In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 22 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 10 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 3 juli 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat er beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld op 30 mei 2025, en het beroep is ingediend op 20 juni 2025, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en dit moet in principe binnen twee weken na verzending van de uitspraak gebeuren.
De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.