ECLI:NL:RBMNE:2025:5110

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
11672571 UE VERZ 25-124
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en toekenning van transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en iQBS Solutions B.V. De procedure is gestart door [verzoeker] die op 25 april 2025 een verzoekschrift indiende tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst en toekenning van een billijke vergoeding. iQBS heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig tegenverzoek. De zaak is behandeld tijdens een mondelinge zitting op 11 augustus 2025, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding tussen [verzoeker] en iQBS onherstelbaar is verstoord, vooral door de spanningen die zijn ontstaan over de afwikkeling van het dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat er een redelijke grond voor ontbinding was, zoals vereist door artikel 7:669 lid 1 BW. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 oktober 2025 en heeft iQBS veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 3.651,88 aan [verzoeker]. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter geen ernstig verwijtbaar handelen van iQBS kon vaststellen. Tevens werd de loonvordering van [verzoeker] afgewezen, omdat hij zich na zijn betermelding niet beschikbaar heeft gehouden voor werk. De proceskosten werden toegewezen aan iQBS, omdat [verzoeker] grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 11672571 \ UE VERZ 25-124
Beschikking van 1 september 2025
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats] ,
(aanvankelijk) verzoekende partij en verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen
iQBS SOLUTIONS B.V.,
vestigingsplaats: Bunnik,
(aanvankelijk) verwerende partij en verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: iQBS,
gemachtigde: mr. I.H.M. van der Ven.

1.De procedure

1.1.
De procedure is aanvankelijk gestart met het op 25 april 2025 door [verzoeker] ingediende verzoekschrift dat, na een aantal wijzigingen, strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een billijke vergoeding en/of een schadevergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen door iQBS.
1.2.
iQBS heeft op 11 juni 2025 een verweerschrift ingediend dat tevens een onvoorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek inhoudt, met bijlagen 1-24.
1.3.
[verzoeker] heeft zijn verzoekschrift(en) op 25 juli 2025 ingetrokken.
1.4.
Het verloop van de procedure blijkt vervolgens uit:
- het verweerschrift van [verzoeker] met producties 1-51;
- de nagezonden producties 52-61 van [verzoeker] ;
- de pleitnota van iQBS
- de pleitnota van [verzoeker]
1.5.
Zowel het zelfstandig tegenverzoek van iQBS van 8 augustus 2025, dat strekt tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten, als het verzoek van [verzoeker] tot het treffen van een voorlopige voorziening van 11 augustus 2025, worden toegelaten. De (late) indiening van die verzoeken wordt niet in strijd met de goede procesorde geacht. Deze verzoeken behoren dus ook tot de processtukken.
1.6.
Op 11 augustus 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [verzoeker] was daarbij aanwezig. Namens iQBS is verschenen de heer [A] , [functie 1] van iQBS, bijgestaan door mr. Van der Ven.
1.7.
Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De zaak in het kort

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1993, is op 5 september 2022 in dienst getreden bij iQBS op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Sinds 1 april 2023 heeft [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [verzoeker] is [functie 2] met een loon van € 3.300,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 20 april 2023 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Vanaf augustus 2024 is [verzoeker] gere-integreerd in eigen aangepaste werkzaamheden en heeft er een opbouw plaatsgevonden naar 30-32 uur (op 20 januari 2025). Op 28 januari 2025 heeft [verzoeker] een WIA-uitkering aangevraagd. Op 30 januari 2025 heeft [verzoeker] zich volledig ziekgemeld.
2.3.
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft in het kader van de WIA-aanvraag van [verzoeker] onderzocht of iQBS genoeg heeft gedaan om [verzoeker] te re-integreren. In het arbeidsdeskundig rapport van 16 april 2025 is geconcludeerd dat dat het geval is [1] .
2.4.
iQBS heeft [verzoeker] in april 2025 voorgesteld om de arbeidsovereenkomst te beëindigen omdat [verzoeker] (bijna) 104 weken arbeidsongeschiktheid was. [verzoeker] is niet akkoord gegaan met de voorgestelde vso. Volgens [verzoeker] is iQBS als werkgever ernstig tekortgeschoten en daardoor lijdt [verzoeker] aanzienlijke schade [2] .
2.5.
Met ingang van 20 april 2025 heeft iQBS de loondoorbetaling aan [verzoeker] gestopt omdat die verplichting van de werkgever ophoudt na 104 weken arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Op 22 april 2025 heeft het UWV [verzoeker] vanaf 17 april 2025 een voorschot toegekend op een WIA-uitkering.
2.6.
Op 28 april 2025 heeft [verzoeker] zich volledig hersteld gemeld bij iQBS.
2.7.
Bij besluit van 18 juli 2025 heeft het UWV [verzoeker] medegedeeld dat hij vanaf 17 april 2025 geen WIA-uitkering krijgt omdat hij niet meer arbeidsongeschikt is. Het toegekende voorschot wordt beëindigd op 17 april 2025.
Het verzoek en het verweer
2.8.
iQBS verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden omdat de arbeidsrelatie tijdens de afwikkeling van het dienstverband in een korte tijd op onherstelbare wijze verstoord is geraakt.
2.9.
[verzoeker] vindt dat het verzoek van iQBS moet worden afgewezen omdat de verstoring volgens hem volledig is toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van iQBS. Verder wil [verzoeker] een billijke vergoeding, bestaande uit een materiële schadevergoeding van € 99.936,- bruto en een immateriële schadevergoeding van € 30.000,-, alsmede een transitievergoeding van € 3.453,88 bruto. Ook wil [verzoeker] dat iQBS wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallig loon vanaf 20 april 2025.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. [verzoeker] krijgt wel een transitievergoeding, maar geen billijke vergoeding. Verder bestaat er geen grond om iQBS te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 20 april 2025. De beslissing wordt hierna toegelicht.
Er is een redelijke grond voor ontbinding
3.2.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). De kantonrechter is op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken tot de conclusie gekomen dat de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar is verstoord en dat van iQBS niet gevergd kan worden de arbeidsrelatie voort te laten duren.
Duurzame verstoring arbeidsrelatie in de laatste weken van het tweede ziektejaar
3.3.
Kort voor het einde van de wachttijd zijn er spanningen ontstaan tussen [verzoeker] en iQBS over de afwikkeling van het dienstverband. [verzoeker] heeft iQBS verweten dat zij als werkgever ernstig tekort is geschoten tijdens de re-integratie van [verzoeker] . iQBS herkent zich niet in het door [verzoeker] geschetste beeld en heeft in haar e-mail van 25 april 2025 [3] gereageerd op genoemde verwijten en deze geprobeerd te weerleggen. Dat heeft niet mogen baten want op dezelfde dag heeft [verzoeker] het onder 1.1 vermelde verzoekschrift ingediend, dat was gericht op beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met iQBS, en heeft hij om een billijke vergoeding verzocht. De gesprekken die partijen daarna hebben gevoerd hebben niets opgelost en het wederzijds ontstane wantrouwen is er niet minder op geworden. Zo heeft iQBS in zijn recent ingediende verweerschrift iQBS beschuldigd van vervalsing, samenzwering, manipulatie, intimidatie en actieve tegenwerking. Ook heeft [verzoeker] aangekondigd dat hij aangifte gaat doen tegen iQBS wegens valsheid in geschrifte en heeft hij volhard in zijn standpunt dat iQBS documenten heeft vervalst.
3.4.
Zoals iQBS in haar verzoek al heeft verwoord, is het voor een duurzame arbeidsverhouding van essentieel belang dat er tussen partijen over en weer vertrouwen bestaat. Als dat vertrouwen ontbreekt en wantrouwen de overhand krijgt, liggen onrust en (voortduring van) conflictsituaties op de loer. Dat is precies wat er in deze zaak is gebeurd. De verwijten die [verzoeker] iQBS maakt zijn ernstig en het is iQBS, die meent dat die verwijten zijn gebaseerd op subjectieve interpretaties, speculatieve aannames en feitelijke onjuistheden, niet gelukt om de situatie te de-escaleren. Daarmee is genoegzaam aannemelijk dat deze arbeidsrelatie geen vruchtbare toekomst meer heeft.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] gezegd dat hij wel met iQBS om de tafel zou willen om de toekomst te bespreken, maar dat volgt de kantonrechter niet. [verzoeker] heeft vanaf 25 april 2025 zelf ingezet op een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Hij heeft zijn verzoekschrift op 25 juli 2025 weliswaar ingetrokken maar op de aanleiding van zijn verzoek – vermeend ernstig verwijtbaar handelen door iQBS – heeft [verzoeker] geen andere visie gekregen. [verzoeker] blijft iQBS immers ernstige verwijten maken,
Herplaatsing ligt niet in de rede
3.6.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verzoeker] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW).
Aan die eis is in dit geval voldaan. Gelet op de duurzame verstoring in de arbeidsrelatie ligt het niet voor de hand dat [verzoeker] kan worden herplaatst in een andere functie en dat hoeft van iQBS ook niet te worden verwacht.
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 oktober 2025
3.7.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 oktober 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671b lid 9 onder a BW).
iQBS moet een transitievergoeding betalen
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst recht heeft op de wettelijke transitievergoeding. Rekening houdend met de ontbindingsdatum van 1 oktober 2025 komt dat neer op een bedrag van € 3.651,88 bruto.
iQBS hoeft geen billijke vergoeding te betalen
3.9.
[verzoeker] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van (bijna) € 130.000,- vanwege ernstig verwijtbaar handelen van iQBS als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 BW onder c BW. De kantonrechter wijst dat verzoek af.
3.10.
Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is niet gebleken.
3.11.
De kantonrechter kan de verwijten die [verzoeker] iQBS maakt niet goed plaatsen.
Er wordt iQBS verweten dat zij tekort is geschoten bij de uitvoering van haar re-integratieverplichtingen maar de arbeidsdeskundige heeft in het arbeidsdeskundig rapport van 16 april 2025 geconcludeerd dat iQBS genoeg heeft gedaan om [verzoeker] te re-integreren. Ook in de beslissing van het UWV van 18 juli 2025 waarmee de WIA-aanvraag van [verzoeker] is afwezen [4] staat dat iQBS en [verzoeker] voldoende hebben gedaan aan re-integratie. Dat deze conclusie van het UWV is gebaseerd op door iQBS verstrekte vermeend onjuiste gegevens blijkt nergens uit en wordt gemotiveerd betwist door iQBS. [verzoeker] stelt bijvoorbeeld dat iQBS hem ten onrechte als 0% hersteld had geregistreerd maar iQBS heeft uitgelegd dat het deelherstelpercentage telkens is aangepast in het portaal van de verzuimverzekeraar en is verwerkt in overeenstemming met de adviezen van de bedrijfsarts [5] . Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige, naar aanleiding van een opmerking van [verzoeker] daarover, gezegd dat hij niet heeft gelezen dat sprake is geweest van 0% herstel in eigen werk [6] . Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring van de arbeidsdeskundige. Voor het oordeel dat iQBS niet heeft gehandeld in overeenstemming met geldende regelgeving en adviezen van de bedrijfsarts, of dat sprake is van gecoördineerde strategie van iQBS om van meet af aan toe te werken naar het beëindigen van de arbeidsrelatie met [verzoeker] geen grondslag in de stukken of hetgeen besproken is op zitting. De juistheid van de ernstige verwijten die [verzoeker] aan iQBS maakt blijkt nergens uit. Dat de arbeidsdeskundige van het UWV (uiteindelijk) heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat kan geen van partijen worden verweten en van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van iQBS is dan al helemaal geen sprake.
3.12.
Niet ter discussie staat dat iQBS (in de persoon van de supervisor van [verzoeker] ) in februari 2024 de coach van [verzoeker] heeft benaderd. Dat heeft niet in positieve zin bijgedragen aan het vertrouwen van [verzoeker] en had iQBS dus beter niet kunnen doen. De hoge lat voor het aannemen van ernstige verwijtbaarheid is daarmee echter niet gehaald. Dat iQBS dat heeft gedaan met het doel de arbeidsrelatie met [verzoeker] te schaden, blijkt nergens uit. Uit de transcriptie [7] van het gesprek (dat [verzoeker] overigens zonder toestemming van zijn supervisor heeft opgenomen) vertelt de supervisor zelf aan [verzoeker] dat hij de coach heeft gesproken en doet daar verder niet geheimzinnig over.
De loonvordering van [verzoeker]
3.13.
iQBS heeft de doorbetaling van het loon met ingang van 20 april 2025 stopgezet. iQBS ging ervan uit dat dat haar verplichting tot loondoorbetaling na 104 weken ziekte was geëindigd. Daarnaast lag het niet in de rede dat die verplichting door het UWV zou worden verlengd. Uit het arbeidsdeskundig rapport van 16 april 2025 kan immers worden afgeleid dat een eventuele loonsanctie niet aan de orde was omdat iQBS aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan. [verzoeker] ontving bovendien met ingang van 17 april 2025 (de datum die het UWV aanhoudt als einde wachttijd) een voorschot op een WIA-uitkering.
3.14.
Het UWV heeft op 18 juli 2025 beslist dat [verzoeker] geen WIA-uitkering krijgt. Uit het actuele oordeel van de bedrijfsarts is namelijk gebleken dat [verzoeker] in staat is om zijn eigen werk volledig uit te voeren per 17 april 2025.
3.15.
iQBS vindt dat de loonvordering moet worden afgewezen omdat [verzoeker] zich na zijn betermelding niet beschikbaar heeft gehouden voor werk en hij zijn werkzaamheden voor iQBS op geen enkele wijze heeft opgepakt. Dat dient voor zijn eigen rekening en risico te komen volgens iQBS.
3.16.
De loonvordering van [verzoeker] moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:628 BW, waarin is bepaald dat de werkgever verplicht is het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De kantonrechter begrijpt dat iQBS een beroep doet op de tenzij-bepaling van artikel 7:628 BW. Dit beroep slaagt. De stelling van iQBS dat [verzoeker] niet bereid/beschikbaar was om werkzaamheden te verrichten, is voldoende komen vast te staan. [verzoeker] heeft immers op 25 april 2025 een ontbindingsverzoek ingediend dat juist gericht was op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat iQBS [verzoeker] na zijn hersteld melding niet meer heeft opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden is daarom begrijpelijk. Bovendien verkeerde iQBS in de op dat moment terechte veronderstelling dat het UWV [verzoeker] arbeidsongeschikt achtte. Niet is gesteld noch gebleken dat [verzoeker] zich ná de beslissing van het UWV van 18 juli 2025 en ná intrekking van zijn verzoekschrift op 25 juli 2025 alsnog beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van zijn werkzaamheden bij iQBS. Hoewel artikel 7:628 BW niet als voorwaarde stelt dat de werknemer zijn bereidheid om de arbeid te verrichten aan de werkgever kenbaar maakt, had dat naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden in redelijkheid wel van [verzoeker] verwacht mogen worden. Dat betekent dat van iQBS het achterstallige loon niet hoeft te betalen.
Provisioneel verzoek
3.17.
Het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker] wordt afgewezen. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen voor de duur van procedure. Deze procedure komt vandaag tot een einde met het oordeel dat de loonvordering niet wordt toegewezen. Daarmee is dus een beslissing genomen op het verzoek van [verzoeker] . [8]
[verzoeker] moet de proceskosten betalen
3.18.
Het verzoek van iQBS tot veroordeling van [verzoeker] in de volledige proceskosten wordt afgewezen. Voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten is volgens vaste rechtspraak alleen plaats in buitengewone omstandigheden. Daarbij moet worden gedacht aan onrechtmatig procederen of misbruik van procesrecht. Hiervan is sprake indien het instellen van de vordering gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren te blijven. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen als grond voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten past terughoudendheid, gelet op het recht van toegang tot de rechter, dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
3.19.
Aan dit strenge criterium is niet voldaan. Het staat vast dat [verzoeker] zijn verzoekschrift een aantal keer heeft gewijzigd en dat iQBS daardoor extra kosten voor rechtsbijstand heeft moeten maken, maar van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig procederen is geen sprake geweest.
3.20.
Voor een proceskostenveroordeling overeenkomstig de standaardtarieven is in deze ontbindingszaak wel plaats. [verzoeker] is grotendeels in het ongelijk gesteld en de proceskosten komen dan voor zijn rekening. De proceskosten aan de zijde van iQBS worden begroot op € 1.221,00 (€ 1.086,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.21.
De kantonrechter zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2025,
4.2.
veroordeelt iQBS om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 3.651,88,
4.3.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025.
1257

Voetnoten

1.Productie 7 van iQBS
2.Productie 12 van iQBS
3.Productie 14 van iQBS
4.Productie 1 van [verzoeker]
5.Zie opnieuw productie 14 van iQBS
6.Zie opnieuw productie 7 van [verzoeker] , pagina 10
7.Productie 27 van [verzoeker]
8.Artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.