In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het College van procureurs-generaal behandeld. Eiser had op 2 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 20 juli 2023, waarin hij vroeg om inzage in correspondentie met derden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser een herhaald verzoek om inzage heeft ingediend terwijl de besluitvorming over zijn eerdere verzoeken nog niet was afgerond. Dit is in strijd met artikel 39p van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), dat bepaalt dat een verzoek kan worden geweigerd als het kennelijk ongegrond of buitensporig is.
De rechtbank wijst erop dat eiser eerder soortgelijke verzoeken heeft ingediend en dat er al besluiten zijn genomen op deze verzoeken. De rechtbank concludeert dat eiser op het moment van indienen van zijn herhaalde verzoek redelijkerwijs geen besluit van verweerder kon verwachten, aangezien de eerdere verzoeken nog in behandeling waren. De rechtbank waarschuwt eiser dat hij in de toekomst mogelijk wordt beschuldigd van misbruik van procesrecht, indien hij blijft volharden in het indienen van herhaalde verzoeken en beroepsprocedures. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.