Uitspraak
[gedaagde sub 1] V.O.F.,
2.
[gedaagde sub 2] , beherend vennoot van gedaagde sub I,
3.
[gedaagde sub 3] , beherend vennoot van gedaagde sub I,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie met producties 1 t/m 13 en de eis in reconventie,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling in conventie en reconventie
“Met deze brief willen wij u informeren dat wij genoodzaakt zijn om de samenwerking met u per 22 oktober 2024 te beëindigen. (…)”.
nieuwe indicaties. Voor die tijd werden de plannen altijd door [gedaagde sub 1] opgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling kwam naar voren dat een (aanzienlijk) deel van de verwijten ziet op cliënten die al langer in begeleiding waren, waarvoor de primaire verantwoordelijkheid dus eerder bij [gedaagde sub 1] lag dan bij [eiseres] . Verder is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] [eiseres] erop heeft gewezen hoe belangrijk [gedaagde sub 1] het vond dat de begeleidingsplannen (voortaan) op tijd (definitief) in het systeem moesten staan. In het dossier zit geen enkele waarschuwing op dit punt. Naar het oordeel van de kantonrechter was het voor [eiseres] al met al niet voldoende duidelijk dat het voor [gedaagde sub 1] (zo) essentieel was dat de begeleidingsplannen volledig en op tijd werden opgesteld dat dit nu in deze procedure een ernstige tekortkoming aan de zijde van [eiseres] moet opleveren. Dit nog daargelaten het feit dat in de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat als er voor de voltooiing van bepaalde werkzaamheden een termijn is overeengekomen, deze termijn niet fataal is en ook geen tekortkoming van de opdrachtnemer kan opleveren.