ECLI:NL:RBMNE:2025:4959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
11781826
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een rechtspersoon naar buitenlands recht, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Eiseres vordert ontruiming van de bedrijfsruimte waarin gedaagde een kiosk heeft geplaatst, alsook betaling van een huurachterstand van € 91.227,78 en een contractuele boete van € 4.200,00. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2025, waarbij gedaagde niet tijdig de benodigde volmacht kon overleggen. Eiseres heeft een spoedeisend belang aangetoond, aangezien de huurachterstand oploopt en de kiosk in slechte staat verkeert. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de bedrijfsruimte moet ontruimen en de huurachterstand moet betalen, evenals de contractuele boete. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 8 dagen na betekening van het vonnis. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 2 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11781826 \ UV EXPL 25-162
Vonnis in kort geding van 2 september 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.E. Soomers,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde] LIMITED,
gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 14 juli 2025, met producties 1 t/m 6,
- de aanvullende productie 7.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2025. Daarbij waren namens [eiseres] [A] (legal officer bij [eiseres] ) en [B] (manager bij [eiseres] ) aanwezig met gemachtigde mr. J.E. Soomers. [C] (franchisenemer van [gedaagde] ) was ook aanwezig, maar hij had geen volmacht mee namens [gedaagde] . Met partijen is besproken dat [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld de volgende dag alsnog de volmacht te sturen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de mondelinge behandeling is besproken. Op 20 augustus heeft [C] de volmacht die is getekend door [D] (bestuurder van [gedaagde] ) naar de kantonrechter gestuurd. Hierin staat dat hij namens [gedaagde] mag optreden in deze procedure. De volmacht is ook doorgestuurd naar [eiseres] .

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] verhuurt de bedrijfsruimte [bedrijfsruimte] ( [.] ) waarop [gedaagde] een kiosk heeft geplaatst in winkelcentrum [eiseres] aan [gedaagde] . Omdat [gedaagde] een huurachterstand van € 91.227,78 heeft, wil [eiseres] onder andere dat [gedaagde] de kiosk verwijdert, de huurachterstand aan haar betaalt en de huur blijft betalen totdat de bedrijfsruimte is ontruimd (de kiosk verwijderd is). [gedaagde] heeft toegelicht waarom er niet is betaald, maar heeft de vordering verder niet betwist. De vorderingen van [eiseres] worden grotendeels toegewezen.

3.De beoordeling

[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Er moet sprake zijn van een spoedeisend belang én het moet zeer waarschijnlijk zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2.
Een spoedeisend belang is aanwezig als van [eiseres] niet verwacht kan worden dat zij de uitkomst van een normale, uitgebreide procedure (bodemprocedure) afwacht. Dat is hier het geval. [gedaagde] heeft inmiddels een huurachterstand van € 91.227,78 (tot en met augustus 2025) die steeds verder oploopt. Daarnaast is de kiosk heel vies, wordt erin geslapen door daklozen en wordt in de kiosk ontlasting achtergelaten.
[gedaagde] moet de kiosk verwijderen
3.3.
[gedaagde] moet de bedrijfsruimte ontruimen, want het is zeer waarschijnlijk dat de kantonrechter in een eventuele bodemprocedure de huurovereenkomst zal beëindigen en de ontruiming zal toewijzen. Dit betekent dat [gedaagde] de kiosk moet verwijderen en de bedrijfsruimte leeg en netjes moet achterlaten.
3.4.
Aan het begin van deze rechtszaak was de huurachterstand al opgelopen tot € 84.880,08. Vier dagen voor de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiseres] een overzicht van de actuele huurachterstand (productie 7) naar de kantonrechter gestuurd en uit dat overzicht volgt dat de huur voor augustus ook niet is betaald. Bovendien wordt de kiosk nu niet gebruikt door [gedaagde] , hoewel zij op basis van de huurovereenkomst (artikelen 1.3, 18.1 en 18.2) en de algemene bepalingen (artikel 5.1) verplicht is om de kiosk te gebruiken voor de verkoop van eten en drinken. Daarnaast heeft [eiseres] er belang bij om de bedrijfsruimte te kunnen verhuren aan andere huurders die wel op tijd de huur betalen.
De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op 8 dagen
3.5.
[eiseres] heeft een ontruimingstermijn van 8 dagen gevorderd. Deze 8 dagen gaan in na betekening van het vonnis aan [gedaagde] . De kantonrechter vindt deze termijn in orde. Op de mondelinge behandeling heeft [C] aangegeven dat hij al contact heeft opgenomen met een paar aannemers voor de verwijdering van de kiosk en een offerte heeft gekregen. Die hoeft hij alleen nog te accepteren. De kiosk zou dan op korte termijn verwijderd kunnen worden.
[gedaagde] moet de (achterstallige) huurtermijnen tot ontruiming betalen
3.6.
[eiseres] vordert € 84.880,08 aan huurachterstand tot en met juli 2025 en de huurtermijnen vanaf augustus 2025 tot aan ontruiming. De huurachterstand tot en met augustus 2025 bedraagt € 91.227,78. De huurtermijnen bedragen volgens [eiseres] (thans) € 6.347,70 per maand. De hoogte en verschuldigdheid van de (achterstallige) huurtermijnen is niet betwist door [gedaagde] . Daarom zal de vordering van € 91.227,78 worden toegewezen en wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurtermijnen tot aan ontruiming.
[gedaagde] moet de contractuele boete van € 4.200,00 betalen, met wettelijke rente
3.7.
[eiseres] vordert ook een contractuele boete van € 4.200,00 omdat [gedaagde] de huur niet steeds tijdig heeft voldaan. Het gaat om veertien maal een geldboete van € 300,00. Deze vordering wordt toegewezen.
3.8.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het klopt dat de huur niet steeds tijdig is betaald, maar aangevoerd dat de huurachterstand ontstond doordat [eiseres] te weinig heeft gedaan tegen het ratten- en muizenprobleem. Daardoor moest [gedaagde] vaak dicht en zonder inkomsten kon zij de huur niet meer betalen en werd zij een boete verschuldigd. [gedaagde] vindt de boete daarom onterecht. In feite stelt zij daarmee dat het niet tijdig betalen van de huur haar niet kan worden toegerekend. Dit verweer slaagt niet. Volgens [eiseres] werd de kiosk aan het eind van de dag niet opgeruimd en kwamen de ratten en muizen daarop af. [eiseres] heeft op de mondelinge behandeling ook toegelicht dat alle huurders een contract moeten afsluiten met de ongediertebestrijder, maar dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan/deze niet heeft betaald. [gedaagde] heeft bevestigd dat zij de ongediertebestrijder niet heeft betaald en niet heeft aangesproken op het door haar gestelde onvoldoende treffen van maatregelen. De reden daarvoor was dat [gedaagde] onvoldoende vertrouwen had dat dit tot een oplossing van het probleem zou leiden. [gedaagde] heeft daarmee niet onderbouwd dat het haar niet kan worden toegerekend dat zij de huur niet op tijd betaalde.
3.9.
De wettelijke rente over de boete wordt toegewezen zoals in de beslissing staat.
[gedaagde] moet € 1.687,28 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.10.
[eiseres] vordert € 12.732,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] vindt dit bedrag te hoog.
3.11.
[eiseres] en [gedaagde] zijn een vergoeding overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Omdat [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag van de wettelijke regeling worden afgeweken. De kantonrechter wijst een lager bedrag toe dan [eiseres] heeft gevorderd omdat de vordering wordt getoetst aan de oriëntatiepunten in het Rapport BGK-integraal en daarbij de redelijke wettelijke tarieven worden gebruikt. Daarom zal een bedrag van € 1.687,28 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van € 2.698,94 betalen
3.12.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
288,94
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.698,94
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 8 na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte [bedrijfsruimte] ( [.] ) in winkelcentrum [eiseres] in [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels en/of andere toegangsmiddelen onbeschadigd af te geven aan [eiseres] en alles wat tot de bedrijfsruimte behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van [eiseres] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiseres] :
a. a) € 91.227,78 aan achterstallige huur tot en met 31 augustus 2025,
b) de huur van € 6.347,70 per maand vanaf 1 september 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.200,00 aan contractuele boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 4 september 2025, tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.687,28 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 4 september 2025, tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.698,94, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart dit vonnis tot hier uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
61312