3.3.1.Bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
De verdachteheeft tijdens de zitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Rond 00:00 uur op 9 juni 2024 liep ik met [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] naar de school [school] waar het gesprek plaats zou vinden met één van die gasten. [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] wilden van die brandbare stoffen molotovcocktails maken. Ze kwamen aangelopen met die benzinetank en wilden die flessen vullen. Ik ben als een eendje achter hen aangelopen en vond het ook wel spannend. Ze begonnen te schreeuwen bij de school en toen zijn wij met de auto van [medeverdachte 1 (voornaam)] weggereden. Ik ben persoon 4 op de beelden. Op de camerabeelden is te zien dat ik een airsoftwapen vasthoud.
In een proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2024is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd:
Op 9 juni kwam ik ter plaatse op de [adres 2] te [plaats 1] . Ik hoorde bewoonster [B] het volgende vertellen:“Direct achter onze tuin loopt een smal pad, en daar weer achter ligt een grasveldje met enkele bosschages. In die bosschages trof ik zojuist, rond 16.45 uur, twee molotovcocktails aan. Ik kan mij niet herinneren dat ik eerder een benzinegeur heb geroken. Deze ruik ik nu wel heel duidelijk.”Toen ik zelf ging kijken zag ik in de genoemde bosschages op een meter afstand van elkaar twee glazen, doorzichtige flessen. Een daarvan lag schuin tegen een tak, de ander stond rechtop. Beide flessen hadden een etiket van FLEVOSAP. Beide flessen hadden een geelkleurige vloeistof. In beide flessen zat een theedoek in de fles gedrukt. Een deel van de theedoek hing in de vloeistof. Een deel van de theedoek hing uit de fles.
In een proces-verbaal van bevindingenis – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:
De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen gevuld met een geelkleurige vloeistof. Tevens stak uit beide voorwerpen een theedoekje. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail.Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van brand. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt.Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie.
In een proces-verbaal van bevindingenvan 10 juni 2024 is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd:
Op 9 juni 2024 kregen wij de opdracht om te gaan naar [adres 3] te [plaats 1] . Ter plaatse zagen wij verbalisanten een gele jerrycan en twee flessen van het merk 'Flevosap' gevuld met een vloeistof welke rook naar benzine/diesel in de bosschage liggen. Het betrof de bosschage achter de woning van de [adres 4] aan de rechterzijde van de poort. Wij zagen dat er een geel kleurig doekje, vaatdoekje, bij de flessen lag. Wij zagen dat er een blauwe plastic tas naast de gele jerrycan lag. In de blauwe plastic tas troffen wij een lege fles van het merk 'Monin'. Iets verder in de bosschage troffen verbalisanten ook een lege fles van het merk Mathieu 'Teisseire' aan. Meldster [C] vertelde dat zij op 8 juni 2024 omstreeks 23.15 uur de hond had uitgelaten. Zij was langs de locatie gelopen waar de goederen waren aangetroffen, maar had toen de goederen daar niet waargenomen. De volgende dag, 9 juni 2024, omstreeks 7.00 uur liet zij de hond uit en trof zij de jerrycan en andere spullen in de bosschage aan.[C] heeft rondom haar woning camera’s hangen en had de camerabeelden aan de politie ter beschikking gesteld. Hierop zagen wij dat er op tijdsindicatie 09-06-2024 omstreeks 00.05 uur vier personen in beeld lopen, komende vanuit [straat] de steeg langs [adres 7] . De voorste persoon droeg een Jerrycan. Verbalisanten realiseerden dat er een conflict gaande is tussen de families [achternaam van medeverdachte 1] en [achternaam van A] . Hierbij is in de nacht van 08-06-2024 en 09-06-2024 geschoten op [medeverdachte 1] . Verbalisant [verbalisant 2] realiseerde dat [A] woonachtig is op de [adres 5] . Deze woning is op korte afstand van de vindplaats van de goederen vandaan.
In een proces-verbaal van bevindingenis – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:
De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen en een jerrycan gevuld met vermoedelijk benzine. Tevens is er bij deze voorwerpen een doekje en 2 lege flessen aangetroffen. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail. Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zakendoor middel van ontploffing. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt. Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeeldenis – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:
Beelden van [adres 3] deurbelcameraOp de beelden stond de datum van opname 2024-06-09.00:05:05 uur - 00:05:13Wij zagen dat er vier personen in het beeld van de camera voorbij liepen. De personen kwamen vanuit de richting [adres 6] en liepen in de richting van de woning gelegen aan de [adres 3] .
Ik kan de personen als volgt omschrijven:Persoon 1- iets vast in de rechterhand, ongeveer 30 bij 30 centimeter.Persoon 2Persoon 3- tas in de rechterhand;Persoon 400:26:09 uur - 00:26:15 uurWij zagen op de beelden weer 4 personen met hetzelfde signalement. Nu liepen de personen weer in de tegenovergestelde richting als eerst. Wij zagen dat personen 1 en 3 geen voorwerpen in hun handen hadden.
3.3.2.Bewijsoverwegingen feit 1
3.3.2.1 Voorbereiding van een ontploffing teweegbrengen
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of feit 1 is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de beschuldiging omschreven voorwerpen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de beschuldiging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had
De rechtbank acht op grond van de waargenomen geur ter plaatse en de processen-verbaal betreffende de categorisering van de voorwerpen en de verklaring van de verdachte bewezen dat de vloeistof in de flessen en jerrycan een brandstof (vermoedelijk benzine) betrof. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat er twee molotovcocktails zijn aangetroffen die al klaar waren voor gebruik en ook voorwerpen die geschikt waren voor het maken van molotovcocktails. Een molotovcocktail is bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Door deze molotovcocktails te maken en de voorwerpen gereed te hebben staan voor het maken van meerdere molotovcocktails, konden deze middelen dienstig zijn voor het gebruiken hiervan en dus het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan.
3.3.2.2 Medeplegen
De rechtbank overweegt over de vraag of sprake is van medeplegen als volgt. De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte het volgende af:
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] naar de school [school] ging, omdat daar een gesprek over een conflict zou plaatsvinden. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij op enig moment wist dat [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] molotovcocktails wilden maken met de voorwerpen (onder meer een ‘benzine tank’ en flessen) die zij hadden meegenomen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte en medeverdachten om 00:05 uur samen vlak achter elkaar in de richting van de school liepen en vervolgens om 00:26 uur) weer samen vlak achter elkaar in de tegenovergestelde richting. Op dat moment droeg de verdachte een wapen. Bij de looproute van de verdachten zijn de molotovcocktails en voorwerpen gevonden. Op basis van deze uiterlijke verschijningsvorm oordeelt de rechtbank dat de verdachte wist wat het plan was, namelijk het maken van molotovcocktails en deze zo nodig gebruiken, en dat hij ook onderdeel van dat plan was. Bovendien duidt het voorgaande niet op de situatie dat de verdachte zich heeft onttrokken aan het plan om de molotovcocktails te maken. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat de verdachte in het korte tijdsbestek tussen het heen- en teruglopen een draai heeft gemaakt (in die zin dat hij er niets meer mee te maken wilde hebben en zich heeft onttrokken aan de situatie) waardoor hij niets van de molotovcocktails heeft meegekregen. Het feit dat de verdachte aanwezig was bij het teruglopen en daarbij een wapen droeg, sterkt de rechtbank in haar overtuiging op dit punt. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij het ook wel spannend vond wat er gebeurde.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het voorbereiden van een ontploffing teweegbrengen bewezen.