ECLI:NL:RBMNE:2025:5124

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
16/286398-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en drugshandel door moeder met betrokkenheid van minderjarige dochter

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die haar minderjarige dochter betrok bij haar drugshandel. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van mensenhandel en drugshandel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 september 2025, waarna het onderzoek op 30 september 2025 werd gesloten. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het werven, vervoeren en uitbuiten van haar dochter, die op dat moment 12 jaar oud was, en van het handelen in verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, MDMA, DMT en LSD. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan mensenhandel en drugshandel, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, samen met een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbare positie van de minderjarige dochter, en de schending van haar fundamentele rechten. De verdachte had haar dochter betrokken in de drugshandel en had haar niet weerhouden van het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele beschuldigingen, waaronder het aanwezig hebben van cocaïne, vanwege onvoldoende bewijs. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16/286398-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 30 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [1989] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] .
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 2 september 2025. Met instemming van partijen is het onderzoek (enkelvoudig) gesloten op 30 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. D.M.A. van der Zwan;
  • de advocaat van de verdachte: mr. F.S. Baardman.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat:
Feit 1
in de periode tussen 22 november 2021 tot en met 31 augustus 2023 in Woerden
  • haar minderjarige dochter [slachtoffer] , geboren op [2009] , heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting en
  • opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van haar minderjarige dochter;
Feit 2
in de periode tussen 22 november 2021 tot en met 31 augustus 2023 in Woerden, samen met anderen, meermalen hoeveelheden van cocaïne, DMT, amfetamine, MDMA, 2C-B en LSD heeft geteeld, bereid, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd;
Feit 3
op 21 juli 2023 in Woerden opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 2 gripzakjes met in totaal 12 blotters en zegels LSD;
- 10 wikkels cocaïne met een nettogewicht van 0,04 gram;
- een glazen buisje met DMT met een nettogewicht van 1,05 gram;
- 45 hele en 2 halve MDMA pillen met opschrift Moncler.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.2.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de mensenhandel (feit 1). Verder verzoekt de advocaat de verdachte vrij te spreken voor een deel van de pleegperiode van de handel in drugs (feit 2), namelijk van 22 november 2021 tot 16 juli 2023, althans van voor 15 mei 2023, en de periode na 21 juli 2023, en voor de handel in 2C-B. Ten aanzien van het bezit van de LSD, DMT en MDMA (feit 3), refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij verzoekt om de verdachte vrij te spreken voor het aanwezig hebben van de cocaïne. De advocaat van de verdachte voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.2.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1, 2 en 3
De rechtbank oordeelt dat de mensenhandel (feit 1), de drugshandel (feit 2) en het aanwezig hebben van LSD, DMT en MDMA (feit 3) zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 2 september 2025, voor zover inhoudende:
De drugs die op 21 juli 2023 in mijn heuptasje in mijn auto zijn aangetroffen (
de rechtbank begrijpt: de LSD, DMT en MDMA)waren van mij. De tipboekjes met daarop het telefoonnummer [telefoonnummer] , die ook in mijn auto zijn aangetroffen op die dag, waren ook van mij. Ik noemde mijzelf in gesprekken met mogelijke klanten ‘ [chatnaam 1 verdachte] ’, maar ook wel eens ‘ [chatnaam 2 verdachte] ’. Het zou kunnen dat ik ook de naam ‘ [chatnaam3 verdachte] ’ gebruikte. Het gesprek op mijn telefoon tussen [chatnaam 1 slachtoffer] en [chatnaam3 verdachte] is tussen mijn dochter en mij. Het klopt dat ik mijn dochter, [slachtoffer] , geboren op [2009] , heb betrokken in mijn drugshandel door haar te vragen of zij drugs had en of ze drugs wilde wegbrengen naar klanten. Mijn dochter noemde zichzelf ‘ [chatnaam 2 slachtoffer] ’. Het kan zijn dat ik ongeveer 2 jaar heb gehandeld in drugs.
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende
Ik, verbalisant, heb in de telefoon van [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: de dochter van de verdachte)gezocht in chatgesprekken tussen moeder [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte)en [slachtoffer] . [2]
22 november 2021
[chatnaam3 verdachte] Heb je zin om een te brengen bij [A] . In der brievenbus?
Ligt het er al
[slachtoffer] Nog nie moet eff wachten op jguang maar duurt lang
[chatnaam3 verdachte] Hoelaat wel? schiet ff heen en weer anders
[slachtoffer] Hij komt eraan
[chatnaam3 verdachte] Heb jij [A] der num?
[slachtoffer] Ja
[chatnaam3 verdachte] ohhhhhhhh app der ff als t er ligt mop [3]
(…)
27 oktober 2022
[slachtoffer] maak nu uit komt goed k heb ze bij uitgaan. Weet prc waar. Valt ni op
[chatnaam3 verdachte] ja maar de checken dat ook denk [4]
(…)
[chatnaam3 verdachte] Als ze hem al wel hebben gevonden issie niet van jou!!!
(…)
[slachtoffer] Als ze vragen hoe ziet een e de uit
En stel ze hebben m
[chatnaam3 verdachte] Zwart klein met rits. Als ze m laten zien zeg je nee was zilveren rits (…) Nou je hoeft niet helemaal naar de auto als je die in je schoen doet bij de wc of bij die brug. In je sok desnoods. En dan loop je happy terug [5] en zeg je ik heb ummm. (..) Leg die onder me linker voorwiel anders.
[slachtoffer] Ik verstop t meeste [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, deed onderzoek aan het toestel wat op 21 juli 2023 bij de verdachte [verdachte] in beslag is genomen, met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [7]
Direct na het ontgrendelen van het toestel zag ik dat er een whatsapp gesprek openstond. Dit was een chat met contact genaamd " [chatnaam 2 slachtoffer] (werk)"
12.3
uur uitgaand "weet niet of je wakker bent maar heb je 6 voor gedraaide"
13.09
uur inkomend "Yes welke cookie of super silver"
13.27
uur uitgaand " silver denk"
13.28
uur inkomend "voor wie"
15.28
uur uitgaand "YEAHHHH 1 DMT VERKOCHT"
15.29
uur inkomend "Bellen yeah"
17:40 uur uitgaand " kan je 100 papier en alle pony bij elkaar gooien ben out verpakte?"
17:41 uur uitgaand "ga het nu ook maar gelijk halen"
17:41 uur inkomend "Wat? Bel me" [8]
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, heb onderzoek verricht aan de veiliggestelde gegevens van de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [9]
16 juli 2023
[chatnaam 2 verdachte] Hoeveel heb je nodig
[B] nieuw 2 halve
[chatnaam 2 verdachte] Kruidvat […] ?
[B] nieuw Prima
[chatnaam 2 verdachte] Topper hoelaat?
[B] nieuw 10 min ongeveer Weetje ik app je als ik woerden in rij vanaf dan is t nog 5 minuutjes
[chatnaam 2 verdachte] yes
[B] nieuw 5 min
[chatnaam 2 verdachte] ik stuur ff me mini versie (dochter) knotje op der kop en een nike tech pak [10]
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek telefoon aan telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende:
Ik heb onderzoek verricht in de veiliggestelde gegevens van de, bij [verdachte] , in beslaggenomen Samsung A42. Bij deze telefoon hoort het telefoonnummer [telefoonnummer] . [11]
Ik zag dat de volgende afbeelding in de telefoon voorkwam: [12]
Afbeelding 3
[chatnaam 1 verdachte] is offline tot 29 mei.
‘ [chatnaam 2 slachtoffer] is actief tot die tijd.
Voor meer info appen
Voor bestellingen appen
[telefoonnummer] [13]
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek aan de telefoon van de verdachte, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant deed onderzoek in de telefoon van de verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] . [14]
23 juni 2023
[chatnaam 1 slachtoffer] (…) En ik wil eff weg van realiteit maar k wilde eig beetje clean blijven toch dus i don’t know. K voel me slecht laatste tijd wil dingen kunnen loslaten.
[chatnaam3 verdachte] als je je goed genoeg voelt…. (…) doe je ding mop als je maar voorzichtig
doet
(…)
[chatnaam 1 slachtoffer] Heel miss dat k bijpak [15]
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Goednummer PL0900-2023221766-3196545 [16]
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Goednummer PL0900-2023221766-3196543 [17]
Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Goednummer PL0900-2023221766-3196544 [18]
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende:
Goednummer PL0900-2023221766-3196545
Relatie met SIN AAQI4764NL
Bijzonderheden 45 hele en 2 halve groene xtc pillen opschrift moncler waza
Gewicht netto 29,66 gram [19]
Goednummer PL0900-2023221766-3196543
Relatie met SIN AAQI4762NL
Omschrijving Transparant glazen buisje met zilveren schroefdop met
lichtbruine/geelkleurige poeder korrels
Gewicht netto 1,05 gram [20]
Goednummer PL0900-2023221766-3196544
Relatie met SIN AAQI4763NL
Omschrijving 2x gripzakje met in totaal 12 blotter zegels met diverse kleuren [21]
Een geschrift, zijnde een NFI rapport, voor zover inhoudende:
Resultaten
Kenmerk AAQI4764NL
Resultaat bevat MDMA [22]
Een geschrift, zijnde een NFI rapport, voor zover inhoudende:
Resultaten
Kenmerk AAQI4762NL
Resultaat bevat DMT
Kenmerk AAQI4763NL
Resultaat bevat LSD [23]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
3.3.2.1 Mensenhandel (feit 1)
Het toetsingskader van mensenhandel
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van mensen. In artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is de strafbaarstelling van deze uitbuiting beschreven.
Gelet op de wijze van tenlastelegging ligt de vraag voor of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien haar minderjarige dochter in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 2, 4 en 6 Sr. Ter beantwoording van deze vraag, zal eerst het toetsingskader worden geschetst, zoals dat volgt uit het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:4130).
- Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het - middels een middel - werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
De middelen zijn dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft. De inzet van een dergelijk middel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is. Daar komt bij dat voor de vervulling van de delictsomschrijving niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. In zijn arrest van 21 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:672), waarbij deze zaak is teruggewezen, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat tevens de strafbare aard van de verrichte activiteiten en de minderjarige leeftijd van de slachtoffers in de overwegingen dient te worden betrokken.
- Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is. Het verschil met sub 1 zit in het feit dat voor strafbaarheid op grond van sub 2 ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde middelen niet zijn vereist. Sub 2 strekt derhalve ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. De leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. De wetgever heeft tot uitdrukking willen brengen dat aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming geen betekenis toekomt.
- Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:2467) heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte ‘misbruik van een kwetsbare positie’ én ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht’ is gemaakt. De rechtbank let daarbij op de bijzondere kwetsbaarheid van de dochter van de verdachte, het nog minderjarige kind (hierna: [slachtoffer] ), en haar afhankelijke positie ten opzichte van haar moeder. [slachtoffer] van destijds pas 12 jaar oud had onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze dan de aanwijzingen van de volwassene op te volgen. Aangenomen kan worden dat de verdachte zich daarvan bewust was, omdat zij heeft bekend dat zij haar dochter bij haar drugshandel heeft betrokken, en dus opzet heeft gehad op het misbruik. De verdachte heeft [slachtoffer] betrokken in haar drugshandel. Gezien haar leeftijd was zij geheel afhankelijk van haar moeder. Dat licht de rechtbank hieronder toe.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij haar dochter [slachtoffer] heeft betrokken in haar drugshandel. Uit de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting en de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op verzoek van haar moeder drugs heeft geleverd bij klanten. De verdachte reageerde enthousiast toen haar dochter drugs voor haar heeft verkocht en uit de berichten volgt dat [slachtoffer] hier ook enthousiast voor wordt gemaakt. Zo zegt zij tegen haar moeder: ‘Yeahhh 1 DMT verkocht’. In de periode dat de verdachte hier zelf niet toe in staat was – om wat voor redenen dan ook – heeft zij het telefoonnummer van [slachtoffer] aan haar klanten verstrekt en hen zo in contact gebracht met haar dochter, die haar taken overnam. De verdachte heeft haar eigen minderjarige dochter ingezet om haar te helpen bij haar drugshandel, die vanwege haar leeftijd niet in staat was de gevolgen van haar handelen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen.
De rechtbank stelt vast dat dit alles is gebeurd met het oogmerk van uitbuiting zoals bedoeld in sub 2. Uit de berichten tussen de verdachte en [slachtoffer] volgt dat zij haar dochter bewust vroeg om haar te helpen bij de drugshandel. De verdachte heeft haar minderjarige dochter ingezet om haar te helpen bij het plegen van dit strafbare feit. Omdat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van haar dochter [slachtoffer] en van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en gelet op de aard van de door [slachtoffer] verrichte diensten (te weten handelen in drugs), hoeft de duur van de door [slachtoffer] verrichte handelingen, zoals door de advocaat aangevoerd, niet lang te zijn.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dat zij haar dochter middelen heeft geleverd voor eigen gebruik, althans haar er niet van heeft weerhouden om verdovende middelen te gebruiken, is de rechtbank van oordeel dat uit de appgesprekken (zoals opgenomen in de bewijsmiddelen) volgt dat de verdachte zich ook hieraan schuldig heeft gemaakt. Uit de berichten volgt namelijk dat de verdachte met haar dochter spreekt over ‘bijpakken’ en uitspraken doet als ‘Doe je ding, als je maar voorzichtig doet’. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte haar dochter er niet van heeft weerhouden om verdovende middelen te gebruiken. De rechtbank merkt daarbij op dat de politie in mei 2023 een chat heeft gevonden tussen [slachtoffer] en haar moeder, waarin [slachtoffer] een filmpje naar haar moeder stuurt waar zij een joint in haar handen heeft en waarop haar moeder lachend reageert. Hieruit maakt de rechtbank op dat zij dit drugsgebruik heeft aanmoedigd.
De advocaat van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het laatste gedachtestreepje (het aan de drugshandel verdiende geld in ontvangst te nemen) niet kan worden bewezen. De rechtbank is met de advocaat van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat door verdachte geld in ontvangst is genomen dat met de drugshandel waarbij [slachtoffer] was betrokken is verdiend. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het ging de verdachte bij de uitbuiting van [slachtoffer] evident om (financieel) gewin, al dan niet om in haar eigen drugsgebruik te voorzien. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugshandel gepaard gaat met financieel gewin, te meer als je een ander inzet voor het plegen van deze feiten, omdat de handel bij jouw afwezigheid toch doorloopt en er geld verdiend wordt. Het voorgaande brengt dat rechtbank dan ook tot de conclusie dat hieruit voordeel is getrokken zoals bedoeld onder sub 6.
Door de verweten gedragingen van de verdachte zijn de fundamentele rechten van het kind geschonden. Uit de EU richtlijn 2011 [24] volgt dat de rechten van het kind voorop moeten staan en dat kinderen het recht hebben op de bescherming en de zorg die nodig is voor hun welzijn. Binnen dit fundamentele uitgangspunt past niet de uitbuiting van het kind ten behoeve van het handelen in verdovende middelen. Deze gedraging levert een schending van de fundamentele rechten van het kind op.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke handelingen, zoals ten laste gelegd, de situatie van uitbuiting opleveren. De verdachte heeft ook voordeel getrokken uit de uitbuiting van haar dochter. De rechtbank veroordeelt de verdachte daarom voor de onder feit 1 ten laste gelegde uitbuiting van haar minderjarige dochter en het voordeel trekken uit deze uitbuiting.
3.3.2.2 Handel in drugs (feit 2)
De verdachte heeft bekend dat zij heeft gehandeld in drugs voor de periode van ongeveer twee jaar. De advocaat heeft vrijspraak bepleit voor de handel in drugs van 22 november 2021 tot 16 juli 2023, althans van voor 15 mei 2023, en de periode na 21 juli 2023. De rechtbank is van oordeel dat de handel in drugs kan worden bewezen van 22 november 2021 tot en met 21 juli 2023. Gelet op de inhoud van de berichten die op de telefoons zijn aangetroffen, in combinatie met de verklaringen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich gedurende de periode van 22 november 2021 tot en met 21 juli 2023 schuldig heeft gemaakt aan de handel in drugs. Gelet op de inhoud van het hele dossier, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het gesprek van 22 november 2021 – waarin wordt gesproken over het door de brievenbus doen van ‘een’ – gaat over de handel in verdovende middelen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat uit appgesprekken van de verdachte volgt dat ook haar dochter op 21 juli 2023, de dag waarop de verdachte is aangehouden, nog betrokken was bij de handel in drugs.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank met de advocaat van oordeel dat niet duidelijk is waar de gesprekken van na 21 juli 2023 precies over gaan. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de handel in drugs in de periode na 21 juli 2023.
De rechtbank is ook met de advocaat van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken voor de handel in 2C-B. Het is niet wettig en overtuigend te bewijzen dat de verdachte ook in deze drugs heeft gehandeld. De enige aanwijzing dat de verdachte ook in deze drugs zou hebben gehandeld zijn de appgesprekken, maar daarin wordt niet met zoveel woorden over deze drugs (2C-B) gesproken maar over ‘Pikachu’s’. De rechtbank vindt dit onvoldoende om aan te nemen dat het hier om 2C-B zou gaan, omdat uit het dossier niet overtuigend volgt dat met ‘Pikachu’s’ inderdaad 2C-B wordt bedoeld. Bovendien merkt de rechtbank op dat deze drugs nooit bij de verdachte zijn aangetroffen en getest. De rechtbank spreekt de verdachte daarom ook vrij van de handel in 2C-B.
3.3.2.3 Bezit drugs (feit 3)
De verdachte heeft bekend dat de aangetroffen hoeveelheden drugs van haar waren. De rechtbank is met de advocaat van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken voor het aanwezig hebben van cocaïne. De cocaïne is indicatief getest, maar een onderzoek van de verdovende middelen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ontbreekt, waardoor niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangetroffen stof daadwerkelijk cocaïne betreft. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het aanwezig hebben van cocaïne.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Feit 1
in de periode gelegen tussen 22 november 2021 tot en met 21 juli 2023 te
Woerden,
(A) een ander, te weten [slachtoffer] (geboren [2009] ) (zijnde
verdachtes dochter)
- ( telkens) heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2);
en
(B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 6);
immers heeft verdachte, ten aanzien van die [slachtoffer] , (meermaals)
- aan die [slachtoffer] verdovende middelen geleverd/gegeven voor eigen gebruik, althans
die [slachtoffer] er niet van weerhoudt om verdovende middelen te gebruiken en/of dit
gebruik aanmoedigt en;
- die [slachtoffer] ertoe gebracht diverse verdovende middelen bij afnemers te bezorgen
en afleveren en verkopen en;
- instructies gegeven omtrent de plaats en wijze van bezorgen en afleveren
en verkopen van die verdovende middelen en omtrent het in ontvangst
nemen van het geld hiervoor en;
- instructies gegeven omtrent wat die [slachtoffer] moest zeggen indien de verdovende
middelen worden gevonden/aangetroffen en;
- aan haar afnemers/klanten gecommuniceerd dat haar dochter, zijnde die [slachtoffer] ,
soms verdovende middelen kwam langsbrengen en;
- aan haar afnemers/klanten het telefoonnummer van die [slachtoffer] gegeven, met als
profielfoto op Whatsapp de tekst “ [chatnaam 2 slachtoffer] ”, waar verdachte zelf een profielfoto
gebruikte met de tekst “# [chatnaam 1 verdachte] ” in de communicatie naar
afnemers/klanten van verdovende middelen, waaruit blijkt dat die [slachtoffer] betrokken
is bij die handel en;
- gecommuniceerd naar afnemers/klanten dat verdachte onder de naam
“ [chatnaam 1 verdachte] ” een periode offline was, maar dat “ [chatnaam 2 slachtoffer] ” gedurende die tijd
actief is, waaruit blijkt dat die [slachtoffer] betrokken is bij die handel.
Feit 2
in de periode gelegen tussen 22 november 2021 tot en met 21 juli 2023 te
Woerden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne
en DMT en amfetamine en MDMA en LSD, zijnde cocaïne en DMT en amfetamine en MDMA en LSD,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
op 21 juli 2023 te Woerden opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- 2 gripzakjes met in totaal 12 blotters en/of zegels LSD, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende LSD en;
- Een glazen buisje met DMT met een nettogewicht van 1,05 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende DMT en;
- 45 hele en 2 halve MDMA pillen met opschrift Moncler, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
zijnde LSD en DMT en MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2
Meerdaadse samenloop van
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º en 6º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten zijn strafbaar en de verdachte is strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als algemene voorwaarde het niet plegen van strafbare feiten;
- een taakstraf van 180 uur, met aftrek van het voorarrest, te vervangen door 90 dagen hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet of niet goed uitvoert.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de rechtbank bij een strafoplegging rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar schuldgevoel en -besef en het feit dat zij geen middelen meer gebruikt. Voor de hoogte van een taakstraf verzoekt de advocaat aan de sluiten bij de LOVS oriëntatiepunten. Ook verzoekt zij om bij de strafoplegging rekening te houden met een laag recidiverisico en schending van de redelijke termijn.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uur. Deze straf is passend en geboden.
Bij het bepalen van deze straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden mee, zoals op zitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
De ernst en de omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van meer dan anderhalf jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Zij heeft haar dochter uitgebuit door haar te gebruiken bij haar handel in drugs, heeft zelf gehandeld in drugs en heeft drugs aanwezig gehad. De verdachte is geheel aan de belangen van haar dochter voorbijgegaan en heeft kennelijk alleen oog gehad voor eigen belangen en financieel gewin. Zij heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van haar dochter, die vanwege haar minderjarigheid en de familieband tussen moeder en dochter als dochter afhankelijk van haar was. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat zij haar dochter, zonder dat zij daar zelf voor kon kiezen, op jonge leeftijd crimineel gedrag aanleert en bovendien ook betrekt in de drugswereld, die veelal gepaard gaat met criminaliteit, agressie, geweld, met schade en overlast voor de samenleving als gevolg. De verdachte heeft haar eigen dochter als een volwassene behandeld en in een gevaarlijke situatie gebracht door haar te betrekken in haar drugshandel. Uit het onderzoek op de telefoon van de verdachte volgt dat de politie ook een filmpje van de dochter van de verdachte heeft aangetroffen, waaruit lijkt te volgen dat zij drugs gebruikt heeft. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk. Volwassenen, in het bijzonder ouders, zijn in het algemeen een voorbeeld voor kinderen en moeten hen juist leren dat het plegen van strafbare feiten niet mag en moeten hen waarschuwen voor de gevaren die daarmee gepaard gaan. Zij mogen geen actieve bijdrage leveren aan het begaan van strafbare feiten door kinderen, waardoor de geestelijke gezondheid van de kinderen wordt bedreigd.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 31 oktober 2023. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Ter terechtzitting is ter sprake gekomen dat dit strafblad niet actueel is en dat de verdachte na 31 oktober 2023 voor het rijden onder invloed is veroordeeld.
De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafverminderende zin mee.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 30 oktober 2024. De reclassering adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Zij vinden interventies of toezicht niet nodig.
Ten tijde van de verdenking ging het niet goed met de verdachte. De verdachte kent een turbulente jeugd en een geschiedenis van conflictueuze partnerrelaties. In 2022 is haar ex-partner, vader van haar dochter, overleden, waarna de zorg voor haar dochter volledig bij haar kwam te liggen. De zorg viel haar zwaar, mede doordat ze kampte met de fysieke en mentale gevolgen van een ongeluk. In 2023 is zij, als alternatief voor diverse verslavende medicatie, gaan blowen. Hierdoor kwam zij in aanraking met een negatief gebruikersnetwerk. Dit heeft in combinatie met bovenstaande problematiek en financiële zorgen, geleid tot de verdenking drugshandel. Gedurende deze periode is betrokkene haar moederrol uit het oog verloren.
De verdachte heeft nu afstand genomen van haar negatieve netwerk en zet zich in voor het bieden van een veilige thuishaven en een positief opvoedklimaat voor haar dochter. Haar dochter is naar aanleiding van de verdenkingen uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld. Dit heeft een grote impact gehad op de verdachte. Zij kampte met schuld- en spijtgevoelens. Tegelijkertijd heeft zij de geboden hulp met beide handen aangegrepen. Er is sprake van een goedlopend hulpverleningstraject. De reclassering schat de kans op recidive in als laag.
Op de terechtzitting is gebleken dat de dochter van de verdachte inmiddels weer thuis woont en dat de onder toezicht stelling binnenkort afloopt. Ook is de verdachte voor 80 tot 100 procent afgekeurd om te werken.
De straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de soort straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Dit zijn geen harde normen maar uitgangspunten voor de strafsoort en strafmaat. De rechter is hieraan niet gebonden. Bijzondere omstandigheden in een specifiek geval kunnen aanleiding geven tot een zwaardere of juist lichtere straf. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Voor handel in harddrugs volgt uit het oriëntatiepunt voor meerderjarigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voor het aanwezig hebben van harddrugs voor de bewezenverklaarde staan onvoorwaardelijke taakstraffen.
Voor de mensenhandel in een dergelijke situatie zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank kijkt daarom naar de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken, waarbij minderjarige worden ingezet in het kader van mensenhandel.
Het zwaartepunt bij het bepalen van de straf ligt voor de rechtbank bij de uitbuiting van de dochter van de verdachte. De rechtbank stelt voorop dat normaliter de oplegging van een forse gevangenisstraf in de rede had gelegen, gelet op de ernst van de feiten. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en met name de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals hierboven weergegeven, vindt de rechtbank dat zij op dit moment niet meer naar de gevangenis hoeft. De specifieke persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven aanleiding om van de landelijke oriëntatiepunten af te wijken. Daarbij is mede van belang dat de reclassering eerder negatief heeft geadviseerd over het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat deze van invloed zal zijn op het hulpverleningstraject van de verdachte en het welzijn van haar dochter.
De rechtbank legt wel een voorwaardelijke gevangenisstraf op, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en duidelijk te maken aan de samenleving dat zij dergelijke feiten zeer ernstig vindt. De rechtbank weegt bij het bepalen van de hoogte daarvan mee dat de verdachte gedurende meer dan anderhalf jaar heeft gehandeld in drugs en haar dochter daarbij heeft betrokken. Daarbij heeft de verdachte haar dochter, zoals eerder overwogen, in een gevaarlijke wereld gebracht en heeft geen terughoudendheid getoond ten aanzien van alles wat met drugs te maken heeft, iets wat een ouder juist behoort te doen. De rechtbank vindt het goed dat de verdachte ter terechtzitting heeft gezegd dat zij veel spijt heeft van haar gedrag en inziet dat het fout is wat zij gedaan heeft. De rechtbank weegt deze proceshouding van de verdachte en met name de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ook volgen uit het reclasseringsrapport, in strafverminderende zin mee. Om de verdachte de ernst van het feit duidelijk te maken en haar te laten voelen wat de consequenties zijn van de keuzes die zij heeft gemaakt, zal de rechtbank ook een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar en de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten en een taakstraf voor de duur van 180 uur.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de telefoons verbeurd worden verklaard, omdat de drugshandel is gepleegd met deze telefoons.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank primair om alle telefoons terug te geven aan de rechthebbende, omdat niet duidelijk is op welke telefoons dierbare foto’s staan. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om de Samsung SM-A715F terug te geven, omdat de verdachte verwacht dat de dierbare foto’s daarop staan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren:
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung zwart (G3196542);
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung A22 (G782005);
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung Gouden Hoesje(G3196542);
  • 250,00 EUR Geld Euro (G3196540).
Met behulp van de telefoons zijn de onder feit 1 (mensenhandel) en feit 2 (drugshandel) bewezen verklaarde feiten voorbereid en begaan. De rechtbank merkt op dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft toegezegd dat zij zich ervoor zal inspannen om het mogelijk te maken dat de verdachte bij of in aanwezigheid van de politie haar dierbare foto’s, zoals van de begrafenis van haar moeder en van de vader van haar dochter, van haar telefoon mag halen. De rechtbank vertrouwt erop dat dit zal gebeuren. Tot slot overweegt de rechtbank dat het geldbedrag geheel uit baten van het strafbare feit is verkregen, waardoor ook dit geldbedrag verbeurd wordt verklaard.

7.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

8. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf
in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
beslag(
feit 1 en feit 2)
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung zwart (G3196542);
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung A22 (G782005);
  • 1 STK Telefoontoestel Samsung Gouden Hoesje(G3196542);
  • 250,00 EUR Geld Euro (G3196540).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
Mr. S.E. van den Brink is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij in de periode gelegen tussen 22 november 2021 tot en met 31 augustus 2023 te
Woerden, in elk geval in Nederland,
(A) een ander, te weten [slachtoffer] (geboren [2009] ) (zijnde
verdachtes dochter)
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met
het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien
jaren nog niet had bereikt (sub 2);
en/of
(B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 6);
immers heeft verdachte, ten aanzien van die [slachtoffer] , (meermaals)
- aan die [slachtoffer] verdovende middelen geleverd/gegeven voor eigen gebruik, althans die [slachtoffer] er niet van weerhoudt om verdovende middelen te gebruiken en/of dit gebruik aanmoedigt en/of;
- die [slachtoffer] ertoe gebracht diverse verdovende middelen bij afnemers te bezorgen en/of afleveren en/of verkopen en/of;
- instructies gegeven omtrent de plaats en/of wijze van bezorgen en/of afleveren en/of verkopen van die verdovende middelen en/of omtrent het in ontvangst nemen van het geld hiervoor en/of;
- instructies gegeven omtrent wat die [slachtoffer] moest zeggen indien de verdovende middelen worden gevonden/aangetroffen en/of;
- aan haar afnemers/klanten gecommuniceerd dat haar dochter, zijnde die [slachtoffer] , soms verdovende middelen kwam langsbrengen en/of;
- aan haar afnemers/klanten het telefoonnummer van die [slachtoffer] gegeven, met als profielfoto op Whatsapp de tekst “ [chatnaam 2 slachtoffer] ”, waar verdachte zelf een profielfoto gebruikte met de tekst “# [chatnaam 1 verdachte] ” in de communicatie naar afnemers/klanten van verdovende middelen, waaruit blijkt dat die [slachtoffer] betrokken is bij die handel en/of;
- gecommuniceerd naar afnemers/klanten dat verdachte onder de naam “ [chatnaam 1 verdachte] ” een periode offline was, maar dat “ [chatnaam 2 slachtoffer] ” gedurende die tijd actief is, waaruit blijkt dat die [slachtoffer] betrokken is bij die handel en/of;
-het aan die drugshandel verdiende geld in ontvangst genomen;
Feit 2
zij in de periode gelegen tussen 22 november 2021 tot en met 31 augustus 2023 te
Woerden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne en/of DMT en/of amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B en/of LSD,
zijnde cocaïe en/of DMT en/of amfetamine en/of MDMA en/of 2C-B en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
zij op of omstreeks 21 juli 2023 te Woerden, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 2 gripzakjes met in totaal 12 blotters en/of zegels LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD en/of;
- 10 wikkels cocaïne met een nettogewicht van 0,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of;
- Een glazen buisje met DMT met een nettogewicht van 1,05 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende DMT en/of;
- 45 hele en 2 halve MDMA pillen met opschrift Moncler, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
zijnde LSD en/of cocaïne en/of DMT en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie Eenheid Midden-Nederland met dossiernummer 2023262362, doorgenummerd pagina 1 tot en met 244. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.pagina 181.
3.pagina 184.
4.pagina 185.
5.pagina 186.
6.pagina 187.
7.pagina 74.
8.pagina 75.
9.pagina 155.
10.pagina 157.
11.pagina 163.
12.pagina 165.
13.pagina 166.
14.pagina 168.
15.pagina 171.
16.pagina 149.
17.pagina 145.
18.pagina 147.
19.pagina 67.
20.pagina 68.
21.pagina 69.
22.pagina 71.
23.pagina 73.
24.Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad.