ECLI:NL:RBMNE:2025:5132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/2522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeschiktheid voor rijbewijs op basis van medische rapportage en rijtests

In deze zaak heeft eiser, die zijn rijbewijs wilde verlengen, een gezondheidsverklaring ingevuld en is hij doorverwezen naar een oogarts. De oogarts constateerde een gezichtsvelddefect, waarna het CBR eiste dat eiser een rijtest aflegde. De eerste rijtest was onvoldoende, en na een verzoek om een tweede rijtest, werd eiser opnieuw ongeschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing van het CBR, maar de rechtbank oordeelde dat het CBR op goede gronden geen verklaring van rijgeschiktheid had afgegeven. De rechtbank concludeerde dat eiser niet veilig kon rijden, gebaseerd op de bevindingen van twee deskundigen die de rijtests uitvoerden. Ondanks de bezwaren van eiser, waaronder het verzoek om een rijsimulator test, bleef de rechtbank bij haar oordeel dat de verkeersveiligheid voorop staat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het rijbewijs van eiser niet werd verlengd en hij geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan op 12 september 2025 door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van griffier mr. E.S. Dorsman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2522
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.H. Boomstra),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR (gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp).

Inleiding

Eind 2023 wilde eiser zijn rijbewijs verlengen. Hiervoor moest eiser een gezondheidsverklaring invullen. Naar aanleiding hiervan is eiser naar de oogarts verwezen. Uit het rapport van de oogarts blijkt dat eiser een gezichtsvelddefect heeft. Het CBR heeft op basis van dat rapport aangegeven dat eiser een rijtest moet afleggen om een verklaring van rijgeschiktheid te krijgen.
De resultaten van de eerste rijtest waren onvoldoende. Eiser heeft toen verzocht om een tweede rijtest. Deze heeft plaatsgevonden in het kader van een herkeuringstraject. Toen is opnieuw geoordeeld dat eiser niet in staat is om veilig een auto te besturen. Het CBR heeft eiser daarom op 12 december 2024 ongeschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B/BE/T vanwege een onvoldoende rijtest. Met de beslissing van 28 februari 2025 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
Eiser is het daar niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het CBR van 28 februari 2025 op 12 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat het CBR op goede gronden geen verklaring van rijgeschiktheid heeft afgegeven aan eiser en licht hierna toe waarom.
2. De rechtbank overweegt dat het er in deze zaak om gaat dat eiser niet meer in staat is om veilig een auto te besturen. Deze zaak is begonnen toen eiser zijn rijbewijs wilde verlengen. Daarvoor moest hij vanwege zijn leeftijd langs een keuringsarts. De keuringsarts heeft toen aangegeven dat er misschien problemen waren met het zicht van eiser. Hij is daarop naar de oogarts gestuurd. De oogarts heeft een test gedaan en geconstateerd dat eiser een gezichtsvelddefect heeft en dus in een deel van zijn gezichtsveld niet alles opmerkt. Eiser heeft tijdens de zitting aangegeven het daar niet mee eens te zijn. De rechtbank overweegt dat als iemand het niet eens is met het rapport van een arts, in dit geval de oogarts, dit onderbouwd moet worden met medische informatie waaruit blijkt dat dit rapport niet klopt. Dat ziet de rechtbank niet terug in het dossier.
2.1.
Naar aanleiding van het rapport van de arts moest eiser een rijtest afleggen. Een deskundige praktische rijgeschiktheid (DPR) beoordeelt dan of het gezichtsvelddefect invloed heeft op de rijvaardigheid en of eiser nog veilig aan het verkeer kan deelnemen. Eiser was het niet eens met het resultaat van de eerste rijtest, daarom heeft hij een tweede rijtest af mogen leggen in het kader van een herkeuringstraject. Bij die rijtesten werden een aantal dingen opgemerkt door de deskundigen. Een van de opmerkingen is dat eiser te hard op een rotonde af komt. Eiser heeft uitgelegd dat hij in een auto reed met een ander remsysteem waar hij niet aan gewend was. Hierdoor remde de auto minder hard af dan eiser had bedoeld. Dat kan natuurlijk zo zijn, maar er is daarnaast nog een hele lijst met andere dingen die niet goed zijn gegaan. De belangrijkste daarvan worden hieronder opgesomd:
- Eiser heeft twee fietsers die van links kwamen over het hoofd gezien;
- Hij is meerdere keren bijna door rood gereden en is alleen gestopt vanwege de ingreep van de DPR;
- Eén keer heeft eiser wel door rood gereden;
- Hij heeft ook een stukje spookgereden;
- Eiser heeft een auto die van links kwam en voorrang had over het hoofd gezien;
- Eiser heeft een stoeprand meegepakt;
- Hij is bijna tegen een paal aangereden;
- En hij heeft een auto afgesneden.
Dat zijn de belangrijkste dingen die door de DPR zijn geconstateerd. De eerste rijtest is zelfs afgebroken door de deskundige omdat het te gevaarlijk werd.
2.2.
Eiser geeft aan het niet eens te zijn met wat er door de deskundigen is gerapporteerd. Het klopt niet dat er meerdere ingrepen zijn gedaan om aanrijdingen en dergelijke te voorkomen. De rechtbank ziet echter dat het gaat om twee deskundigen die los van elkaar een rijtest hebben gedaan met eiser. Normaal gesproken is het zo dat het CBR al mag afgaan op het oordeel van één deskundige. In dit geval zijn het zelfs twee deskundigen, waarvan de bevindingen met elkaar overeenkomen. Dat maakt dat het verhaal van eiser dat er geen ingrepen zijn geweest, tegenover het oordeel van de deskundigen niet geloofwaardig is.
2.3.
Eiser heeft daarnaast nog verzocht om een test in een rijsimulator af te leggen, omdat de DPR dan niet betrokken is en er eerlijk wordt gekeken naar de rijgeschiktheid van eiser. Zoals hiervoor al is overwogen mag het CBR vertrouwen op de rapporten van een DPR. Zeker als er twee deskundigen, los van elkaar, tot dezelfde conclusie komen. Bovendien moet er na een rijsimulatortest altijd nog een rijtest plaatsvinden en zo’n rijtest is al twee keer niet goed gegaan. De rechtbank begrijpt dat het eiser dwars zit dat de tweede DPR tijdens de rijtest niet heeft aangegeven dat het niet goed ging, terwijl dit wel was beloofd. Het gaat er echter om of iemand veilig kan rijden op de weg. Uit de rijtesten blijkt dat dit niet het geval is. Eiser stelt dat dit met zijn leeftijd te maken heeft en dat het CBR niet wil dat ouderen door de test komen. De rechtbank ziet dit nergens in het dossier terugkomen.
2.4.
De rechtbank overweegt verder dat in eerdere rechtspraak is bepaald dat in een geval waarbij iemand niet geschikt is om veilig auto te rijden, het belang van de verkeersveiligheid altijd zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van die persoon. Tijdens de zitting heeft eiser zijn belangen nogmaals toegelicht en aangegeven dat hij en zijn echtgenote zonder rijbewijs erg afhankelijk zijn van anderen en zich gevangen voelen in hun eigen huis. De rechtbank begrijpt dat eiser hierdoor minder mogelijkheden heeft en dat dit heel vervelend is voor eiser. Dit verhoudt zich echter niet tot het belang van de verkeersveiligheid, dat belang is namelijk heel groot. Het gaat daarbij niet alleen om de veiligheid van eiser zelf, maar ook om die van zijn medeweggebruikers. Uit de rijtesten blijkt dat eiser niet meer veilig deel kan nemen aan het verkeer.
3. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Het rijbewijs van eiser wordt dus niet verlengd. Ook krijgt hij het griffierecht niet terug en krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025 door mr. M. van der Knijff, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
De griffier is verhinderd dit
proces-verbaal te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.