
De kantonrechter is van oordeel dat met het bovenstaande niet is komen vast te staan dat [eiseres] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er pas in maart 2024 tijdens een intervisiebijeenkomst is bepaald dat er vanaf die maand door de begeleiders zelf begeleidingsplannen moesten worden gemaakt, voor
nieuwe indicaties. Voor die tijd werden de plannen altijd door [gedaagde sub 1] opgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling kwam naar voren dat een (aanzienlijk) deel van de verwijten ziet op cliënten die al langer in begeleiding waren, waarvoor de primaire verantwoordelijkheid dus eerder bij [gedaagde sub 1] lag dan bij [eiseres] . Verder is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] [eiseres] erop heeft gewezen hoe belangrijk [gedaagde sub 1] het vond dat de begeleidingsplannen (voortaan) op tijd (definitief) in het systeem moesten staan. In het dossier zit geen enkele waarschuwing op dit punt. Naar het oordeel van de kantonrechter was het voor [eiseres] al met al niet voldoende duidelijk dat het voor [gedaagde sub 1] (zo) essentieel was dat de begeleidingsplannen volledig en op tijd werden opgesteld dat dit nu in deze procedure een ernstige tekortkoming aan de zijde van [eiseres] moet opleveren. Dit nog daargelaten het feit dat in de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat als er voor de voltooiing van bepaalde werkzaamheden een termijn is overeengekomen, deze termijn niet fataal is en ook geen tekortkoming van de opdrachtnemer kan opleveren.
3.17.
[gedaagde sub 1] verwijt [eiseres] verder dat zij zich heeft opgesteld als behandelaar in plaats van als begeleider, wat tot ongewenste situaties heeft geleid. [gedaagde sub 1] noemt hierbij een geval waarin een cliënt na een gesprek met [eiseres] bij de crisisdienst terechtkwam. Daarnaast heeft [eiseres] tijdens een gesprek met een cliënt gehuild, wat volgens [gedaagde sub 1] niet professioneel is. Ook heeft [eiseres] volgens [gedaagde sub 1] in strijd met het agressieprotocol gehandeld, door in haar eentje naar een cliënt te gaan, terwijl was afgesproken dat er twee begeleiders gelijktijdig naar deze cliënt moesten. [gedaagde sub 1] stelt dat dit ernstige tekortkomingen zijn.
3.18.
De kantonrechter is ook op dit punt van oordeel dat niet is vast komen te staan dat [eiseres] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In de overeenkomst van opdracht is opgenomen dat de overeenkomst een inspanningsverplichting is en geen resultaatsverplichting. Bij het begeleiden van (kwetsbare) cliënten in de zorg komt het regelmatig voor dat het met deze cliënten op momenten minder goed gaat. Dat betekent niet dat dit ook altijd aan de begeleider van de client te wijten is. Dat een client van [eiseres] op de crisisdienst is beland als direct gevolg van de begeleiding van [eiseres] is niet komen vast te staan. Sterker nog, uit verslagen van werkoverleggen blijkt dat [eiseres] al meerdere keren over deze client aan de bel had getrokken omdat het niet goed ging met deze client. Uit het dossier blijkt verder nergens uit dat [eiseres] onzorgvuldig of ondeskundig heeft gehandeld of dat zij zich niet aan haar inspanningsverplichting uit de overeenkomst heeft gehouden.
3.19.
Aangezien de kantonrechter van oordeel is dat niet is vast komen te staan dat [eiseres] niet de vereiste zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van de overeenkomst, kan dit ook geen ernstig toerekenbare tekortkoming opleveren aan de zijde van [eiseres] . Dat betekent dat er geen grond is voor de door [gedaagde sub 1] gestelde schade. De vordering van [gedaagde sub 1] in reconventie zal daarom worden afgewezen.
[gedaagde sub 1] moet de proceskosten in reconventie betalen, maar niet de volledige proceskosten
3.20.
[gedaagde sub 1] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie betalen. [eiseres] stelt dat de vordering van [gedaagde sub 1] in reconventie misbruik van procesrecht oplevert. Volgens [eiseres] is de reconventionele vordering van [gedaagde sub 1] juridisch evident ongegrond en feitelijk niet onderbouwd. Daarom vordert [eiseres] in reconventie de volledige proceskostenvergoeding. De kantonrechter gaat hier niet in mee.
3.21.
Misbruik van procesrecht is alleen aan de orde als iemand een rechtszaak aanspant of een vordering instelt die duidelijk kansloos is, en het in belang van de tegenpartij niet had mogen gebeuren. Daarvan is in deze zaak alleen sprake als [gedaagde sub 1] wist of had moeten weten dat de feiten niet klopten, of als het van tevoren duidelijk was dat de reconventionele vordering geen kans van slagen had. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. [2] Voor een volledige proceskostenvergoeding bestaat onvoldoende aanleiding omdat aan het voorgaande (strenge) criterium niet is voldaan. De vordering van [gedaagde sub 1] is ingesteld omdat zij ontevreden was over de werkzaamheden van [eiseres] en daar extra werkuren voor heeft gemaakt, zo stelt zij. De vordering is door [gedaagde sub 1] ook onderbouwd. Van een evidente ongegronde vordering is geen sprake. Dat de vordering van [gedaagde sub 1] wordt afgewezen doet hier niet aan af. In reconventie zal daarom ook worden uitgegaan van het liquidatietarief.
3.22.
De proceskosten van [eiseres] in reconventie worden begroot op:
- salaris gemachtigde
203,00
(1 punt × factor 0,5 × € 406,00)
[gedaagde sub 1] moet de wettelijke rente over de proceskosten betalen
3.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie en reconventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Hoofdelijke veroordeling
3.24.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde (dus zowel de vennootschap [gedaagde sub 1] als haar beide vennoten) kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.25.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.056,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 januari 2025, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 627,80 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 15 januari 2025, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.355,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde sub 1] af,
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 203,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
4.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.8.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1 tot en met 4.3 en onder 4.6 tot en met 4.8 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:601 lid 1 sub b BW.
2.Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, rov. 5.1.