4.3.Oordeel van de rechtbank: vrijspraak
De verdachte heeft jarenlang via diverse uitzendbureaus gewerkt bij verschillende zorginstellingen, met veelal kwetsbare cliënten. Dit heeft hij gedaan zonder dat hij het daarvoor vereiste diploma had. Bij sommige zorginstellingen was hij ook niet in het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).
Dat is uitermate zorgelijk en kwalijk, maar dat is niet wat hem in deze strafzaak wordt verweten en waar de rechtbank over moet oordelen.
Het gaat in deze strafzaak om de vraag of de verdachte degene is geweest die in juridische zin opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse diploma’s, cv’s en verklaringen omtrent gedrag, door deze in te dienen bij verschillende uitzendbureaus, te weten bij [uitzendbureau 1] , [uitzendbureau 2] , [uitzendbureau 3] en/of [uitzendbureau 4] . Dat is waarvoor het Openbaar Ministerie hem heeft gedagvaard.
In artikel 225 lid 2 Sr staat de strafbaarstelling van het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift. Van ‘gebruikmaken’ is sprake als er sprake is van een situatie waarin het valse geschrift wordt overgelegd of ingediend op de plek waar het zijn werking kan of moet hebben.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde moet dus wettig en overtuigend worden bewezen dat het de verdachte zelf is geweest die valse documenten heeft ingediend bij de uitzendbureaus.
Dat er valse documenten zijn ingediend bij de uitzendbureaus, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast. In november 2023 heeft de politie namelijk een brief ontvangen van DUO waarin is bericht dat de verdachte tot dat moment geen diploma’s heeft behaald. De verdachte heeft ook op de zitting verklaard dat hij geen diploma in de zorg had toen hij bij de zorginstellingen werkte en dat hij pas in september 2024 zijn MBO-diploma heeft behaald. De uittreksels van DUO en cv’s waarop staat vermeld dat verdachte in 2018 een zorgopleiding heeft behaald, zijn dan ook aan te merken als vals. Ook de aan [uitzendbureau 2] overgelegde VOG is vals nu is vast komen te staan dat deze niet is afgegeven door Justis.
Maar is het de verdachte geweest die deze valse documenten heeft ingediend (en er zo opzettelijk gebruik van heeft gemaakt)?
Verklaring verdachte
De verdachte verklaart dat hij niet degene is geweest die de valse documenten naar de uitzendbureaus heeft gestuurd. Hij verklaart dat anderen vonden dat hij moest gaan werken, dat hij bij één uitzendbureau op gesprek is geweest en toen aan de slag kon. Hij zegt dat hij pas achteraf heeft begrepen dat er valse stukken zijn ingeleverd. Als hem wordt gevraagd wie dat dan gedaan heeft, beroept hij zich op zijn verschoningsrecht. De rechtbank begrijpt dit beroep op het verschoningsrecht zo dat verdachte ervoor kiest om de vraag niet te beantwoorden om naasten/familieleden niet te belasten.
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte moet het bewijs dat hij de documenten zelf heeft ingediend op basis van de rest van het dossier buiten redelijke twijfel kunnen worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Documenten staan op naam van de verdachte
Dat de valse documenten op naam van de verdachte staan en dat hij bij de zorginstellingen heeft gewerkt en op die manier van de valse documenten heeft geprofiteerd, is op zichzelf onvoldoende om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte deze documenten zelf heeft ingediend.
Werkwijze uitzendbureaus
Het dossier bevat verder de resultaten van het onderzoek naar vier uitzendbureaus, die de verdachte bij de verschillende zorginstellingen hebben uitgezonden.
Uitzendbureau [uitzendbureau 1] geeft aan dat de stukken digitaal zijn geüpload via haar systeem en dat identificatie plaatsvond door het uploaden van een kopie van een rijbewijs. Zij geven expliciet aan dat zij de verdachte niet zelf hebben gesproken bij de aanmeldprocedure. Deze volledig digitale werkwijze laat naar het oordeel van de rechtbank de mogelijkheid open dat iemand anders dan de verdachte de aanmelding bij [uitzendbureau 1] heeft gedaan. Er wordt wel aangegeven dat er gebruik is gemaakt van een e-mailadres dat de voorletter en achternaam van verdachte bevat ( [e-mail adres] @live.nl), maar onduidelijk is wat er gemaild is en wie er op dat moment gebruik maakte van dat e-mailadres. Door de politie is geen nader onderzoek gedaan naar wie gebruik maakte van dat e-mailadres.
Uit de informatie van uitzendbureau [uitzendbureau 3] volgt dat [uitzendbureau 3] het diploma en de VOG van verdachte niet meer in haar bezit heeft “in verband met de AVG”. [uitzendbureau 3] heeft enkel documenten in het bezit van zzp’ers met wie zij een lopende samenwerking heeft. Daarnaast kunnen zij ook niet achterhalen welke collega een intakegesprek met verdachte zou hebben gevoerd. Het is dus niet duidelijk welke documenten wanneer zijn ingediend bij [uitzendbureau 3] en hoe en door wie dit is gebeurd.
Voor wat betreft de uitzendbureaus [uitzendbureau 2] en [uitzendbureau 4] volgt uit het dossier dat de bij hen binnengekomen diploma’s op naam van de verdachte digitaal door hen zijn ontvangen. [uitzendbureau 4] heeft verder nog aangegeven dat zij het diploma per e-mail heeft ontvangen, maar er is niet door haar aangegeven van welk e-mailadres dat afkomstig was. [uitzendbureau 2] en [uitzendbureau 4] hebben niets verklaard met betrekking tot de controle op echtheidskenmerken van de bij hen binnengekomen diploma’s op naam van de verdachte en de wijze waarop de aanmeldprocedure is verlopen (of er bijvoorbeeld een intakegesprek heeft plaatsgevonden en wat daar dan met wie besproken zou zijn).
Werkwijze zorginstellingen
Op de vraag aan de zorginstellingen of en hoe de vereiste diploma’s en VOG van verdachte zijn gecontroleerd, verklaren zij dat zij dit niet zelf doen en dat de uitzendbureaus dit voor hen controleren. Of medewerkers bij de zorginstellingen zelf ook gesprekken hebben gehad met de verdachte en wat daarin besproken is (over bijvoorbeeld een aangeleverd diploma of VOG) blijkt niet uit het dossier.
Tussenconclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de informatie van de uitzendbureaus en de zorginstellingen en het onderzoek dat naar aanleiding daarvan heeft plaatsgevonden niet worden vastgesteld dat de verdachte zelf de valse documenten bij de uitzendbureaus heeft ingediend.
Aangetroffen laptop
Verder is er onderzoek gedaan naar een laptop, die tijdens een doorzoeking in de toenmalige woning van de verdachte is aangetroffen in een slaapkamer. Op de laptop zijn verschillende documenten aangetroffen, waaronder een curriculum vitae op naam van de verdachte waarop staat vermeld dat de verdachte in 2018 de opleiding Mbo [opleiding] heeft afgerond aan het ROC [plaats] , een uittreksel van DUO op naam van de verdachte met betrekking tot deze opleiding, een diploma op naam van de verdachte van het ROC [plaats] met betrekking tot de opleiding Mbo [opleiding] en een VOG uit 2022 op naam van de verdachte. Deze documenten lijken overeen te komen met de documenten die zijn aangetroffen bij de verschillende uitzendbureaus. De verdachte heeft verklaard dat de laptop niet van hem is. Uit het dossier blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar wie de eigenaar of gebruiker is van de laptop. Uit het onderzoek blijkt ook niet wie de documenten heeft aangemaakt, of deze documenten gekoppeld zijn aan een bepaald account op die computer, welke accounts op de computer staan en door wie de laptop destijds werd gebruikt. Er is ook geen verder onderzoek gedaan op de computer of naar op de computer aangetroffen e-mail accounts, om te kijken of de documenten via die computer zijn verstuurd en door welke gebruiker of met welk e-mailadres.
Het aantreffen van de laptop met documenten heeft wel terecht de verdenking richting de verdachte versterkt, maar alleen het feit dat de documenten op de laptop zijn aangetroffen is onvoldoende (steun)bewijs om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat de verdachte zelf de valse documenten heeft ingediend bij de uitzendbureaus.
Conclusie
Het procesdossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de valse documenten bij de uitzendbureaus heeft ingediend en daar op die manier opzettelijk gebruik van heeft gemaakt. Dit betekent dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.