ECLI:NL:RBMNE:2025:5094

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
UTR 25/563
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en hoorplicht in bezwaarprocedure

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 28 augustus 2017 recht heeft op een WIA-uitkering, beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar uitkering door het Uwv per 4 oktober 2023. Het Uwv heeft op basis van een herbeoordeling geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat heeft geleid tot het besluit om de uitkering te beëindigen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft afgezien van een hoorzitting, wat eiseres betwist. De rechtbank heeft de zaak op 4 september 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv haar had moeten horen en dat haar arbeidsongeschiktheid verkeerd is vastgesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv niet onzorgvuldig heeft gehandeld door af te zien van een hoorzitting, aangezien eiseres ervoor heeft gekozen om niet bij de hoorzitting aanwezig te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om de FML te herzien. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 4 oktober 2023 terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/563

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. Eiseres heeft sinds 28 augustus 2017 recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het arbeidsongeschiktheidspercentage schommelt tussen 50,65% arbeidsongeschikt tot uiteindelijk 80-100% arbeidsongeschikt in 2022. Dit laatste percentage gold wegens een uitgebreid revalidatietraject. In verband met het monitoren van deze volledige arbeidsongeschiktheid heeft het Uwv een herbeoordeling uitgevoerd.
1.1.
De primaire arts heeft op 4 juli 2023 een rapportage opgemaakt en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waarin beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden (gemiddeld 4 uur, maximaal 5 uur, per dag en gemiddeld 20 uur, maximaal 30 uur per week). De primaire arbeidsdeskundige heeft eiseres op grond hiervan 25,22% arbeidsongeschikt geacht.
1.2.
Met het besluit van 3 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 4 oktober 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 20 november 2024 een rapportage opgemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en informatie van de behandelende sector in de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er per datum in geding geen aanleiding is om de FML te herzien. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres ongewijzigd blijft.
1.4.
Met het besluit van 20 december 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Standpunten van eiseres

2. Eiseres heeft bij de rechtbank twee redenen genoemd waarom het bestreden besluit volgens haar niet klopt. Ten eerste vindt zij dat het Uwv haar had moeten horen tijdens de bezwaarprocedure. Daarnaast is eiseres het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt is.
3. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv heeft kunnen afzien van een hoorzitting en of de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct is vastgesteld op 25,22%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 4 oktober 2023 (de datum in geding).

Beoordeling door de rechtbank

Horen tijdens de bezwaarprocedure
4. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, moet aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden worden om te worden gehoord. [1] Van het horen kan worden afgezien als de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. [2]
5. Uit de correspondentie in het dossier blijkt dat de gang van zaken rond de hoorzitting als volgt was. Het Uwv heeft eiseres met de brief van 11 juni 2024 uitgenodigd voor een hoorzitting op 12 juli 2024. Op 8 juli 2024 vraagt de gemachtigde van eiseres welke verzekeringsarts bij de hoorzitting aanwezig zal zijn. Uit de e-mail correspondentie van 11 juli 2024 tussen het Uwv en de gemachtigde van eiseres volgt dat mevrouw [A] de verzekeringsarts bezwaar en beroep is die bij de hoorzitting aanwezig zal zijn. Zowel de gemachtigde van eiseres als zijn deskundige hebben een zeer slechte ervaring gehad met deze verzekeringsarts. Zo slecht dat de gemachtigde van eiseres aangeeft dat zij beiden deze verzekeringsarts niet meer accepteren tijdens een hoorzitting en verzoekt om de hoorzitting te verzetten en een andere verzekeringsarts op het dossier te zetten. Het Uwv geeft daarop aan dat het niet mogelijk is om de hoorzitting op zo’n korte termijn te annuleren, een andere datum met een andere verzekeringsarts is (ook gezien het nijpende tekort aan verzekeringsartsen) niet haalbaar. Het Uwv verzoekt de gemachtigde om de hoorzitting wel plaats te laten vinden. Hierop geeft de gemachtigde van eiseres aan dat het geen verzoek was, maar een mededeling, ze verschijnen niet bij deze verzekeringsarts. Vervolgens heeft het Uwv op 23 augustus 2024 laten weten dat het geen reden ziet om een hoorzitting bij een andere verzekeringsarts plaats te laten vinden. De heroverweging zal daarom op basis van de aanwezige stukken worden uitgevoerd.
6. Eiseres vindt dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting. De zaak had niet schriftelijk door de verzekeringsarts bezwaar en beroep mogen worden afgedaan. De hoorzitting had op een later moment met een andere verzekeringsarts dan mevrouw [A] plaats kunnen vinden. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij in 2021 een klacht tegen deze verzekeringsarts heeft ingediend en ook in deze procedure is nogmaals een klacht ingediend. Eiseres voert nog aan dat in haar optiek de verzekeringsarts vanwege de klacht de beoordeling niet zelf had mogen uitvoeren.
7. Uit de onder punt 5 beschreven gang van zaken volgt dat het Uwv niet heeft afgezien van een fysieke hoorzitting met een verzekeringsarts bezwaar en beroep, maar dat eiseres ervoor heeft gekozen om de hoorzitting, waarbij mevrouw [A] als verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig zou zijn, niet bij te wonen. Er bestaat geen regel dat als er eerder een klacht tegen een verzekeringsarts is ingediend, die verzekeringsarts in een latere procedure geen onderzoek meer mag doen. De omstandigheid dat eiseres in bezwaar niet is gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep is dus het gevolg van de keuze van eiseres. Eiseres is er bovendien, ruim voordat het bestreden besluit werd genomen, op gewezen dat de heroverweging op basis van de stukken zou plaatsvinden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Uwv niet onzorgvuldig heeft gehandeld en de op hem rustende verplichting om eiseres te horen niet heeft geschonden. Of het handelen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres klachtwaardig of medisch-tuchtrechtelijk verwijtbaar is, valt buiten de omvang van het geding van dit beroep.
De medische beoordeling
8. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
9. Volgens eiseres heeft zij verdergaande beperkingen dan zijn aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. Zo is eiseres al langere tijd bekend met dezelfde klachten, waar zij ook nog steeds behandeling voor krijgt. Met ingang van 25 oktober 2023 heeft het Uwv aan eiseres opnieuw een WIA-uitkering toegekend met een ongeschiktheidspercentage van 80-100%. Het is voor eiseres niet te begrijpen dat zij alleen in de periode 4 oktober – 25 oktober 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij ook begin oktober 2023 was aangemeld voor een behandeling, die behandeling is niet meegenomen, terwijl zij dit wel had gemeld aan het Uwv.
10. Uit de rapportage van 20 november 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de informatie van de behandelend sector in de heroverweging is betrokken. Uit de brief van de ergotherapeut en hoofdbehandelaar vermoeidheidskliniek van 25 oktober 2023 volgt dat eiseres op 25 oktober 2023 is gestart met de multidisciplinaire behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat de primaire verzekeringsarts eiseres heeft gezien voor een medisch onderzoek op 29 juni 2023, waarbij een uitgebreide anamnese werd afgenomen, er onderzoek psyche is verricht en een gericht lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat is uitgevoerd. Ten opzichte van eerdere medische onderzoeken heeft de primaire verzekeringsarts nadere beperkingen aangenomen ten aanzien van hand- en vingergebruik. Omdat de start van het multidisciplinair traject is gelegen na de datum in geding, blijft deze behandeling buiten beschouwing bij deze heroverweging. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft de conclusie van de primaire verzekeringsarts. Er is per datum in geding geen aanleiding om de FML te herzien.
10. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid. Dat eiseres eerder en later wel recht had op een WIA-uitkering maakt niet dat deze beoordeling onjuist is. Eiseres heeft ook niet onderbouwd waarom de beoordeling onjuist is en heeft geen stukken overgelegd over behandeling op de datum in geding.
Uit de stukken volgt dat de FML van 25 oktober 2023 vrijwel gelijk is aan de FML van 4 juli 2023. De FML wijkt alleen af op de forse urenbeperking vanwege de behandeling per 25 oktober 2023. Dat eiseres op de zitting heeft toegelicht dat zij ook begin oktober 2023 al met behandelingen was gestart is niet onderbouwd met stukken.
Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiseres van al haar klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.
10. De rechtbank volgt het Uwv dan ook in zijn conclusie dat er geen reden was om op de datum in geding die hier aan de orde is meer beperkingen aan te nemen. Eiseres heeft geen twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid. Dit leidt tot de conclusie dat het Uwv de WIA-uitkering terecht per 4 oktober 2023 heeft beëindigd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 7:3, aanhef en onder c. van de Awb.