ECLI:NL:RBMNE:2025:4941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
16/113430-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een personenauto in Lelystad

Op 2 april 2024 heeft de verdachte in Lelystad geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven door met een personenauto meermalen op hem in te rijden en eenmaal over hem heen te rijden. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het slachtoffer op afstand wilde houden en tegen hem aanreed. Het slachtoffer raakte hierbij ernstig gewond, met een gebroken onderbeen en andere verwondingen. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot doodslag, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen opzet op de dood was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de omstandigheden waaronder het incident plaatsvond. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de wens van het slachtoffer om niet te straffen, maar oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke straf vereiste. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16/113430-24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 17 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1975] in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
3 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. E.C.A. Bakker;
  • de advocaat van de verdachte: mr. F. Tosun.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1 primair
op 2 april 2024 te Lelystad heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door met een auto over hem heen te rijden en tegen zijn hoofd en lichaam te schoppen en te slaan.
Subsidiairwordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij met zijn voorgenoemd handelen [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld en
meer subsidiairdat hij dit daarmee heeft geprobeerd.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het primaire feit heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de poging tot doodslag. De advocaat van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte geen opzet op de dood van het slachtoffer had. Niet staat vast dat de verdachte met hoge snelheid over het slachtoffer is heengereden. Bovendien is de verdachte niet over het bovenlichaam of hoofd van het slachtoffer heen gereden, waardoor er geen kans op de dood bestond.
De advocaat van de verdachte voert geen verweer over het bewijs van de in de beschuldiging beschreven (poging tot) zware mishandeling.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat is bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
De verdachteheeft tijdens de zitting van 3 september 2025 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 2 april 2024 naar [slachtoffer] in Lelystad gegaan. Ik zat in de auto, hij stond aan de bestuurderskant van de auto. Ik probeerde hem op afstand te houden en ben tegen hem aangereden. Ik reed over zijn been. Toen hij half op de grond lag begon hij tegen de motorkap te slaan met een mes, toen heb ik hem met de auto een tweede tik gegeven. Op dat moment kon ik niet precies zien waar [slachtoffer] zich bevond.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeelden [locatie]is – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De camera’s hadden zicht op de parkeerplaats waar het incident plaatsvond ( [adres] te Lelystad ). [2] De camerabeelden bleken te zijn veiliggesteld vanaf 2 april 2024 vanaf 13:47 uur tot 15:14 uur. Op de camerabeelden met de bestandsnaam 'parkeerplaats’ komt omstreeks 13:52 uur het latere slachtoffer [slachtoffer] in beeld lopen. Achter het slachtoffer komt een tweede persoon het beeld van de camera in lopen. [3] Beiden staan te wankelen op hun benen. [4] Omstreeks 13:58:46 uur is een grijze Audi op het parkeerterrein zichtbaar. [slachtoffer] bevindt zich aan de linkerzijde van deze auto. De grijze auto rijdt vervolgens achteruit. Slachtoffer [slachtoffer] maakt hierop een schoppende beweging tegen de linker voorzijde van de auto. [5] Tijdens het achteruit rijden van de auto komt het slachtoffer ten val. Het slachtoffer probeert op te staan en te zien is dat de wielen van de auto recht worden gedraaid. [6] De auto rijdt met versnelling op het slachtoffer in. Het slachtoffer verdwijnt volledig onder de voorzijde van de auto. Op de beelden is te zien dat de auto een stukje van de grond afkomt. [7] De auto rijdt hierna achteruit. Het slachtoffer probeert dan nog op te staan en te zien is dat zijn linker onderbeen in een onnatuurlijke stand staat. Hierna rijdt de auto voor een tweede keer in op het slachtoffer. [8] Op de camera met de bestandsnaam 'achter pad’ is te zien dat de auto met snelheid voor een tweede keer op het slachtoffer inrijdt.
In een proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [verbalisant] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 april 2024 kwamen wij ter plaatse op de [adres] te Lelystad . [9] Ik zag dat [slachtoffer] op zijn rug lag in de bosschages. Ik zag dat [slachtoffer] aan het linker-onderbeen ter hoogte van zijn scheenbeen een open wond had. Ik zag dat het onderbeen van [slachtoffer] ter hoogte van zijn scheenbeen gebroken was. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij opzettelijk aangereden was door een auto. Ik hoorde hem zeggen dat het voertuig hard op hem in was gereden en vol gas gaf vlak voordat het voertuig hem aanreed. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij de persoon achter het stuur herkende als zijnde zijn ex-zwager. [10] Deze persoon zou [verdachte] heten.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank oordeelt dat uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een personenauto tweemaal tegen het slachtoffer is gereden en eenmaal over hem heen is gereden. Dit staat niet ter discussie. Wel wordt betwist dat de verdachte hiermee opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank stelt vast dat uit de omstandigheden niet kan worden afgeleid dat hij de bedoeling (en daarmee ‘vol’ opzet) had het slachtoffer van het leven te beroven. De vraag is dan of de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De verdachte is op het slachtoffer ingereden met een personenauto. Het slachtoffer was op de grond gevallen nadat hij tegen de auto had geschopt. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, in een kwetsbare positie, heeft de verdachte de wielen van de auto recht gedraaid en is in versnelling op het slachtoffer ingereden en is met de auto volledig over hem heen gereden. Het slachtoffer lag op dat moment onder de auto, waardoor de verdachte het slachtoffer op dat moment niet heeft kunnen zien. Het was voor de verdachte onduidelijk of, en zo ja in welke richting, het slachtoffer zich na zijn val had bewogen Voor verdachte was dan ook onduidelijk welk deel van het slachtoffer hij door zijn handelen zou raken. Ondanks die omstandigheid heeft verdachte toch over het slachtoffer heen gereden. Hij had hierbij vitale onderdelen van het lichaam van het slachtoffer kunnen raken. Er was een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. Dat niet bekend is met welke snelheid de verdachte reed toen hij tegen en over het slachtoffer heen reed, is hiervoor niet relevant. Het is wel duidelijk dat hij (zij het over een korte afstand van niet meer dan enkele meters) heeft versneld. Het gewicht van een personenauto is aanzienlijk, waardoor de kans dat iemand door de druk van dat gewicht komt te overlijden, aanmerkelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard, door ook na het ten val komen van het slachtoffer volledig over hem heen te rijden. Verdachte heeft dan ook (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank oordeelt dat het schoppen en slaan tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer niet hebben bijgedragen aan de poging tot doodslag. De rechtbank zal daarom niet ingaan op de vraag of verdachte heeft geschopt en/of geslagen en zal de verdachte van dat onderdeel van de beschuldiging vrijspreken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 2 april 2024 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermaals met een personenauto over en tegen die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
4.2
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 219 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte first offender is en een hardwerkende ondernemer is met een gezin. Daarnaast heeft de verdachte meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek. Er is geen sprake van psychische problematiek. De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis meegewerkt aan het reclasseringstoezicht. Het recidiverisico kan worden geschat als laag. De advocaat van de verdachte verzoekt sterk rekening te houden met de wens van aangever dat verdachte niet meer (hard) wordt gestraft. Ook verzoekt de advocaat van de verdachte de eis van de officier van justitie te volgen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 240 uur op.
Bij het bepalen van deze straffen houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft zich op 2 april 2024 schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met een personenauto meermalen op het slachtoffer in te rijden en over hem heen te rijden. Hierdoor is letsel ontstaan in de vorm van een open breuk van het been van het slachtoffer waaraan hij een operatie moest ondergaan. Dat het letsel hierbij gebleven is, is een gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van verdachte te danken is. Het slachtoffer betreft de zwager van de verdachte, met wie eigenlijk nooit echt goed contact is geweest, omdat het slachtoffer verslaafd was en zich raar, en soms bedreigend, gedroeg richting verdachte en zijn (schoon)familie. Naar zeggen van de verdachte heeft de familie, na een eerder incident, een jaar geen contact gehad met het slachtoffer. Op 2 april 2024 ontving verdachte bedreigende berichten van zijn zwager en besloot hij hem te bezoeken om daarover een gesprek te voeren. Vervolgens is de situatie geëscaleerd. De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte ogenschijnlijk uit het niets tot deze daad is gekomen. Verdachte geeft zelf aan dat hij wilde gaan spreken met zijn zwager om escalatie te voorkomen. Hij trof een man onder invloed die tegen zijn auto schopte. Verdachte had toen eenvoudig weg kunnen rijden, maar is vervolgens bewust op zijn zwager ingereden terwijl die op de grond lag. Verdachte kan zijn eigen gedrag niet verklaren.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van 22 augustus 2025 en het NIFP-rapport van 24 juni 2024, opgesteld door psycholoog Van Willigenburg. In beide rapporten wordt het recidiverisico op geweld ingeschat als laag.
Strafoplegging
Het slachtoffer heeft geprobeerd zijn aangifte in te trekken en aangegeven dat hij niet wenst dat de verdachte wordt gestraft. Echter, de rechtbank acht dit, in tegenstelling tot de officier van justitie en de raadsvrouw, niet van doorslaggevende betekenis. Het strafrecht dient immers ook andere strafdoelen dan alleen de vergelding voor het slachtoffer. In deze zaak gaat het om een zeer ernstig feit, waarbij het slachtoffer had kunnen komen te overlijden. Dat het slachtoffer achteraf heeft aangegeven dat hij zelf ook vervelend is geweest, maakt niet dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het feit, niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overstijgt. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarvoor geldt dat in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van aanzienlijke duur. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met de wens van het slachtoffer, waardoor de onvoorwaardelijke gevangenisstraf lager uitvalt dan in de regel het geval zal zijn.
Alles in aanmerking genomen, legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Een voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur dat de verdachte niet nogmaals strafbare feiten zal plegen. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte de maximale taakstraf van 240 uur op.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte het primaire feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar
en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
Strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Timmermans, voorzitter, mr. S.C. Hagedoorn en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
De voorzitter en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermaals met een personenauto over en/of tegen die [slachtoffer] is/heeft gereden en/of
- meermaals tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Lelystad, althans in Nederland, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderbeen (zowel scheen- als
kuitbeen) en verwondingen aan het hoofd en/of gezicht en/of lichaam, heeft toegebracht door
- meermaals met een personenauto over en/of tegen die [slachtoffer] te rijden en/of
- meermaals tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermaals met een personenauto over en/of tegen die [slachtoffer] is/heeft gereden en/of
- meermaals tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024102663, doorgenummerd pagina 1 tot en met 248. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 89.
3.Pagina 90.
4.Pagina 91.
5.Pagina 92.
6.Pagina 93.
7.Pagina 94.
8.Pagina 95.
9.Pagina 55.
10.Pagina 56.