ECLI:NL:RBMNE:2025:5056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
C/16/597765 / KG ZA 410
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vervangende toestemming voor verhuizing naar Marokko in kort geding met betrekking tot gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor de emigratie van de kinderen naar Marokko. De moeder, eisende partij, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen naar Marokko te verhuizen, terwijl de vader, gedaagde partij, hiertegen bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zaak niet geschikt is voor een kort geding, omdat er eerst duidelijkheid moet komen over het gezag over de kinderen en de erkenning van de gezagsbeslissing van de Marokkaanse rechter door de Nederlandse rechter. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder niet heeft aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een kort geding rechtvaardigen. Daarom is de vordering van de moeder afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de vader, die op € 1.375,00 zijn vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat dergelijke zaken in een bodemprocedure met drie rechters behandeld dienen te worden, gezien de complexiteit en de impact op de betrokken kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Familierecht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/597765 / KG ZA 25-410
Vonnis in kort geding van 25 september 2025
in de zaak van
[de moeder],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Bagasrawalla,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft ontvangen:
  • de betekende dagvaarding van 13 augustus 2025 met producties;
  • de brief van 9 september 2025 van de vader met bijlagen.
1.2.
Op 17 september 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
De advocaat van de vader heeft een pleitnota voorgedragen met een eis in reconventie. De voorzieningenrechter heeft deze eis in reconventie niet in behandeling genomen omdat een eis in reconventie minimaal 24 uur voor de zitting moet worden ingediend.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2017 getrouwd in Marokko. Op 13 april 2023 heeft de rechtbank in eerste aanleg van [plaats] (Marokko) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het is de voorzieningenrechter niet bekend wanneer de echtscheiding in Nederland is ingeschreven.
2.2.
Partijen zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2019 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats] .
De kinderen wonen bij de moeder.
2.3.
Op 13 april 2023 heeft de rechtbank in eerste aanleg van [plaats] het gezag over [minderjarige 1] en [geboortedatum 2] toegekend aan de moeder.
2.4.
Bij beschikking van 21 november 2024 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • de vader heeft het recht om de kinderen [minderjarige 1] en [geboortedatum 2] bij zich te hebben op iedere zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en de vader de kinderen weer bij de moeder terugbrengt;
  • zodra de vader beschikt over een zelfstandige woonruimte, zal de zorgregeling worden uitgebreid in nader overleg, zowel ten aanzien van de weekendregeling als de vakanties en (religieuze) feestdagen.
2.5.
De moeder wil met [minderjarige 1] en [geboortedatum 2] naar Marokko emigreren. Zij vordert vervangende toestemming voor deze emigratie en daarnaast vervangende toestemming voor het aanvragen van de vrijstelling van de inschrijvingsplicht voor school. De moeder wil dat de vader een geldbedrag (dwangsom) betaalt als hij hier niet aan meewerkt.
2.6.
De vader is het hier niet mee eens. Hij vindt dat de vorderingen van de moeder moeten worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter weigert de voorzieningen omdat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist (artikel 256 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De zaak is niet geschikt om in kort geding te worden beslist omdat de zaak daarvoor te ingewikkeld is, om de volgende redenen.
3.2.
Op de eerste plaats moet worden vastgesteld wie het gezag over [minderjarige 1] en [geboortedatum 2] heeft. De rechter die oordeelt over de vervangende toestemming voor een verhuizing naar het buitenland moet dit uit zichzelf (ambtshalve) beoordelen, het betreft een zogenaamde voorvraag. De rechter zal in dat licht ook moeten toetsen of de gezagsbeslissing van de Marokkaanse rechter al dan niet door de Nederlandse rechter wordt erkend. Op voorhand kan gelet op artikel 23 lid 2 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (HKBV 1996) niet worden aangenomen dat de Nederlandse rechter de gezagsbeslissing van de Marokkaanse rechter erkend, omdat niet is gebleken dat de Marokkaanse rechter zijn bevoegdheid heeft gebaseerd op één van de in hoofdstuk II van het HKBV 1996 bedoelde gronden.
3.3.
Verder geldt dat een vervangende toestemming voor een verhuizing naar het buitenland een zorgvuldige afweging van de belangen vergt, waarvoor in kort geding onvoldoende ruimte is. In een normale procedure (een bodemprocedure) behandelt de rechtbank Midden-Nederland dergelijke verzoeken normaal gesproken altijd met drie rechters (meervoudig) omdat (de beslissingen in) deze zaken zo complex en ingrijpend zijn, voor zowel ouders als kinderen. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt in kort geding toestemming gegeven voor een verhuizing. De moeder heeft zulke uitzonderlijke omstandigheden niet gesteld en die zijn de voorzieningenrechter ook niet gebleken.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder deze procedure onnodig is gestart. Daarom wordt zij veroordeeld in de kosten van deze procedure (inclusief nakosten). Het had op de weg van haar advocaat gelegen om de moeder te weerhouden van het vorderen van vervangende toestemming tot verhuizing naar het buitenland in kort geding. Hij had haar moeten adviseren om in plaats daarvan een bodemprocedure te starten. De voorzieningenrechter vindt, gezien deze omstandigheden, dat het de advocaat van de moeder zou sieren als hij de proceskosten voor zijn rekening zou nemen. Omdat de vader heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal de moeder niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten als het nodig is om dit vonnis aan haar te betekenen. De proceskosten van de vader worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.375,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
weigert de voorzieningen;
4.2.
veroordeelt de moeder in de proceskosten van € 1.375,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als de moeder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Chedra en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.