ECLI:NL:RBMNE:2025:4971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
25/808
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige tegemoetkoming voor ouderen van Surinaamse herkomst

In deze zaak hebben de erven van [A] beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een eenmalig bedrag voor ouderen van Surinaamse herkomst, zoals vastgelegd in het Tijdelijk besluit. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, omdat [A] al was overleden voordat het Tijdelijk besluit in werking trad. De rechtbank heeft de zaak op 19 september 2025 behandeld en geconcludeerd dat de minister op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het Tijdelijk besluit uitsluitend geldt voor personen die op de datum van inwerkingtreding in leven waren, en dat nabestaanden geen recht hebben op het eenmalige bedrag. De rechtbank erkende dat [A] aan de voorwaarden zou hebben voldaan als zij nog in leven was geweest, maar bevestigde dat de minister geen ruimte had om in individuele gevallen van het besluit af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen aanspraak kunnen maken op het eenmalige bedrag en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2025 in de zaak tussen

de erven van [A] , uit [woonplaats] , eisers

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de minister
(gemachtigde: mr. [B] van de Sociale Verzekeringsbank).

Procesverloop

1. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor toekenning van een eenmalig bedrag voor Nederlandse ouderen van Surinaamse herkomst (volgens het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 9 augustus 2024 afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 december 2024 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mevrouw [C] namens eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Mag Hight namens de erven in deze procedure optreden?
2. Eisers hebben als erven van [A] beroep ingesteld. Ter zitting heeft Hight bevestigd dat zij namens de andere erven in deze procedure mag optreden. De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om aan deze bevoegdheid te twijfelen, nu eisers hierdoor niet zullen worden benadeeld.
Inleiding
3. Suriname is op 25 november 1975 onafhankelijk geworden van het Koninkrijk der Nederlanden. Een groep ouderen van Surinaamse herkomst die destijds naar Nederland zijn verhuisd, hebben geen volledige AOW-uitkering opgebouwd. Dit komt doordat de jaren waarin zij in Suriname woonden niet meetellen. De groep ouderen is namelijk voor die jaren niet als ingezetenen van het Koninkrijk Nederland aangemerkt. De hoogste rechter in dit soort zaken heeft geoordeeld dat de groep ouderen met juistheid niet als ingezetenen is aangemerkt voor de jaren dat zij in Suriname woonden. Door de staatkundige relatie tussen Nederland en Suriname is Suriname steeds verantwoordelijk geweest voor het eigen socialezekerheidsstelsel. Nederland is daarom voor die jaren niet verantwoordelijk geacht voor het ouderdomspensioen. [1] De groep ouderen heeft dit als een groot onrecht ervaren; zij vinden dat zij als tweederangsburgers worden behandeld en dat zij worden gediscrimineerd. De minister heeft echter vervolgens aanleiding gezien om aan de gevoelens tegemoet te komen. Op 1 juni 2024 is om die reden het Tijdelijk besluit in werking getreden. Het Tijdelijk besluit geldt vanaf 1 juni 2024 en vervalt met ingang van 1 januari 2027. Het doel van dit besluit is onder meer een gebaar van erkenning te maken naar de groep ouderen van Surinaamse herkomst met een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid. Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan een belanghebbende aanspraak maken op een eenmalig bedrag van € 5.000,-.
4. [A] is op [1935] geboren in Paramaribo in Suriname. [A] is in 1970 in Nederland komen wonen. Zij is op 22 december 2021 overleden. Hight heeft als een van de erven van haar moeder op 10 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit.
5. De minister heeft de aanvraag van eisers afgewezen, omdat [A] al was overleden voordat het Tijdelijk besluit in werking is getreden. Volgens de minister hebben nabestaanden geen recht op een eenmalig bedrag. Met het bestreden besluit heeft de minister deze afwijzing bevestigd.
6. De rechtbank beoordeelt of de minister op goede gronden de aanvraag van eisers heeft afgewezen. De minister heeft de aanvraag en het bezwaar van eisers inhoudelijk behandeld en vervolgens afgewezen. In het verweerschrift heeft de minister zich op een aanvullend standpunt gesteld; namelijk dat eisers vanuit bestuursrechtelijk perspectief geen belanghebbenden in deze procedure zijn. De gemachtigde van de minister heeft tijdens de zitting toegelicht dat het standpunt van de minister daarin tweeledig is; er bestaat een strikt juridische benadering van de vraag of eisers belanghebbenden zijn en er bestaat het belang van eisers bij een antwoord op de inhoudelijke vragen. Nu de minister gelet op de argumenten in het bestreden besluit inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren van eisers, ziet de rechtbank ook aanleiding om te beoordelen of de minister op goede gronden het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard.
Is het bestreden besluit juist genomen?
7. Eisers stellen dat alle ouderen van Surinaamse herkomst recht hebben op het eenmalig bedrag. Ook op het moment dat de ouderen al zijn overleden. Eisers strijden nu in deze procedure voor hun overleden moeder [A] . [A] is een hardwerkende vrouw geweest en heeft daarnaast als gescheiden moeder voor zes kinderen moeten zorgen. Zij voldeed aan alle voorwaarden van het Tijdelijk Besluit als zij nog in leven zou zijn geweest, zodat zij het eenmalige bedrag zou hebben gekregen. Ook voor [A] gold dat behoefte bestond aan erkenning aan het groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid.
8. Om voor het eenmalige bedrag in aanmerking te komen, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. De rechtbank erkent dat [A] , als zij nog in leven zou zijn, aan die voorwaarden zou hebben voldaan. Dit is door de minister ook bevestigd. De rechtbank volgt de minister echter in het standpunt dat het gebaar uitsluitend bedoeld is voor personen die op de datum van de inwerkingtreding in leven waren. Dit blijkt namelijk uit de Nota van Toelichting die hoort bij het besluit. Daarin staat over het doel en de spoedeisendheid van de totstandkoming van het besluit dat het gaat om mensen die veelal op hoge leeftijd zijn en dat langer wachten met de totstandkoming van het besluit tot gevolg kan hebben dat voor velen een oplossing te laat zal komen. [2] Hieruit volgt dat de minister de situatie van de leeftijd van de ouderen en de daarbij behorende gevolgen (de kans op eerder overlijden) heeft meegewogen in zijn afwegingen bij de totstandkoming van het Tijdelijk besluit. De minister heeft er daarbij voor gekozen om het besluit uitsluitend voor de ouderen die op dat moment in leven zijn te laten gelden. Omdat [A] op het moment van de totstandkoming van het Tijdelijk besluit niet meer in leven was, komt zij – hoe invoelbaar de strijd voor eisers ook – niet voor dat gebaar in aanmerking. Dit geldt voor alle ouderen van Surinaamse herkomst die voor het Tijdelijk besluit zijn overleden. Hierop bestaat wel een uitzondering: voor personen die na 1 juni 2024 zijn overleden. Voor die geldt dat zij wel recht hadden op de tegemoetkoming vanaf 1 juni 2024, maar deze nog niet konden aanvragen omdat de aanvraag pas op of na 1 juli 2024 kon worden ingediend. Die uitzondering heeft de minister expliciet in zijn afweging bij de totstandkoming meegenomen toen hij het toekenningsproces construeerde. [3] [A] valt echter ook niet onder deze uitzonderingscategorie.
9. De minister kan verder niet in specifieke individuele gevallen van het Tijdelijk besluit afwijken. Er is besloten om uitsluitend een gebaar toe te kennen aan de ouderen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en niet voor eventuele nabestaanden. De minister heeft daarnaast er uitdrukkelijk voor gekozen om in het Tijdelijk besluit geen hardheidsclausule of vergelijkbare afwijkingsmogelijkheid op te nemen. [4] Dit betekent dus ook dat er geen ruimte bestaat om in het geval van eisers van het besluit af te wijken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen aanspraak kunnen maken op het eenmalige bedrag voor Surinaamse ouderen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1965.
2.Dit volgt uit de Nota van Toelichting bij het Tijdelijk besluit, Stb. 2023, 386, p. 8 en 12.
3.Dit volgt uit ook uit de Nota van Toelichting bij het Tijdelijk besluit, Stb. 2023, 386, p. 10.
4.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 20 361, nr. 220.