In deze zaak vorderen twee zakelijke partijen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over en weer betaling van facturen en abonnementskosten. De vordering in conventie van [eiseres] wordt volledig toegewezen, terwijl de vordering in reconventie van [gedaagde] gedeeltelijk wordt toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 12 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 juli 2025. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat de gemachtigden van [gedaagde] een conclusie van antwoord in reconventie niet hadden ontvangen, maar deze werd alsnog toegelaten. De kern van de zaak draait om een digital marketingovereenkomst die door [gedaagde] te laat is opgezegd, waardoor zij gehouden is aan de opzegtermijn van drie maanden. [eiseres] vordert € 12.100,00 voor openstaande facturen, terwijl [gedaagde] € 7.386,15 vordert voor een incassoabonnement en twee annuleringsnota's. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe, omdat [gedaagde] de overeenkomst te laat heeft opgezegd. De vordering van [gedaagde] wordt gedeeltelijk toegewezen, omdat [eiseres] al een deel van de facturen heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ook de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.