In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 10 september 2025, wordt het verzoek van eiseres om veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Arakelyan, heeft haar beroep ingetrokken omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 2 oktober 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Verweerder, de Dienst Toeslagen, heeft op 22 juli 2025 gereageerd op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van eiseres moet betalen als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, die worden berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De bijstand door de gemachtigde levert 1 punt op, met een waarde van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5, wat resulteert in een vergoeding van € 453,50.
Daarnaast volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dat verweerder verplicht is het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. Eiseres moet zich hiervoor tot verweerder wenden. De rechtbank beslist dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet vergoeden tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 september 2025, in aanwezigheid van griffier I. van Ittersum.