ECLI:NL:RBMNE:2025:4995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
16/316123-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld en diefstal van goederen in Muiden

Op 19 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van afpersing en diefstal. De zaak vond plaats op 28 juni 2024 in Muiden, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer onder bedreiging en geweld dwong tot de afgifte van haar mobiele telefoon, identiteitskaart en kleding. Tijdens de zitting op 5 september 2025 waren de verdachte, de officier van justitie mr. A. Drogt, en de advocaat mr. M.L. van Gaalen aanwezig. De officier van justitie stelde dat de verdachte feit 1 had gepleegd, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de afpersing van bepaalde goederen. De verdediging vroeg om vrijspraak, stellende dat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing met geweld, diefstal met geweld en vernieling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de feiten 1 tot en met 3 bewezen op basis van getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16/316123-24 (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 19 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [2003] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ZITTING

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van
5 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. A. Drogt;
  • de advocaat van de verdachte: mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam;
  • het slachtoffer: [slachtoffer] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat:
feit 1
op 28 juni 2024 in Muiden samen met (een) ander(en) [slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon, de code van die telefoon, een identiteitskaart, een (gouden) ring, kledingstukken en/of schoenen;
feit 2
op 28 juni 2024 in Muiden samen met (een) ander(en) een mobiele telefoon, de code van die telefoon, een identiteitskaart, een (gouden) ring, kledingstukken en/of schoenen toebehorende aan [slachtoffer] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;
feit 3
op 28 juni 2024 in Muiden samen met (een) ander(en) een bril toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.BEWIJS

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 heeft gepleegd, met uitzondering van de afpersing van de kleding, de schoenen en de gouden ring en het gebruik van een vuurwapen. Zij stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 2 heeft gepleegd, met uitzondering van de diefstal van de telefoon, de code van telefoon, de gouden ring en de identiteitskaart en het gebruik van een vuurwapen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte van deze onderdelen moet worden vrijgesproken. Tot slot stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdacht feit 3 heeft gepleegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte van alle feiten vrij te spreken. De advocaat van de verdachte heeft bepleit dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is. Volgens de advocaat van de verdachte heeft de herkenning van de verdachte door de aangeefster niet op de juiste wijze plaatsgevonden. Verder heeft de advocaat van de verdachte bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om met zekerheid vast te stellen dat de verdachte betrokken was bij het incident.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak feiten 1 en 2
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van afpersing van kledingstukken en schoenen, omdat de rechtbank diefstal van die goederen bewezen vindt, zoals hierna zal worden overwogen. De rechtbank spreekt de verdachte daarnaast vrij van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van diefstal van een mobiele telefoon, de code daarvan en een identiteitskaart, omdat de rechtbank ten aanzien daarvan afpersing bewezen vindt, zoals hierna zal worden overwogen. De rechtbank spreekt de verdachte verder vrij van afpersing of diefstal van een gouden ring, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat door middel van diefstal of afpersing een gouden ring is verkregen. Tot slot spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gedachtestreepje “
een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] te richten”, nu uit het dossier niet volgt dat deze handeling is verricht met het oogmerk om de diefstal of de afpersing te plegen.
3.3.2.
Bewijsmiddelen feiten 1 tot en met 3
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 tot en met 3 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
1. [slachtoffer] heeft op 28 juni 2024 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte [2] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 juni 2024 reden we naar een voor mij onbekende plek. Ik begreep later van de politie dat het de Kanaalpad te Muiden betrof. Onder de snelweg stond nog een auto. Dit betrof een zwarte kleine auto. Eén van de dames kende ik via Snapchat. Ik weet dat ze [verdachte] heet. Ik heb haar 3 keer gesproken. Samen met haar waren er nog 2 dames. Van hun weet ik de namen niet.
Ik zag dat [verdachte] was uitgestapt. Ik hoorde haar vragen: 'ben jij [slachtoffer] ?'. Ik antwoorde met: "ja". Toen sloot verdachte 1 aan. Ze vroeg waarom ik loog over [A] . Ze zei dat ik geïnteresseerd zou zijn in [A] . [A] zou de ex-vriend zijn van [verdachte] .
Ik vertelde [verdachte] dat ik niet loog. Vanaf hier ging het heel snel. Ik zag dat zij mij kracht aan mijn haren begon te trekken. Dit deed veel zeer. Doordat zij aan mijn haren trok, werd ik naar de grond gebracht. Daarna begon ze mij te slaan en trappen. Ik weet niet met welke hand en welk been ze dit deed. Wel voelde ik dat ze dit krachtig deed en dat het mij pijn deed. Ik zag en voelde dat verdachte 1 ook mij begon te slaan. Ik probeerde mijn hoofd te beschermen. In de tussentijd werd mijn bril vernield die ik op dat moment op had.
Ik hoorde verdachte 1 zeggen: " geef mij je telefoon". Dit wilde ik niet. Ik had mijn telefoon bij mijn BH verstopt. Ik hoorde haar zeggen dat zij mij ging dood maken. Ik voelde mij hier erg door bedreigd. Hierop heb ik mijn telefoon afgegeven. Dit betrof mijn roze IPhone 15+ smartphone, met een doorzichtig hoesje met een witte cirkel erop. Ook moest ik mijn identiteitskaart afgeven. Dit heb ik ook gedaan.
Daarna werd ik weer geslagen en geschopt door [verdachte] en verdachte 1. Ik weet niet hoelang dit duurde. [getuige] keek vanaf een afstand en riep dat ze moesten stoppen.
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik mij moest uitkleden tot mijn ondergoed. Uit doodsangst heb ik dit toen gedaan. Ik legde mijn kleding op de grond. [verdachte] en de andere twee verdachten hebben mij toen gefilmd met hun telefoons. Ook begonnen ze mensen te facetimen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ze met [A] aan het facetimen was. Ik zei dat het niet waar was wat [verdachte] zei. Ik zag dat [verdachte] hier nog bozer om werd. Ik zag dat ze mij vervolgens weer krachtig in mijn gezicht sloeg met haar vuisten. Ik ben toen uit paniek weggerend globaal in de richting van Weesp. Ik werd gevolgd door de verdachten en opnieuw werd ik geslagen. Toen zag ik twee jongens bij het water. Eén van die jongens kende ik als [aangever] . Ik heb ooit wel eens met hem afgesproken.
Ik zag dat [verdachte] en de verdachten terug naar hun auto liepen en vervolgens wegreden.. Ondertussen hadden zij mijn kleding meegenomen die ik op de grond had gelegd. [aangever] en de andere jongen waren achter hen aangelopen en hebben vervolgens de linker buitenspiegel van de auto eraf getrapt.
2. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [3] van 29 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 28 juni 2024 omstreeks 20.50 stapte ik in de ambulance. Ik hoorde [slachtoffer] in de ambulance kort en zakelijk het volgende verklaren: Ze hebben mijn bril gepakt en die door midden gebroken en in het water gegooid.
3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [4] van 29 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 29 juni 2024 heeft het onderzoeksteam telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer, via het telefoonnummer van de moeder van het slachtoffer. Dit gesprek wisselde tussen moeder en slachtoffer. Uit dit gesprek kwamen de volgende bijzonderheden naar voren:- Tijdens het incident zijn de volgende spullen van [slachtoffer] afgenomen: telefoon, ID-kaart, schoenen en kleren.- [slachtoffer] moest onder dwang haar wachtwoord van haar telefoon geven. Haar telefoon is toen direct uitgelogd, gewist en uitgezet.
- Moeder heeft via via een foto van twee van daders.- Moeder gaat deze foto naar ons sturen.
- De blonde op de foto heet [verdachte] (fonetisch).- Er is een filmpje in omloop via Snapchat waarin de telefoon van [slachtoffer] te koop wordt aangeboden voor 950 euro.
4. [slachtoffer] heeft op 30 juni 2024 zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige [5] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Opmerking verbalisant: Jullie hebben een foto met ons gedeeld waarop twee meiden zijn te zien. Jullie vertelden ons dat deze twee meiden tijdens het incident aanwezig waren. Ik zal de foto aan je tonen.
Vraag verbalisant: Kun je vertellen wat de rol, tijdens het incident is geweest, van de linker persoon met blond haar op de foto?
Antwoord: Ja dat is [verdachte] . Zij was degene die mij had aangesproken toen ik in Muiden uitstapte, uit de auto van de twee jongens die ik niet kende. Dat is de vriendin van [A] . Zij trok mij aan mijn haar, trapte in mij mijn gezicht en sloeg mij. Ze heeft mij op de grond geduwd en daarna sloeg en trapte ze mij. Ook zei zij trek je kleding uit.
5. [getuige] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuige met fotobijlagen [6] van 28 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag het kenteken: [kenteken] . Ik zag dat er 3 meiden uitstapten. Meid 1 of meid 3 heet [verdachte] , maar ik weet niet wie van de 2.
Meid 1 pakte de bril van [slachtoffer] en brak deze doormidden. Vervolgens sloeg ze [slachtoffer] vaak. Meid 1 duwde [slachtoffer] op de grond en sloeg herhaaldelijk [slachtoffer] . Ik zag dat [medeverdachte 1] , [slachtoffer] op haar gezicht trapte en vervolgens ook herhaaldelijk sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] ondertussen meerdere keren geslagen en geschopt werd. Ik zag dat [slachtoffer] meerdere keren probeerde op te staan maar elke keer werd ze naar de grond geduwd. Ik zag dat [slachtoffer] op haar hele lichaam geschopt en geslagen werd. Ik zag dat er bij [slachtoffer] aan haar haar getrokken werd. Dit heeft ongeveer 15 minuten lang geduurd. Tijdens dit werd er gefilmd door alle 3 de meiden. Ik hoorde dat meid 1 tegen [slachtoffer] zei: "We stoppen pas als jij je kleren uit doet." Ik zag dat [slachtoffer] haar kleding uitdeed. Ik zag dat ze alleen haar onderbroek en BH nog aan had. Ik zag dat ze daarna nog steeds doorgingen met slaan en schoppen.
6. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen [7] van 29 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik hoorde dat [getuige] zei dat ze het kenteken van de auto van de verdachten in haar notities van had telefoon had gezet. Ik zag dat ze haar notities opende en dat daar het kenteken [kenteken] stond.
7. [aangever] heeft op 28 juni 2024 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte met bijlage [8] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag ineens een dame in BH en ondergoed naar me toe rennen. Ik zag haar even daarvoor ook al op de grond liggen. Toen had ze ook al niet meer veel kleren aan. Ik zag toen dat ze werd geschopt door een meisje. Ik zag dat dat meisje schopte met haar linkerbeen. Ik zag toen meteen dat ze bloed aan haar lip en neus had, en blauwe plekken op haar gezicht.
De auto kwam zo hard achteruit dat deze met zijn linkerbuitenspiegel tegen mijn been aankwam, en de spiegel brak meteen af. Die moet daar nu nog liggen.
8. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen [9] van 29 juni 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag daar een pluk haar op de grond liggen. Deze pluk haar was zwart van kleur. Wij zagen in de richting van het kanaal een kapotte autospiegel liggen. De kappen van deze spiegel waren zwart van kleur.
9. Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage [10] van 1 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 30 juni 2024 reden wij over de Botterstraat te Amsterdam. Wij zagen de zwarte Citroen Cl kenteken: [kenteken] , langs de weg in een parkeervak staan. Wij zagen dat de linker buitenspiegel ontbrak.
10. Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen [11] van 3 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij werden hier geconfronteerd met foto 1 op deze bijlage. Wij herkenden direct de linker vrouw als: [verdachte] .
Wij hebben op 1 juli 2024 [verdachte] gecontroleerd.
Wij herkenden [verdachte] aan haar jukbeenderen, de vorm van haar neus, haar volle wenkbrauwen en haar lichaamsbouw. Van de controle is ook een foto gemaakt van [verdachte] en [A] , aangeduid als foto 2 in deze bijlage. Wij zien op zowel foto 1 als foto 2 dat [verdachte] dezelfde outfit aan heeft. Tijdens het doorzoeken van het voertuig met het kenteken [kenteken] , waarbij [verdachte] de bestuurster was, hebben wij de tas gezien welke [verdachte] op foto 1 draagt. Wij zien dat het zwarte jack dat [verdachte] draagt sterke gelijkenissen heeft met het jack dat te zien is op foto 2. Wij zien dat de haarkleur van [verdachte] hetzelfde is op foto 1 als foto 2.
11. Verbalisant [verbalisant 11] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [12] van 11 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens een controle door geüniformeerde politiemedewerkers werd op 1 juli 2024 de mobiele telefoon, te weten een Apple IPhone 11 in beslaggenomen ten behoeve van het onderzoek.
In dit proces-verbaal worden alle tijden, conform de weergave in de onderzoek software,
weergegeven in UTC+0, oftewel de standaardtijd. De werkelijke tijd betreft UTC+2. Kortom, bij ieder genoemd tijdstip in dit proces-verbaal dient men hier 2 uren bij op te tellen.
Ik zag de volgende gebruikersinformatie in de telefoon:• WhatsApp-accountnaam: [telefoonnummer]• Emailadres: [e-mail adres verdachte] @live.nl
Aangetroffen foto van een Marokkaanse identiteitskaart.
Gezien bovenstaande informatie is het aannemelijk dat genoemd telefoon in gebruik is bij verdachte [verdachte] .
Call logIk zag dat er op 28 juni 2024, rondom het tijdstip van het incident, diverse inkomende en uitgaande gesprekken waren. Opvallend hierin is dat er met deze telefoon ten tijde van het incident diverse malen is gebeld met een contact genaamd “ [contactnaam A] ”, met bijbehorend telefoonnummer [telefoonnummer A] . Uit onderzoek bleek dat dit contact “ [contactnaam A] ” in chatberichten als “ [A] ” wordt aangesproken. Deze belgegevens passen bij de verklaring van de aangeefster, waarin zij stelde dat de verdachte, die zij omschreef als “ [verdachte] ”, aangaf te “facetimen” met [A] . Echter bleek uit dit onderzoek dat zij niet via de applicatie Facetime contact had met “ [A] ” maar via de applicatie Whatsapp.
WhatsApp
Chatbericht met het contact “ [contactnaam 1] ", tel [telefoonnummer] . In dit gesprek werd op 29 juni 2024 te 18:06:17 uur door verdachte aan dit contact gevraagd waar zij zo snel mogelijk aan een zijspiegel kon komen voor een Citroen. Verdachte stelt zelfs voor aan het contact “ [contactnaam 1] ” om de spiegel te stelen. Verdachte geeft hierbij een kentekencombinatie [kenteken] .
Snapchat
Chatbericht met het contact “ [contactnaam 2] ”. In dit gesprek op 29 juni 2024 te 10:29 uur stuurde het contact naar verdachte een aantal foto’s en filmpjes in 1 bericht. Tussen de verstuurde filmpjes zat het filmpje van de IPhone 15. Daarnaast stuurde het contact een zogeheten “selfie” foto waarop verdachte (links) in beeld zichtbaar is en vermoedelijk het contact [contactnaam 2] rechts in beeld. Verdachte zegt vervolgens “Van C1”. Hierop stuurde het contact een aantal foto’s van een vrouwelijk persoon die met gezichtsbedekking poseerde voor een foto. De locatie zichtbaar op de foto komt volledig overeen met de locatie van de plaats delict.
Ik zag dat er naast enkele foto’s ook een filmpje werd gestuurd vanaf het contact “ [contactnaam 2] ” naar verdachte. Ik zag dat dit het filmpje betrof waarin de telefoon van de aangeefster gefilmd werd en te koop werd aangeboden.
Device eventsIk stelde hierbij vast dat zowel de voor als achterzijde van de camera’s regelmatig in werking traden tussen vernoemde tijdstippen. Ik zag dat het gebruik van een camera geregistreerd werd om 18:29:42 uur, 18:29:50 uur en 18:29:55 uur, terwijl de telefoon gebruik maakte van de applicatie WhatsApp. Gezien de verklaring van het slachtoffer, namelijk dat verdachte aan het filmen en aan het videobellen was gedurende het incident, past dit bij deze aangetroffen gegevens in de telefoon van verdachte. Met de applicatie WhatsApp is het namelijk mogelijk om te videobellen, waardoor er dus gebruik wordt gemaakt van de camera van de telefoon. Uit de eerder getoonde call log bleek dat er rond 18.30:00 uur gebeld is met WhatsApp naar het contact “ [contactnaam A] ”.
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.4.
Bewijsoverwegingen
Betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank oordeelt dat de verdachte, op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de afpersing met geweld, diefstal met geweld en vernieling op 28 juni 2024. Deze strafbare feiten vonden plaats nadat aangeefster samen met iemand anders naar een afgelegen plek bij het Kanaalpad in Muiden werd gebracht. Daar is haar bril vernield en is zij onder toepassing van geweld (slaan, schoppen, aan haar haren trekken) door twee meiden gedwongen om goederen af te geven (onder meer haar telefoon en identiteitskaart) en zich uit te kleden tot haar ondergoed, waarna aangeefster door één van de daders is gefilmd via beeldbellen. Na haar vlucht hebben de daders zelfs haar kleding en schoenen meegenomen.
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte één van de daders is geweest van deze nare en ernstige strafbare feiten. De verklaring van aangeefster wordt niet alleen ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] , maar ook door de overige bevindingen in het dossier. Kort samengevat houden deze bevindingen in dat verdachte door zowel aangeefster als deze getuige als dader is herkend. Uit deze verklaringen volgt ook dat verdachte is begonnen met het toepassen van geweld op aangeefster, maar ook dat zij het meeste geweld heeft toegepast. Tevens is verdachte drie dagen na het incident in de auto die betrokken was bij het incident aangehouden en blijkt uit de telefoon van de verdachte eveneens dat zij betrokken is bij het incident. Zo is in de telefoon onder andere een foto aangetroffen waarop de telefoon van aangeefster te koop wordt aangeboden. Ook is gebleken dat met de telefoon van de verdachte ten tijde van het incident meerdere keren is gebeld met een contact genaamd [A] en ook dat via Whatsapp met [A] via beeld is gebeld. Dit komt overeen met de verklaringen van de aangeefster en de getuige dat de dader aan het beeldbellen was met [A] toen aangeefster slechts in haar ondergoed stond.
Dit alles schreeuwt om een expliciete, duidelijke maar op zijn minst een nadere uitleg van de verdachte. Hoewel de verdachte op zitting herhaaldelijk naar een verklaring is gevraagd (naar het geheel van bevindingen, maar ook naar de afzonderlijke vaststellingen in het bewijs), heeft zij deze niet gegeven. De verdachte heeft op al het voorgehouden bewijs telkens geantwoord, zo de rechtbank heeft begrepen, dat alles ‘toeval’ is en dat het niet klopte. Daar waar de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn (bij herhaling in de kern consistent en duidelijk, welke verklaringen ook nog eens door - objectief - bewijs worden ondersteund), oordeelt de rechtbank dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig is. Zoals hierboven reeds is overwogen stelt de rechtbank zonder enige twijfel vast dat het verdachte is die de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1:
op 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen op de openbare weg, het Kanaalpad, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 15+), de code van die telefoon en een identiteitskaart toebehorende aan die [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] met kracht aan de haren te trekken en meermalen naar de grond te duwen en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen te slaan/stompen en trappen op/tegen het gezicht en elders op het lichaam en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij je telefoon” en “we stoppen pas als jij je kleren uit doet” en dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] ging dood maken en
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden tot haar ondergoed en haar vervolgens te filmen en/of te Facetimen, althans videobellen met (een) andere(n);
feit 2:
op 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen op de openbare weg, het Kanaalpad kledingstukken (shirt, vest en legging) en schoenen toebehorende aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] met kracht aan de haren te trekken en meermalen naar de grond te duwen en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen te slaan/stompen en trappen op/tegen het gezicht en elders op het lichaam en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij je telefoon” en “we stoppen pas als jij je kleren uit doet” en dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] ging dood maken en
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden tot haar ondergoed en haar vervolgens te filmen en/of te Facetimen, althans videobellen met (een) andere(n);
feit 3:
op 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk en wederrechtelijk een bril toebehorende aan die [slachtoffer] heeft vernield en weggemaakt.De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.KWALIFICATIE EN STRAFBAARHEID

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1
afpersing met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.STRAF

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast. De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van vijf maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling;
- een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De advocaat van de verdachte bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De verdachte heeft nog steeds moeite om afscheid te nemen van haar ouderlijk huis, zij gaat weer beginnen aan een nieuwe opleiding en zij was ten tijde van het incident kinderlijk, speels en impulsief. Met betrekking tot de op te leggen straf heeft de advocaat van de verdachte de rechtbank verzocht om bij een veroordeling de eis van de officier van justitie te volgen en aan de verdachte een taakstraf met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden mee. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst en omstandigheden van de feiten
Ter terechtzitting is al besproken dat het in deze zaak gaat om nare, ernstige maar ook gemene feiten. Vanwege (kennelijk) een zogenaamde ‘jongenskwestie’ heeft de verdachte samen met anderen met veel geweld het slachtoffer afgeperst en goederen gestolen. Het slachtoffer was in de veronderstelling dat zij met vriendinnen zou afspreken. De verdachte had haar echter opzettelijk naar een afgelegen weg gelokt om haar flink te grazen te nemen. Aangeefster is aan haar haren getrokken, waarbij na het incident ook plukken haar op straat zijn aangetroffen. Ook is zij gedurende langere tijd geslagen en geschopt, zodat zowel haar gezicht als haar lichaam onder de schaafplekken, zwellingen en krassen zaten. Daarnaast is ook de bril van het slachtoffer vernield en in het water gegooid. Het slachtoffer moest vervolgens onder dwang haar telefoon met toegangscode en haar identiteitskaart afstaan. Het geweld en de bedreiging met geweld stopte echter na het afgeven van deze goederen nog steeds niet. Om het te laten stoppen, moest het slachtoffer zich tot haar ondergoed na helemaal uitkleden. Nadat het slachtoffer zich had uitgekleed, werd zij gefilmd en met videobellen getoond aan de jongen waar het hele geschil (kennelijk) over ging. Tot slot heeft de verdachte de kleding en schoenen van het slachtoffer gestolen. Verdachte en haar medeverdachten stopten pas (al dan niet gedwongen) met het toepassen van geweld op het slachtoffer toen twee jongens te hulp schoten. De rechtbank acht invoelbaar dat het slachtoffer niet alleen ontzettend bang moet zijn geweest, maar ook dat zij zich (met name door het beeldbellen) enorm vernederd moet hebben gevoeld door verdachte en haar kompanen.
Dit zijn ernstige feiten. Door het handelen van de verdachte en de anderen is bij het slachtoffer een gevoel van angst en onveiligheid ontstaan. De verdachte heeft met deze handelingen een zeer grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De verdachte heeft daarmee laten zien dat zij geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen en ook niet voor andermans goederen en eigendommen.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en er sprake is geweest van langdurig geweld met als kennelijk doel om zich te vergelden voor een ‘jongenskwestie’ en het slachtoffer hierbij zoveel mogelijk te vernederen. Ook weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de verdachte op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid heeft genomen en op geen enkele manier enige blijk van empathie voor het slachtoffer heeft getoond. Dit in tegendeel. De verdachte heeft op zitting laten zien dat zij de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan niet inziet en in het geheel geen verantwoordelijkheid neemt. De laconieke proceshouding (waarbij verdachte af en toe zelfs haar lachen niet kon inhouden) van de verdachte is niet slechts ongepast, maar ook onnodig kwetsend voor het slachtoffer. Dat neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 10 februari 2025;
  • een reclasseringsrapport van 18 juli 2025.
Uittreksel uit de Justitiële Documentatie
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder voor een vergelijkbaar strafbaar feit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank in neutrale zin mee.
Reclasseringsrapport
De reclassering ziet zowel indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht als het volwassenenstrafrecht. De reclassering kan geen uitsluitstel geven over het advies betreffende het jeugdstrafrecht, omdat zij het gezien de ontkennende proceshouding van de verdachte lastig vindt om iets te zeggen over het functioneren en de handelingsvaardigheden van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling op te leggen. Vanwege haar proceshouding en beperkte responsiviteit (het ontbreken van intrinsieke motivatie) twijfelt de reclassering wel aan de haalbaarheid van bijzondere voorwaarden.
Strafkader
Volwassenstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten twintig jaren oud en dus meerderjarig. Op een meerderjarige verdachte tot drieëntwintig jaar kan het jeugdstrafrecht worden toegepast, als de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. De reclassering geeft geen uitsluitsel over het advies betreffende het jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet daarom in de persoon van de verdachte onvoldoende aanknopingspunten om over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank ziet daarnaast in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd aanknopingspunten om het volwassenstrafrecht toe te passen. Het georganiseerde en planmatige karakter van de feiten impliceert dat het geen ‘impulsdelict’ betrof en de verdachte dus de gelegenheid moet hebben gehad om na te denken over de ernst en de te verwachten impact daarvan op het slachtoffer. Alles afwegend zal de rechtbank het volwassenstrafrecht toepassen.
Straf
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. De rechtbank oordeelt dat de onderhavige strafbare feiten naar de uiterlijke verschijningsvorm kenmerken heeft van een straatroof. Immers, het slachtoffer is op straat onder toepassing van geweld beroofd van kostbare goederen zoals haar telefoon. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is bij een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, zoals die blijkt uit wat hiervoor is overwogen, niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie. De veroordeling en strafoplegging zou in de toekomst mogelijk ook gevolgen kunnen hebben voor het behoud van haar jongerenwoning, haar VOG-verklaring en haar werk bij een GGZ-instelling als begeleider, maar ook daarin ziet de rechtbank in het geheel geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen. Gelet op de vele strafverzwarende omstandigheden in deze zaak vindt de rechtbank in beginsel een aanzienlijk hogere gevangenisstraf dan voornoemd oriëntatiepunt passend. Een straatroof kenmerkt zich immers in zijn algemeenheid door het ‘snelle’ karakter van de wegnemingshandeling, waardoor de confrontatie met de daders in het algemeen niet lang duurt. Dat is in deze zaak anders, waarbij langdurig fors geweld is toegepast op het slachtoffer. Het langdurige karakter van de toepassing van het geweld, maar ook het gegeven dat de strafbare feiten door meerdere personen zijn gepleegd zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen. De rechtbank zal de jeugdige leeftijd van de verdachte echter in strafmatigende zin meewegen. De rechtbank zal de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verder kan op die manier de noodzakelijke behandeling en begeleiding vorm krijgen. Hoewel verdachte ter zitting niet overtuigend heeft toegezegd mee te zullen werken aan de bijzondere voorwaarden, legt de rechtbank deze wel op gezien de ernst van de feiten en om de verdachte de kans te geven aan zichzelf te werken.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren op. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf, naast de geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling opleggen.

6.TOEGEPASTE WETSARTIKELEN

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

7.DE BESLISSING

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3 is omschreven;
  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
o zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
o zich laat behandelen door Family Supporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding en is afhankelijk van de wachtlijst. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. A. Blanke en D.A. Segbedzi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.
Mr. D.A. Segbedzi is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, het Kanaalpad, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 15+) en/of de code van die telefoon en/of een identiteitskaart en/of een (gouden) ring en/of (een) kledingstuk(ken) (shirt en/of vest en/of legging) en/of schoenen en/of een (gouden) ring, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door
- die [slachtoffer] (met kracht) aan de haren te trekken en/of meermalen, althans eenmaal, naar de grond te duwen/brengen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, te slaan/stompen en schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij je telefoon” en/of “we stoppen pas als jij je kleren uit doet” en/of dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] ging dood maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden tot haar ondergoed en/of haar (vervolgens) te fotograferen en/of te filmen en/of te Facetimen, althans videobellen met (een) andere(n) en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] te richten;
feit 2:
zij op of omstreeks 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, het Kanaalpad, een mobiele telefoon (iPhone 15+) en/of de code van die telefoon en/of een identiteitskaart en/of een (gouden) ring en/of (een) kledingstuk(ken) (shirt en/of vest en/of legging) en/of schoenen en/of een (gouden) ring, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] (met kracht) aan de haren te trekken en/of meermalen, althans eenmaal, naar de grond te duwen/brengen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, te slaan/stompen en schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij je telefoon” en/of “we stoppen pas als jij je kleren uit doet” en/of dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] ging dood maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zich uit te kleden tot haar ondergoed en/of haar (vervolgens) te fotograferen en/of te filmen en/of te Facetimen, althans videobellen met (een) andere(n) en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer] te richten;
feit 3:
zij op of omstreeks 28 juni 2024 te Muiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD1R024040 (onderzoek 14SPLIT24), doorgenummerd pagina 1 tot en met 129. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina’s 1-5.
3.Pagina’s 39 en 40.
4.Pagina’s 52 en 53.
5.Pagina’s 9-11.
6.Pagina’s 23-28.
7.Pagina’s 41-43.
8.Pagina’s 17-22.
9.Pagina’s 32-34.
10.Pagina’s 61 en 62.
11.Pagina’s 69-71
12.Pagina’s 82-95.