4.3.1.Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de feiten zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
Het proces-verbaal van aangifte door [moeder 2] (moeder van [slachtoffer] ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wie bent u?
A: Ik ben [moeder 2] . Ik heb een dochter [slachtoffer] .
V: Kunt u in eigen woorden omschrijven waarvan u aangifte doet?
A: [slachtoffer] is seksueel betast of aangerand op heel jonge leeftijd al.
V: Tot wanneer heeft het plaatsgevonden?
A: Wat ik van haar begrijp is het nooit helemaal gestopt. Twee jaar geleden, in juli 2019, zijn wij verhuisd van [plaats 1] naar [plaats 2] . [slachtoffer] was 11 jaar toen wij zijn verhuisd. Het structurele misbruik vond plaats in de tijd dat wij nog in [plaats 1] woonden. In de periode na ons verhuizen zijn er wel momenten geweest dat ze samenkwamen, [verdachte] en [slachtoffer] , maar dat was wel minder geworden door de verhuizing. Dat was niet meer structureel zoals voor de verhuizing. Voor de verhuizing woonden wij allemaal in [plaats 1] en kwamen ze vaak bij elkaar, wekelijks.
V: Waar is het gebeurd?
A: Wat [slachtoffer] heeft aangegeven is het gebeurd in het huis bij de opa en oma van [slachtoffer] . Het adres is [adres 2] [plaats 1] . Het is gebeurd op de [adres 1] [woonplaats] het huis van [C ] en [verdachte] . En het is buiten gebeurd in Nieuwengein, waar precies dat weet ik niet.
V: Wat heeft [slachtoffer] verteld?A: Dat zij seksueel misbruikt is door [verdachte] , dat het wekelijks is gebeurd en zij gedwongen werd.
V: Wat heeft [slachtoffer] aan u verteld over de seksuele handelingen?
A: Dat ze uit gekleed moest worden. Hij heeft haar overal betast. Hij heeft met zijn vinger in haar vagina gezeten. Ze vroeg aan mij of ik nog wist dat zij een schaafwond op haar rug had. Ik kon mij dat nog herinneren. [slachtoffer] vertelde dat zij toen bij [verdachte] op de slaapkamer bij mijn schoonouders was en dat hij toen iemand aan hoorde komen en dat [slachtoffer] toen een duw kreeg van [verdachte] . Zij was toen ergens tegen aangevallen waardoor ze een schaafplek op haar rug had gekregen. In de avond heb ik dat toen ook gezien en ik vroeg ook aan haar hoe zij daaraan kwam. [slachtoffer] had toen gezegd dat zij was gevallen. Wanneer dat was dat weet ik niet meer.
A: In die periode zag ik aan [slachtoffer] dingen. Ze was anders, onrustiger. Later zelfs veel meer terug trok. Of [slachtoffer] zei dat ze buikpijn had. Toen het contact er nog wel was voordat wij verhuizen uit [plaats 1] waren er ook mindere periodes met [slachtoffer] .
Toen wij verhuisd waren ging het weer beter met [slachtoffer] . Zij zag [verdachte] nog wel maar veel minder na de verhuizing.
V: Hoe zit het met lichamelijke klachten die [slachtoffer] had in die tijd?
A: Haar vagina was heel vaak rood en zij had vaak buikpijn.
V: Waarom heeft [slachtoffer] het niet eerder aan u verteld?
A: Dat heb ik aan haar gevraagd. Het was weer wat weggestopt na het verhuizen.
Er was nooit een goed moment om het te vertellen en schaamte en ongeloof. Hun woonden toch niet weer meer in de buurt. Maar doordat het contact weer meer werd met [verdachte] zocht hij toenadering tot haar.
Proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum 2] 2008
Zij 8 of 9 jaar oud was. Zij elke zondag bij haar opa en oma was. Haar neef genaamd [verdachte] daar ook altijd was. [verdachte] op een gegeven moment porno liet zien aan haar op zijn telefoon.Dat hij met zijn vingers bij haar vagina ging voelen. Dat hij met zijn vingers in haar vagina ging. Hij eerst met een vinger, daarna met twee. Zij zei dat het zeer deed, maar hij doorging.
De ergste keer bij [verdachte] thuis was, hij toen 18 of 19 jaar was. Ze aan het gamen waren op zijn kamer, hij ineens de tv uitzette en met zijn hand in haar broek ging. Hij trok haar op zich, zij lag met haar rug op [verdachte] , hij lag ook zijn rug. Hij haar toen ging vingeren eerst met een vinger, later met twee. Het deed heel veel pijn. Ze wilde weg, maar [verdachte] hield haar tegen.
Hij vaak met zijn vingers in haar vagina ging en draaiende bewegingen maakte. Hij ook de vagina streelde. Als ze zei dat het pijn deed [verdachte] zei o dat is niets even aan wennen. Hij ging altijd gewoon door. Ze wel eens een keer zijn hand moest pakken en dan op zijn broek bij zijn geslachtsdeel voelen. Zij voelde dat dat hij een stijve penis had.
[verdachte] tijdens het vingeren kreunde en een rood hoofd kreeg.
Zij wel eens extra sterk haar benen bij elkaar hield maar [verdachte] zo sterk was en deze altijd weer uit elkaar trok. Zijn hand wel eens wegduwde, maar [verdachte] deze altijd weer terug in haar broek deed. Als ze zei dat ze weg wilde, [verdachte] zei dat ze moest blijven.
[verdachte] wel eens filmpjes van mensen liet zien die seks hadden met elkaar en hij dan zei dat gaan wij ook doen. Zij was dan erg bang. Zij was toen 10 of 11 jaar oud. [verdachte] soms wel met zijn handen over haar tepels is gegaan.
Ze dachten dat haar vader kwam en ze toen hard van het bed is afgevallen en schrammen op haar rug had.
Het stopte toen opa en oma waren verhuisd en zij in groep 8 zat en 12 jaar oud was.
Proces-verbaal van bevindingen studio verhoor [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Ok, dus hij heeft jou alleen maar beneden bij je vagina aangeraakt begrijp ik.
A: ja, hij sloeg wel eens op m’n kont.
Een geschrift, namelijk een verklaring van gynaecoloog [gynacoloog] van 11 mei 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: Mw. [slachtoffer]
Geb. [geboortedatum 2] 2008
Bovengenoemde patiënte zag ik op 11-05-20 voor controle op onze polikliniek.
Last van labia. 12 jaar.
Linker labium vergroot en dik. Wat jeuk. Paar maanden.
Een geschrift, namelijk journaalregels van huisarts [huisarts] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
24-04-2020
Steeds meer last van li schaamlip, hier al eerder voor geweest, hinder is duidelijk toegenomen, nu elke dag last bij lopen en bewegen, ook bij paardrijden, vaak rood.
19-02-2020
Houdt vaginale klachten, bezorgdheid moeder over aspect schaamlippen, soms dikker en dan weer minder.
29-01-2020
Houdt vaginale klachten.
5-11-2019
Vaginale schimmel komt ieder keer terug.
8-10-2019
Moeder: nog steeds last, weer jeuk en roodheid.
25-09-2019
Soms toch weer jeuk en wat wit gezien rond schaamlippen.
31-05-2019
Houdt last van vaginale klachten.
20-05-2019
Veel last van schimmelinfectie sinds 2 weken, vraagt weer om fluconazol. jeuk en roodheid, ook van binnen jeuk.
12-04-2019
Al langere tijd jeuk vagina, rood.
Proces-verbaal van verhoor getuige [vader] (vader van [slachtoffer] ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ging vaak op zondag naar mijn vader en moeder en [verdachte] en [slachtoffer] gingen vaak samen op mijn oude slaapkamer filmpjes kijken. Ik kan me nog een keer herinneren dat ik naar de slaapkamer liep en dat ik de deur opende en dat ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] van zich af gooide. Ik zei: Doe eens normaal wat is er aan de hand? [verdachte] had het over een spelletje doen en ik heb [slachtoffer] meegenomen naar de woonkamer. Op dat moment voelde het niet goed wat ik zag. Ik denk tussen 2016 en 2018.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder 1] (moeder van [verdachte] ) van 24 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat ik mij herinner en wat ik weet, is dat hij heeft aangegeven dat het is gebeurd. Dat hij tussen haar benen heeft gezeten, hij zei: “Ja, [D] dat is gebeurd”.
Als mijn zoon dingen tegen mij zegt, dan ga ik ervan uit dat het zo is gebeurd.
[slachtoffer] en [verdachte] waren altijd een-op-een.
4.3.3.Bewijsoverwegingen
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zelf zijn er vaak niet.
Alleen een betrouwbare verklaring van degene die heeft verklaard slachtoffer te zijn (hierna kortheidshalve: slachtoffer), kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van aan een verdachte ten laste gelegde feiten. Bij de beoordeling van een verklaring op betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is alleen een verklaring van het slachtoffer, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
De rechtbank zal dan ook eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd gedetailleerd, concreet, consistent en authentiek zijn.
[slachtoffer] heeft op meerdere momenten verklaard over wat er gedurende de tenlastegelegde periode tussen haar en [verdachte] is voorgevallen. Zij heeft allereerst aan haar moeder verteld wat [verdachte] bij haar had gedaan. Daarna heeft zij tweemaal in een kindvriendelijke studio tegen de politie verteld wat [verdachte] bij haar heeft gedaan.
Bij de politie heeft [slachtoffer] gedetailleerd verklaard over de concrete handelingen die [verdachte] bij haar heeft verricht. [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] elke zondag als zij met haar vader bij haar opa en oma was, seksuele handelingen bij haar verrichtte. Dat gebeurde vanaf haar achtste totdat zij verhuisde op 12-jarige leeftijd. De seksuele handelingen hielden met name in dat zij werd betast door [verdachte] en dat hij met zijn vingers in haar vagina ging. Dat gebeurde ook wel eens in de slaapkamer van [verdachte] , namelijk als zij voor een verjaardag bij [verdachte] thuis waren. Na de verhuizing is zij nog een keer misbruikt, na het overlijden van de vader van [verdachte] , vlak voordat ze het aan haar moeder vertelde. [slachtoffer] weet in haar verklaringen heel specifieke momenten te benoemen en ook specifiek wat [verdachte] op die momenten bij haar heeft gedaan.
De verklaringen van [slachtoffer] tegenover de politie zijn in lijn met wat [slachtoffer] , blijkens de aangifte, tegen haar moeder heeft verklaard. [slachtoffer] heeft steeds in grote lijnen en ook op detailniveau hetzelfde verhaal verteld. De door de verdediging aangedragen verschillen zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang en doen niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] dan ook consistent.
Dat de verklaring van [slachtoffer] authentiek is, leidt de rechtbank onder meer af uit het feit dat [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] ook wilde dat zij zijn geslachtsdeel betastte, maar dat ze dat heeft geweigerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] het misbruik niet groter heeft willen maken dan hoe het volgens haar is gegaan.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank, net als de officier van justitie, dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook professor [E] in de rapporten die hij in deze zaak heeft uitgebracht, geen aanleiding ziet om niet uit te gaan van de betrouwbaarheid van de eerste verklaring van aangeefster.
Steunbewijs
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op essentiële onderdelen concrete steun vindt in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaringen van de moeder en vader van [slachtoffer] , de medische gegevens van [slachtoffer] en de verklaring van de moeder van [verdachte] .
Volgens de verklaring van de moeder van [slachtoffer] , [moeder 2] , vonden de seksuele handelingen plaats toen zij nog in [woonplaats] woonden en is het begonnen toen [slachtoffer] ongeveer acht of negen jaar was. Vanaf haar achtste jaar kwam [slachtoffer] volgens haar moeder praktisch iedere week bij haar opa en oma, waar [verdachte] ook aanwezig was. Zij verklaart dat het rond de tenlastegelegde periode slecht met haar dochter ging. [slachtoffer] had bijvoorbeeld ruzie met kinderen op school, reageerde bozig en emotioneel en had veel buikpijn, hetgeen zij daarvoor niet had. Nadat [slachtoffer] rond haar twaalfde verhuisde en [verdachte] minder vaak zag, ging het beter met [slachtoffer] . Rond het overlijden van de vader van [verdachte] in juni 2021 kwam er weer contact met [verdachte] , waarna het opvallend genoeg weer slechter met [slachtoffer] ging.
Daarnaast verklaart de moeder van [slachtoffer] dat zij in de tenlastegelegde periode samen met [slachtoffer] vaak de huisarts heeft bezocht en zelfs een keer de gynaecoloog, omdat [slachtoffer] last had en, ondanks het gebruik van medicatie, last bleef hebben van haar vagina. Deze verklaring wordt ondersteund door de medische gegevens van [slachtoffer] , waaruit blijkt dat zij in 2019 en 2020 regelmatig naar de huisarts is geweest in verband met vaginale klachten. De moeder van [slachtoffer] verklaart dat de klachten verdwenen na de verhuizing, nadat het contact met [verdachte] was gestopt, en dat de klachten sindsdien ook niet meer zijn teruggekomen.
De vader van [slachtoffer] , [vader] , verklaart dat [slachtoffer] en [verdachte] op zondag vaak samen filmpjes keken op een slaapkamer bij zijn ouders thuis. Hij verklaart dat hij een keer heeft waargenomen dat [verdachte] [slachtoffer] van zich afgooide, nadat hij de deur van de slaapkamer had geopend. Op zijn vraag wat er aan de hand was, had [verdachte] geantwoord dat het om een spelletje ging. De vader van [slachtoffer] verklaart dat wat hij zag, voor hem niet goed voelde.
Tot slot dient de verklaring van de moeder van [verdachte] , [moeder 1] , als steunbewijs. Zij bevestigt dat [slachtoffer] en [verdachte] altijd één-op-één waren. Daarnaast verklaart zij dat [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat het is gebeurd en dat hij tussen haar benen heeft gezeten. Op de vraag hoe zij aankijkt tegen de twijfels die zijn geuit over de betrouwbaarheid van [verdachte] verklaringen, antwoordt zij dat wanneer haar zoon iets tegen haar zegt, zij ervan uitgaat dat dit ook daadwerkelijk zo is gebeurd.
(On)mogelijkheid van het tenlastegelegde in het licht van het NIFP onderzoek
De verdediging heeft aangevoerd dat [verdachte] de tenlastegelegde gedragingen niet kan hebben gepleegd, in het licht van de bevindingen van de psycholoog van het NIFP, drs. F. Jonker, die onderzoek heeft gedaan naar de persoon van de verdachte.
Drs. Jonker schrijft in haar advies dat zij bij [verdachte] geen enkele kennis over of interesse in seksualiteit heeft kunnen vaststellen, dat voor het kunnen doorvoelen van seksuele opwinding bij een ander Theory of Mind nodig is die op gevoelsniveau bij [verdachte] niet tot nauwelijks is ontwikkeld en dat hij ook onvoldoende vermogens heeft ontwikkeld om een ‘dubbelleven’ te kunnen leiden. Daarmee lijkt zij in overweging te willen geven dat de tenlastegelegde gedragingen haar, in het licht van de persoon van de verdachte, onwaarschijnlijk voorkomen.
Uit de rapportage van de drs. Jonker blijkt dat zij met [verdachte] niet of nauwelijks een gesprek heeft kunnen voeren over het tenlastegelegde. In de rapportage is te lezen dat praten over seksualiteit bij [verdachte] en zijn moeder gevoelens van schaamte oproept (pagina 10), hetgeen het gesprek over seksualiteit in het algemeen en de tenlastegelegde gedragingen in het bijzonder lastig maakt. Drs. Jonker heeft niet onderzocht, zo schrijft zij ook zelf (pagina 25), of [verdachte] seksueel opgewonden kan raken, zodat haar overweging in dit verband - zoals ook prof. [E] opmerkt in zijn aanvullende rapportage - niet is gebaseerd op (wetenschappelijk) onderzoek. De vraag is of [verdachte] werkelijk geen kennis van seksualiteit en interesse in seksualiteit had, of dat hij die wel had, maar daar in de gesprekken geen blijk van heeft gegeven. Op basis van de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] wel kennis van en interesse in seksualiteit had, maar daarover niet het gesprek heeft willen of kunnen voeren. Daarbij wijst de rechtbank ook nog op de informatie van zijn middelbare school uit 2016 die is opgenomen in de NIFP rapportage, inhoudende dat [verdachte] op de middelbare school (onder andere) seksuele bewegingen maakte op momenten hij zich onzeker voelde en zich probeerde te handhaven door stoer gedrag (pagina 13).
De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in haar betoog dat uit het NIFP onderzoek volgt dat [verdachte] de tenlastegelegde gedragingen niet kan hebben gepleegd.
Seksuele strekking
Ten aanzien van de verweren van de raadsvrouw dat de handelingen van [verdachte] geen ontuchtig karakter hadden, omdat ze niet seksueel bedoeld waren en omdat [verdachte] en [slachtoffer] gelijkwaardig aan elkaar waren, overweegt de rechtbank het volgende.
De verdediging heeft bepleit dat dat de handelingen van [verdachte] geen seksuele bedoeling en lading hadden en het spel van vadertje-en-moedertje niet te buiten gingen. De rechtbank ziet dat anders. [slachtoffer] verklaart tegenover de politie dat het allemaal is begonnen met het laten zien van porno filmpjes op de telefoon van [verdachte] . Ook verklaart [slachtoffer] dat [verdachte] tijdens de handelingen kreunde, rood aanliep en een erectie kreeg. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat de handelingen wel degelijk een seksuele lading en bedoeling hadden.
Hoewel [verdachte] verstandelijk op het niveau van een achtjarige functioneert, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een zodanige gelijkwaardigheid dat de seksuele handelingen ieder ontuchtig karakter ontberen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het is vaste jurisprudentie dat onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtig karakter kan ontbreken. Dit kan het geval zijn als die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en er sprake is van een affectieve relatie. Bij het oordeel over het al dan niet ontuchtige karakter van bepaalde handelingen komt het in belangrijke mate neer op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
[verdachte] heeft gedurende een periode van enkele jaren regelmatig en veelvuldig seksuele handelingen bij zijn zeven jaar jongere nichtje [slachtoffer] verricht. [verdachte] was op het moment dat hij dat voor het eerst deed vijftien jaar oud. [slachtoffer] was toen acht jaar oud. [slachtoffer] en [verdachte] bevonden zich in heel andere levens- en ontwikkelingsfases, ook al functioneerde (en functioneert) [verdachte] onder zijn kalenderleeftijd. Het verschil in fysieke en seksuele ontwikkeling was tussen [verdachte] en [slachtoffer] immers groot. [verdachte] had fysiek gezien overwicht op [slachtoffer] . Hij kon [slachtoffer] onderste boven houden.[verdachte] ontwikkelde zich lichamelijk kennelijk normaal voor een vijftienjarige. Fysiek was hij sterker dan [slachtoffer] . Uit het feit dat [verdachte] pornofilmpjes op zijn telefoon had, blijkt dat hij interesse had in seksualiteit, terwijl [slachtoffer] daar nog geheel niet aan toe was.
Dat [verdachte] en [slachtoffer] verstandelijk en sociaal-emotioneel enigszins op hetzelfde niveau functioneerden, heft de hiervoor beschreven fysieke ongelijkwaardigheid en ongelijkheid in seksuele ontwikkeling niet op.
Daarbij komt dat niet kan worden gesproken van een affectieve relatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Aan de zijde van [slachtoffer] was geen sprake van vrijwilligheid, laat staan van initiatief. Zij onderging de handelingen die [verdachte] bij haar verrichtte. Als ze zich licht verzette of kenbaar maakte dat iets pijn deed, liet hij zich daardoor niet tegenhouden.
De rechtbank kan de verdediging dan ook niet volgen in haar betoog dat het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen ontbreekt. Omdat ook anderszins niet is gebleken van omstandigheden waardoor het ontuchtige karakter zou ontbreken, concludeert de rechtbank dat de seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en een ontuchtig karakter hebben gehad.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] gedurende de ten laste gelegde periodes ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.