ECLI:NL:RBMNE:2025:5069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11465084 \ MC 24-8422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over onbetaalde factuur na brand van gehuurde zuigmachine

In deze zaak vordert eiseres, [eiseres] B.V., betaling van een onbetaalde factuur van € 14.769,45 voor de huur van een zuigmachine. Gedaagde, [gedaagde] B.V., heeft de factuur niet betaald omdat de zuigmachine door een brand op haar bedrijfsterrein niet kon worden gebruikt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevolgen van de brand niet aan eiseres kunnen worden tegengeworpen, ook niet na uitleg volgens het Haviltex-criterium van de gemaakte afspraak over machine-uitval. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van een dag huur die in mindering is gebracht omdat de zuigmachine eerder dan afgesproken is opgehaald. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan eiseres, en gedaagde is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en kosten. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 juni 2025, en het vonnis is gewezen op 30 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11465084 \ MC 24-8422
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
(in de kop van de dagvaarding staat abusievelijk: [.] B.V.)
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. K.A.M. Verheijen (DAS),
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.S. Smit.

1.De kern van de zaak

[gedaagde] heeft de factuur voor de huur van een zuigmachine van [eiseres] onbetaald gelaten, omdat [gedaagde] de zuigmachine door een brand op haar bedrijfsterrein niet kon gebruiken. [eiseres] vordert daarom (o.a.) betaling van die factuur. De kantonrechter is van oordeel dat (de gevolgen van) de brand niet – ook niet op grond van de door partijen gemaakte afspraak over machine-uitval – aan [eiseres] kan worden tegengeworpen. De kantonrechter zal daarom de door [eiseres] gevorderde betaling van de factuur, rente, incassokosten en proceskosten (grotendeels) toewijzen. Deze beslissingen worden onder punt 4 toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025.
Namens [eiseres] is verschenen, de heer [A] (directeur), bijgestaan door mr. K.A.M. Verheijen. Namens [gedaagde] is verschenen, de heer [B] en de heer [C] (bestuurders), bijgestaan door mr. M.S. Smit.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
2.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

3.Waar de zaak over gaat

Inleiding
3.1.
[gedaagde] heeft een zogenaamde zuigwagen met een zuigmachine voor het leegzuigen van spouwmuren van [eiseres] gehuurd (hierna: de zuigmachine) van maandag 25 september 2023 tot en met vrijdag 13 oktober 2023.
3.2.
Op 29 september 2023 is het gebouw van [gedaagde] voor een groot deel verwoest door een brand. Ook de zuigwagen raakte hierdoor beschadigd. [gedaagde] heeft de zuigwagen na de brand niet meer gebruikt. De factuur van 18 oktober 2023 van € 14.769,45 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
Vorderingen
3.3.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
1. € 14.769,45 aan hoofdsom;
2. de wettelijke rente over de hoofdsom;
3. € 1.116,45 aan buitengerechtelijke kosten;
4. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
De kantonrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingaan op de (verdere) stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn – blijkens de e-mail van 25 juli 2023 van [eiseres] en de bevestiging daarop per e-mail van 26 juli 2023 van [gedaagde] (productie 2 bij dagvaarding) – het volgende overeengekomen bij de huur van de zuigmachine:
“ Bij een machine-uitval van een halve of hele dag, die niet is veroorzaakt door verkeerd gebruik van de machine, wordt daarover geen huur berekend.”
4.2.
Deze afspraak houdt volgens [gedaagde] in dat zij geen huur hoeft te betalen als de zuigmachine – om wat voor reden dan ook, zoals bijvoorbeeld brand – niet kan worden gebruikt. Volgens [eiseres] houdt deze afspraak in dat bij uitval van de machine door een technische oorzaak [gedaagde] geen huur hoeft te betalen, tenzij de uitval is veroorzaakt door verkeerd gebruik.
4.3.
Omdat partijen van mening verschillen over de uitleg van deze afspraak, moet deze afspraak worden uitgelegd volgens het
Haviltex-criterium. Dat houdt in dat bij de beantwoording van de vraag wat de betekenis is van de door partijen gemaakte afspraken het niet alleen aankomt op een taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval.
4.4.
De kantonrechter is – zowel op basis van een taalkundige uitleg als op basis van de achtergrond van de afspraak – van oordeel dat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten dat machine-uitval door een externe factor, zoals een brand op de bedrijfslocatie, niet valt onder deze afspraak.
De achtergrond van deze afspraak is namelijk – zo heeft [gedaagde] ook op de mondelinge behandeling verklaard – dat het vaak gebeurde dat de van [eiseres] gehuurde zuigmachines uitvielen door technische problemen. Daarom is afgesproken dat als de zuigmachine niet kan worden gebruikt geen huur hoeft te worden betaald behalve als de uitval veroorzaakt is door verkeerd gebruik. Er staat echter in de afspraak niet dat geen huur hoeft te worden betaald als de zuigmachine niet kan worden gebruikt door externe factoren, zoals een brand. De achtergrond van de gemaakte afspraak wijst er dus op dat de afspraak zo uitgelegd moet worden dat die enkel ging over de situatie dat er een technisch mankement aan de machine was waardoor de machine niet gebruikt kon worden.
De taalkundige uitleg van de afspraak duidt hier ook op. Er wordt gesproken over “
machine-uitval”. Dit duidt – zeker gelet op de tussenzin “
die niet is veroorzaakt door verkeerd gebruik van de machine” – ook op uitval van de machine door een technisch oorzaak. Overigens heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat de zuigmachine zelf niet is uitgevallen en dat de wagen waarop de zuigmachine staat, alleen is beschadigd.
De kantonrechter begrijpt dat de brand verwoestende (financiële) gevolgen heeft (gehad) voor [gedaagde] . De brand ligt echter – hoe vervelend ook – in de risicosfeer van [gedaagde] . Dat [gedaagde] als gevolg van de brand de zuigmachine verder tijdens de huurperiode niet meer heeft kunnen gebruiken, kan niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. Overigens heeft [eiseres] door de schade aan de zuigmachine zelf ook negatieve financiële gevolgen ondervonden die zij voor eigen rekening heeft genomen. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid en overmacht kan [gedaagde] , gelet op het voorgaande, niet baten.
4.5.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat zij op grond van artikel 7:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aanspraak maakt op een huurprijsvermindering, maar de kantonrechter gaat hieraan voorbij: voor een geslaagd beroep hierop is (naast de vereiste van een behoorlijke kennisgeving in de zin van lid 1) vereist dat de huurder een vordering tot huurprijsvermindering instelt. Op een huurprijsvermindering kan dus niet bij verweer aanspraak worden gemaakt. [1] [gedaagde] heeft geen (reconventionele) vordering ingesteld. Reeds hierom moet dit beroep worden verworpen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] gehouden is om haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst na te komen en dus de factuur te betalen. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat de zuigmachine op 12 oktober 2023 al was opgehaald in plaats van 13 oktober 2023, dus een dag eerder dan overeengekomen. [gedaagde] heeft daarom onweersproken gesteld dat één dag huur in mindering moet worden gebracht. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen tot betaling van € 13.801,45 (€ 14.769,45 minus € 968,00).
Incassokosten
4.7.
Verder vordert [eiseres] € 1.116,45 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het
Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten(hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De gevorderde vergoeding is hoger dan het tarief dat volgens het Besluit past bij de toe te wijzen hoofdsom. De kantonrechter zal de gevorderde vergoeding daarom toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toe te wijzen hoofdsom. Daarom zal een bedrag van € 1.104,75 worden toegewezen.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus eventuele betekeningskosten)
Totaal
2.523,22
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
  • € 13.801,45 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover, vanaf 4 november 2023 tot de dag van algehele betaling;
  • € 1.104,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.523,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken door mr. B.G.W.P. Heijne op 30 juli 2025.
1298

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2022,