ECLI:NL:RBMNE:2025:5027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
C/16/597682 / KG ZA 25-404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na beëindiging van een relatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. Partijen waren tijdens hun inmiddels beëindigde relatie gezamenlijk eigenaar geworden van een woning. [eiseres] heeft de rechtbank verzocht om [gedaagde] te bevelen de woning te verlaten, omdat zij de woning wil verkopen en vreest dat [gedaagde] niet zal vertrekken. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, omdat [eiseres] een spoedeisend belang heeft aangetoond. De woning is inmiddels verkocht en de overdracht staat gepland voor 1 oktober 2025. De andere vorderingen van [eiseres], waaronder het verzoek om verlof om een deurwaarder in te schakelen en om kosten op [gedaagde] te verhalen, zijn afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd waren met spoedeisend belang. [gedaagde] was niet verschenen op de zitting en er is verstek verleend. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat [gedaagde] de woning binnen 24 uur na betekening van het vonnis moet ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/597682 / KG ZA 25-404
Vonnis in kort geding van 19 september 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban,
tegen
[gedaagde],
wonende in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 augustus 2025;
- het exploot waarbij [gedaagde] opnieuw is opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 15 september 2025;
- het tijdens de mondelinge behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Op 29 augustus 2025 heeft de eerste mondelinge behandeling plaatsgevonden, daarbij waren [eiseres] en mr. Remport Urban aanwezig. Omdat in de dagvaarding een verkeerde datum van de mondelinge behandeling was opgenomen, heeft de voorzieningenrechter vervolgens de behandeling van het kort geding aangehouden om [eiseres] de gelegenheid te geven om een nieuwe zittingsdatum te vragen en om dit gebrek bij exploot te herstellen. Vervolgens heeft op 15 september 2025 de tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden, daarbij was alleen mr. Remport Urban aanwezig.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn tijdens hun – inmiddels beëindigde – relatie gezamenlijk eigenaar geworden van een woning aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning). [eiseres] wil de woning verkopen en heeft op 11 juni 2025 van de rechtbank een machtiging gekregen om de woning te gelde te maken. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat de woning is verkocht en dat de overdracht ervan zal plaatsvinden op 1 oktober 2025. Omdat [eiseres] vreest dat [gedaagde] de woning niet zal verlaten, vordert zij dat [gedaagde] wordt bevolen om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter zal deze vordering toewijzen. De andere vorderingen van [eiseres] (verlof om een deurwaarder in te schakelen en om bepaalde kosten op [gedaagde] te verhalen) zal de voorzieningenrechter afwijzen.

3.De beoordeling

Tegen [gedaagde] is verstek verleend
3.1.
[gedaagde] is op 15 september 2025 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Tegen hem is verstek verleend, omdat is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Dit betekent dat de vorderingen tegen hem worden toegewezen, tenzij de voorzieningenrechter vindt dat deze onrechtmatig of ongegrond zijn.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Zij heeft aannemelijk gemaakt dat de woning op korte termijn zal worden overgedragen aan de koper. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak, want als uitgangspunt in situaties als deze geldt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit betekent dat het aandeel in de woning van de één aan de ander moet worden overgedragen of dat de woning moet worden verkocht aan een derde. Daarnaast staat de woning inmiddels al in de verkoop en is het de verwachting dat de woning binnenkort zal moeten worden geleverd aan een derde. Met betrekking tot de andere vorderingen heeft [eiseres] geen onderbouwing voor de spoedeisendheid gegeven, zodat die vorderingen daarom moeten worden afgewezen.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
3.3.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde] de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis moet ontruimen, want deze vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor.
3.4.
[gedaagde] zal echter niet worden veroordeeld om daarin de door [eiseres] toegestane roerende zaken in de woning achter te laten, want het is onduidelijk welke roerende zaken hiermee worden bedoeld. In de dagvaarding heeft [eiseres] namelijk niet gesteld welke zaken dit zijn. Daardoor is dit onderdeel van de vordering onvoldoende bepaald.
[eiseres] wordt geen verlof verleend om een deurwaarder in te schakelen
3.5.
De vordering van [eiseres] tot het verlenen van verlof om indien nodig een deurwaarder in te schakelen voor de ontruiming zal de voorzieningenrechter afwijzen. Op grond van de wet (artikel 556 lid 1 en 557 Rv) zijn deze vorderingen namelijk overbodig.
3.6.
Ook de vordering om de kosten van de ontruiming op [eiseres] te verhalen wordt afgewezen. Als deze kosten worden gemaakt, dan zullen zij ten laste van [gedaagde] komen. Op dit moment staat het echter nog niet vast of het tot een gedwongen ontruiming komt en zo ja, welke kosten daarvoor gemaakt zullen worden.
[gedaagde] wordt niet bevolen om kosten voor de huur van een bus, hypotheekkosten en andere kosten voor de woning aan [eiseres] te betalen
3.7.
Zoals hiervoor al is overwogen heeft [eiseres] niet gesteld waarom deze vorderingen enig spoedeisend belang hebben. Deze vorderingen zullen hierom worden afgewezen.
3.8.
Voor de volledigheid merkt de voorzieningenrechter op dat dit niet betekent dat [gedaagde] deze kosten niet (deels) aan [eiseres] verschuldigd is. Omdat [eiseres] en [gedaagde] niet getrouwd waren en geen geregistreerd partnerschap hadden, wordt hun financiële relatie bepaald aan de hand van de regels van het algemeen verbintenissenrecht. Aan de hand daarvan kan worden bepaald of en zo ja, welk bedrag [gedaagde] nog aan [eiseres] verschuldigd is. In het kader van dit kort geding kan de voorzieningenrechter daar, zoals hiervoor opgemerkt, echter niet over beslissen.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.9.
[eiseres] heeft geen proceskostenveroordeling gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling van 29 augustus 2025 heeft (de advocaat van) [eiseres] desgevraagd verklaard daar ook vanaf te zien.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat partijen uitvoering moeten geven aan dit vonnis, óók als een van partijen hoger beroep of verzet instelt. Het vonnis van de voorzieningenrechter geldt dan totdat op het hoger beroep is beslist.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres] ;
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.
TS5596