ECLI:NL:RBMNE:2025:5117

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
596829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking in prijsvaststellingsprocedure bij voorkeursrecht ex artikel 9.16 Omgevingswet

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenbeschikking gegeven in een prijsvaststellingsprocedure naar aanleiding van een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Dronten. Het College heeft de rechtbank verzocht om een oordeel te geven over de prijs van onroerende zaken die in eigendom zijn van [verweerster] B.V. Het verzoek is ingediend op 16 juli 2025, en betreft percelen kadastraal bekend gemeente [.] met een totale oppervlakte van 7.899 m2. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen en heeft besloten om deskundigen te benoemen die advies moeten uitbrengen over de prijs van de onroerende zaken. De deskundigen zijn mr. J.J. van der Gouw, ing. J.A. Jansens van Gellicum en ing. F. Olthof. De rechtbank heeft partijen verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen en heeft hen de gelegenheid gegeven om binnen vier weken hun visie op de waarde van de onroerende zaken in te dienen. De deskundigen moeten hun advies uiterlijk op 15 maart 2026 schriftelijk indienen bij de griffie van de rechtbank. De rechtbank heeft verder bepaald dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/596829 / HL RK 25-27
Beschikking van 1 oktober 2025
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DRONTEN,
te Dronten,
verzoekende partij,
hierna te noemen: het College,
advocaat: mr. H. Doornhof,
tegen
[verweerster] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. J.W. Both.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties 1-9, ingekomen bij de rechtbank op 16 juli 2025;
  • het verweerschrift van [verweerster] van 26 augustus 2025;
  • de brief van het College van 28 augustus 2025 met nadere producties 10-12.
1.2.
Ten slotte is een datum voor deze tussenbeschikking bepaald.

2.Het verzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
Bij brief van 18 juni 2025 heeft [verweerster] het College verzocht om aan de rechtbank te verzoeken een oordeel te geven over de prijs van de bij haar in eigendom zijnde onroerende zaken, zijnde de percelen kadastraal bekend gemeente [.] :
  • sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 1] , groot 7.139 m2;
  • sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 2] , groot 760 m2.
hierna samen te noemen: de onroerende zaken.
2.2.
Het College heeft daarop op 16 juli 2025 een verzoekschrift ingediend dat ertoe strekt dat de rechtbank haar oordeel geeft over de prijs van de onroerende zaken conform het bepaalde in artikel 9.16 Omgevingswet (hierna: Ow). Het College verzoekt de rechtbank om een of meer deskundigen te benoemen.
2.3.
[verweerster] heeft geen bezwaar tegen het verzoek van het College voor zover het betrekking heeft op de onroerende zaken.
2.4.
Het College heeft de rechtbank ook verzocht een oordeel te geven over de bedrijfswoning, kadastraal bekend gemeente [.] , sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 3] . De rechtbank zal hiertoe niet overgaan. De eigenaar van dit perceel heeft het college van B&W immers niet uitgenodigd in onderhandeling te treden als bedoeld in artikel 9.12 lid 1 Ow, als gevolg waarvan ter zake dit perceel ook geen verzoek is gedaan om een gerechtelijke procedure tot vaststelling van de prijs. Bovendien is [verweerster] niet de eigenaar van dit perceel en heeft zij bezwaar gemaakt tegen dit verzoek van het College.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek voor het overige voldoet aan de wettelijke eisen en daarom zal worden toegewezen zoals vermeld onder de beslissing.
2.6.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 16.122 lid 1 Ow een commissie van drie deskundigen benoemen om aan de rechtbank advies uit te brengen over de prijs van de onroerende zaken.
2.7.
De hierna onder de beslissing vermelde deskundigen hebben zich bereid verklaard de benoeming te aanvaarden en vrij te staan ten opzichte van partijen. Partijen hebben geen bezwaren ingebracht tegen de voorgenomen benoeming van deze deskundigen.
2.8.
De deskundigen moeten het advies uitbrengen met overeenkomstige toepassing van de artikelen 15.21 tot en met 15.25 Ow (artikel 16.122 lid 1 jo. lid 2 Ow).
2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing is omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Als een partij op verzoek van de deskundigen of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
Mondelinge behandeling en descente
2.11.
De rechtbank heeft partijen verzocht ermee in te stemmen om, in eerste instantie, geen descente met een mondelinge behandeling te bepalen en het aan deskundigen over te laten om indien gewenst (met partijen) ter plaatse onderzoek te doen naar de onroerende zaken. Wel worden partijen in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na deze beschikking bij akte hun visie te geven over de waarde van de onroerende zaken en de volgens hen te hanteren uitgangspunten bij het bepalen van die waarde.
2.12.
Nadat de deskundigen hun definitieve advies hebben uitgebracht, zal alsnog een mondelinge behandeling (pleidooi) worden bepaald waarop partijen hun standpunten over dat advies naar voren kunnen brengen.
2.13.
Het College heeft met deze werkwijze ingestemd. [verweerster] heeft niet op deze voorgestelde werkwijze gereageerd, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat zij hiermee akkoord gaat.
Overig
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
de deskundigen
3.1.
benoemt tot deskundigen om gezamenlijk een advies als bedoeld onder randnummer 3.2. uit te brengen:
- mr. J.J. van der Gouw, voorzitter
adres: [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1]
telefoon: [telefoonnummer 1]
e-mail: [e-mailadres 1]
- ing. J.A. Jansens van Gellicum
adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2]
telefoon: [telefoonnummer 2]
e-mail: [e-mailadres 2]
- ing. F. Olthof
adres: [adres 3] , [postcode 3] [plaats 3]
telefoon: [telefoonnummer 3]
e-mail: [e-mailadres 3]
3.2.
draagt aan de deskundigen op om (met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.21 tot en met 15.25 Ow) advies uit te brengen over de prijs van de krachtens Hoofstuk 9 Ow door [verweerster] aan het College te koop aangeboden onroerende zaken, te weten de percelen kadastraal bekend gemeente [.] :
  • sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 1] , groot 7.139 m2;
  • sectie [letter] , nummer [nummeraanduiding 2] , groot 760 m2.
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking aan iedere deskundige zal sturen;
het onderzoek
3.4.
stelt partijen in de gelegenheid om
binnen vier wekenna de datum van deze beschikking een akte in te dienen zoals overwogen onder randnummer 2.11 met een afschrift aan de wederpartij;
3.5.
bepaalt dat het College de stukken die op deze zaak betrekking hebben,
inclusief voornoemde aktes,
binnen vier wekenna de datum van deze beschikking aan de deskundigen moet toesturen;
3.6.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op een door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
3.7.
bepaalt dat het aan de deskundigen wordt overgelaten of zij bij het vervullen van hun opdracht kennis willen nemen van de eventueel door partijen opgestelde waardebepalingen van de onroerende zaken;
3.8.
wijst de deskundigen erop dat bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in hun schriftelijk advies moeten vermelden of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als de deskundigen daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten;
3.10.
bepaalt dat de partij die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekt;
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundigen op om
uiterlijk 15 maart 2026het advies schriftelijk en ondertekend in drievoud bij de griffie van de rechtbank in te leveren;
3.12.
wijst de deskundigen erop dat:
- uit het deskundigenrapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd;
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen
binnen vier wekendaarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moet vermelden;
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren;
overige bepalingen
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025. 45353