In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor de emigratie van de kinderen naar Marokko. De moeder, eisende partij, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen naar Marokko te verhuizen, terwijl de vader, gedaagde partij, hiertegen bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zaak niet geschikt is voor een kort geding, omdat er eerst duidelijkheid moet komen over het gezag over de kinderen en de erkenning van de gezagsbeslissing van de Marokkaanse rechter door de Nederlandse rechter. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder niet heeft aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een kort geding rechtvaardigen. Daarom is de vordering van de moeder afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de vader, die op € 1.375,00 zijn vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat dergelijke zaken in een bodemprocedure met drie rechters behandeld dienen te worden, gezien de complexiteit en de impact op de betrokken kinderen.