ECLI:NL:RBMNE:2025:5088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11747049 \ MC EXPL 25-3422
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter bij incidentele vordering tot verwijzing in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende de bevoegdheid van de kantonrechter. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], heeft werkzaamheden uitgevoerd in de woning van de gedaagden, [gedaagden c.s]. De eiser vordert betaling van vier onbetaalde facturen ter hoogte van € 5.536,-. De gedaagden hebben in hun incidentele conclusie aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat hun tegenvordering hoger is dan de competentiegrens van € 25.000,-. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiser en de tegenvordering van de gedaagden samenhangen met dezelfde aannemingsovereenkomst. Hierdoor is de kantonrechter bevoegd om ook de tegenvordering te behandelen, ondanks dat deze hoger is dan de competentiegrens. De incidentele vordering van de gedaagden is afgewezen, en zij zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van € 225,-. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord door de gedaagden op 15 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Zaaknummer: 11747049 \ MC EXPL 25-3422
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het verwijzingsincident,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. V.L.M.J. Boitelle,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het verwijzingsincident,
hierna samen te noemen: [gedaagden c.s] ,
gemachtigde: mr. J. Evers (DAS).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juni 2025 met 11 producties;
- de incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheid met productie 1;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat zij vandaag schriftelijk uitspraak zal doen in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiser] heeft (sloop- en verbouwings)werkzaamheden in de woning van [gedaagden c.s] uitgevoerd. Volgens [eiser] hebben [gedaagden c.s] vier facturen van in totaal € 5.536,- niet betaald. Daarom is [eiser] deze procedure gestart. Hij vordert dat [gedaagden c.s] hoofdelijk worden veroordeeld om € 5.536,- met rente te betalen, met veroordeling van [gedaagden c.s] in de proceskosten met daarover de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagden c.s] hebben in de hoofdzaak nog geen conclusie van antwoord ingediend. Zij hebben zich in de incidentele conclusie al wel op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden niet zijn afgerond, dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden en dat sprake is van gebreken. Volgens [gedaagden c.s] hebben zij de aannemingsovereenkomst ontbonden. Daarnaast voeren [gedaagden c.s] aan dat zij met [eiser] een richtprijs hebben afgesproken en dat die richtprijs met maximaal 10% mag worden overschreden. Volgens [gedaagden c.s] heeft [eiser] zich daar niet aan gehouden en heeft hij te veel in rekening gebracht. Verder zou [eiser] schade hebben veroorzaakt aan de piano van [gedaagden c.s] . Volgens [gedaagden c.s] hebben zij een tegenvordering op [eiser] van € 55.275,43. Zij zijn daarom van plan om in hun conclusie van antwoord een reconventionele vordering in te stellen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagden c.s] vinden dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat de tegenvordering die zij willen instellen hoger is dan de competentiegrens van € 25.000,-. Volgens [gedaagden c.s] moet de zaak worden verwezen naar de handelskamer. [eiser] is het daar niet mee eens.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De kantonrechter zal de incidentele vordering van [gedaagden c.s] afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
4.2.
De kantonrechter is bevoegd om (onder andere) geldvorderingen tot € 25.000,- te behandelen. Dat volgt uit artikel 93 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). De kantonrechter mag dus op de vordering van [eiser] van € 5.536,- beslissen. Als de tegenvordering die [gedaagden c.s] instellen samenhangt met de vordering van [eiser] en die samenhang zich tegen afzonderlijke behandeling verzet, mag de kantonrechter ook de tegenvordering behandelen. Dat geldt ook als die tegenvordering hoger is dan € 25.000,- (artikel 97 lid 1 Rv). De kantonrechter vindt dat van die situatie sprake is. De vordering van [eiser] , het verweer van [gedaagden c.s] tegen die vordering en de door [gedaagden c.s] genoemde tegenvordering zijn gebaseerd op dezelfde aannemingsovereenkomst. De beoordeling in conventie en in reconventie hangt daarom zodanig met elkaar samen dat de zaken gezamenlijk behandeld moeten worden. De kantonrechter is daarom op grond van artikel 97 lid 1 Rv bevoegd.
Proceskosten
4.3.
Ordonez en Vlaardingenbroek hebben ongelijk gekregen en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
150,00
(1 punt × tarief € 150,00)
- nakosten
75,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
225,00
4.4.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
wijst de vordering van [gedaagden c.s] af;
5.2.
veroordeelt Ordonez en Vlaardingenbroek hoofdelijk in de proceskosten van € 225,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden c.s] niet op tijd aan de proceskostenveroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten [gedaagden c.s] ook hoofdelijk de kosten van betekening betalen;
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 15 oktober 2025 om 09.30 uurvoor conclusie van antwoord door [gedaagden c.s] ;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.