ECLI:NL:RBMNE:2025:4951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
25/531
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid van geduide functies

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 1 mei 2024 geen recht heeft op een Ziektewet-uitkering. Eiseres, die ziek uitviel op 3 mei 2023, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om haar uitkering te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van haar eerdere loon. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 juli 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv.

De rechtbank stelt vast dat de medische beoordeling van het Uwv, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten als gevolg van long-covid onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres en dat de ingebrachte medische stukken niet overtuigend zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische beoordeling onjuist is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres per 13 augustus 2024 geen recht meer heeft op een Ziektewet-uitkering. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 15 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: S.N. Westmaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 1 mei 2024 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon voordat zij ziek werd. De rechtbank beoordeelt het besluit van het Uwv aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Voorgeschiedenis en bestreden besluit
2. Eiseres is op 3 mei 2023 ziek uitgevallen voor haar werk als algemeen winkelmedewerker voor gemiddeld 31,82 uur per week. Haar arbeidsovereenkomst liep af op 29 februari 2024, waardoor eiseres ziek uit dienst is gegaan. In het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres met passende functies 100% kan verdienen in vergelijking met het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Met het besluit van 12 juli 2024 heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres per
13 augustus 2024 niet meer in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 18 december 2024 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is het Uwv bij de beëindiging van de ZW-uitkering gebleven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordelingskader

5. Eiseres heeft recht op een ZW-uitkering als zij wegens ziekte of gebrek ten hoogste 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. [1] De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat eiseres als algemeen winkelmedewerker verdiende te vergelijken met het loon dat zij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
6. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Om aannemelijk te maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
7. Van belang is verder dat het in deze zaak gaat om de medische situatie van eiseres per het einde van het eerste ziektejaar, in dit geval 1 mei 2024. Het gaat dus om de medische situatie van eiseres op die datum, de zogenoemde datum in geding.

Beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
8. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen als gevolg van long-covid door een coronabesmetting in 2020. Op de zitting heeft eiseres aangevoerd dat een urenbeperking moet worden aangenomen, vanwege energetische klachten, mede als gevolg van PEM (Post Exertional Malaise). Als medische onderbouwing heeft eiseres brieven van haar ergotherapeut, longarts, cardioloog, neuroloog en oogarts meegezonden. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat zij zich kan vinden in de beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen voor de oogklachten en migraine van eiseres, waardoor het beroep uitsluitend ziet op een verdergaande urenbeperking.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt zich op het standpunt dat uit de door eiseres ingebrachte medische stukken niet blijkt dat zij een besmetting met het Covid-19 virus heeft doorgemaakt en aan long-covid lijdt, zo volgt uit zijn rapport van 28 juni 2025. Volgens de verzekeringsarts volgt uit de medische stukken alleen dat eiseres in 2020 mogelijk een Covid infectie heeft doorgemaakt. Zij heeft daarna gewerkt tot haar uitval op
3 mei 2023. De verzekeringsarts vindt de gestelde vermoeidheidsklachten van eiseres passend bij obstructieve slaapapneu (OSAS) waarvoor in 2021 een CPAP is aangemeten. Omdat het gebruik daarvan de OSAS opheft, vindt de verzekeringsarts dat slaapapneu geen gevolgen heeft voor werk. De verklaring van de ergotherapeut dat eiseres door long-covid niet belastbaar is, vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op het tijdsverloop tussen de mogelijke coronabesmetting en de ziekmelding, niet navolgbaar, nog daargelaten dat een ergotherapeut niet is opgeleid om de belastbaarheid in arbeid te beoordelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het beroep dan ook geen aanleiding gezien om de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 november 2024, waarin is aangenomen dat eiseres niet meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week kan werken, te wijzigen.
10. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn FML van 25 november 2024 uit preventief oogpunt een urenbeperking heeft aangenomen, inhoudende dat eiseres belastbaar is voor niet meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week. Ook kan eiseres niet werken tussen 18:00 en 06:00. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid ten onrechte niet heeft toegepast. Eiseres heeft in het beroepschrift namelijk niet gemotiveerd en onderbouwd welke beperkingen zij met betrekking tot werktijden precies door long-covid heeft en waaruit dat blijkt.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de ingebrachte medische stukken en de toelichting op de zitting niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling onjuist is. Uit de ingebrachte medische stukken is de rechtbank niet gebleken dat eiseres klachten als gevolg van long-covid heeft, die ertoe leiden dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. In het verslag van de longarts van 16 februari 2021 is vermeld dat de longfunctie bij onderzoek normaal is en dat het beeld van de longen op een röntgenfoto ook normaal is. Na polygrafisch onderzoek wordt in het verslag van de longarts van 19 april 2021 vermeld dat ernstig OSAS is vastgesteld, waarvoor een CPAP wordt voorgeschreven. De rechtbank kan de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de gestelde vermoeidheidsklachten passen bij OSAS, waarvoor eiseres een CPAP heeft gekregen. Dat de ergotherapeut van eiseres tot een andere conclusie over de belastbaarheid van eiseres per datum in geding komt, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Een verzekeringsarts van het Uwv beschikt, in tegenstelling tot de ergotherapeut van eiseres, over de specifieke deskundigheid om op basis van medisch objectiveerbare klachten en aandoeningen beperkingen in arbeid vast te stellen. Het Uwv mocht daarom uitgaan van de verzekeringsgeneeskundige rapportages. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
12. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen gronden aangevoerd, behalve dat zij de functies niet voor 40 uur per week kan verrichten. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies door de arbeidsdeskundige. De arbeidskundige beoordeling is gebaseerd op de FML. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen zoals die zijn vastgelegd in de FML. In het arbeidsdeskundig rapport van 16 december 2024 is deugdelijk gemotiveerd dat de geduide voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgelegd in de FML, niet overschrijden en dus passend zijn. Deze functies heeft het Uwv dan ook aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres ten grondslag mogen leggen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 1 mei 2024 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, waardoor eiseres per 13 augustus 2024 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.N. van Ooijen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 19aa van de Zw.