ECLI:NL:RBMNE:2025:5134

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/599423 / KL ZA 25-222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing executoriaal beslag op woning in kort geding

In deze zaak hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen om het door gedaagde, [gedaagde], gelegde executoriale beslag op hun woning op te heffen. De eisers hebben hun woning verkocht, maar kunnen deze niet leveren aan de kopers omdat gedaagde beslag heeft gelegd. Gedaagde heeft een vordering op [eiser sub 1] van ongeveer € 30.000,--, maar de Belastingdienst heeft een veel grotere vordering van ruim € 250.000,-- op [eiser sub 1] en heeft ook beslag gelegd op de woning. De voorzieningenrechter heeft op 15 september 2025 vonnis gewezen en geoordeeld dat het beslag van gedaagde moet worden opgeheven. Dit omdat de vordering van gedaagde niet meer kan worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning, aangezien de vordering van de Belastingdienst deze overstijgt. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde misbruik maakt van zijn recht door het beslag te handhaven, omdat dit niet meer dient voor het doel waarvoor het is gelegd. De eisers hebben een spoedeisend belang bij de opheffing van het beslag, omdat zij de woning op korte termijn moeten leveren aan de kopers om contractuele boetes te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven en gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 1.369,45.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/599423 / KL ZA 25-222
Vonnis in kort geding van 15 september 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [eiseres sub 2]
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. P. Bosma,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2025 met producties 1 tot en met 9;
- productie 10 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ;
- producties 11 tot en met 13 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ;
- het e-mailbericht van 11 september 2025 om 16.01 uur met bijlagen van [gedaagde] ;
- het e-mailbericht van 11 september 2025 om 16.55 uur met bijlage van [gedaagde] ;
- het e-mailbericht van 12 september 2025 om 00.32 uur met bijlagen van [gedaagde] ;
- productie 14 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 september 2025. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn verschenen en zij zijn bijgestaan door mr. Bosma. [gedaagde] is samen met de heer [A] (neef van [gedaagde] ) en de heer [B] (neef van [gedaagde] ) verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken is.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 15 september 2025 vonnis gewezen. In dat vonnis is bepaald dat de nadere schriftelijke uitwerking uiterlijk op 26 september 2025 zal volgen. Dit is de nadere schriftelijke uitwerking van het vonnis.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben hun woning verkocht. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] kunnen de woning niet leveren aan de kopers, omdat [gedaagde] executoriaal beslag heeft gelegd op de woning. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vinden dat [gedaagde] het beslag moet opheffen. Daarin krijgen zij gelijk.

3.De beoordeling

3.1.
Het staat in deze zaak niet ter discussie dat [gedaagde] een vordering heeft op [eiser sub 1] en dat hij voor die vordering rechtmatig executoriaal beslag heeft gelegd op de woning van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . De voorzieningenrechter moet beoordelen of [gedaagde] het beslag in de gegeven omstandigheden moet opheffen, zodat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de woning aan de kopers kunnen leveren.
De omstandigheden rondom de verkoop van de woning van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
3.2.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Zij hebben een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van de woning. Op 5 september 2025 moest de woning geleverd worden aan de kopers. Die levering heeft niet plaats kunnen vinden, omdat de woning niet vrij van beslagen aan de kopers geleverd kon worden.
3.3.
[gedaagde] heeft als onderaannemer werkzaamheden verricht voor [eiser sub 1] . [eiser sub 1] heeft [gedaagde] voor die werkzaamheden niet betaald. Op grond van een vonnis van deze rechtbank heeft [gedaagde] voor zijn vordering op [eiser sub 1] een executoriale titel verkregen. De vordering van [gedaagde] op [eiser sub 1] bedraagt ongeveer € 30.000,--. Voor die vordering heeft [gedaagde] ten laste van [eiser sub 1] executoriaal beslag gelegd op de woning.
3.4.
Behalve [gedaagde] hebben ook andere schuldeisers vorderingen op [eiser sub 1] . De Belastingdienst heeft een vordering op [eiser sub 1] van ruim € 250.000,-- en heeft voor die vordering ten laste van [eiser sub 1] ook executoriaal beslag gelegd op de woning. De Belastingdienst heeft een machtiging afgegeven om het beslag op de woning bij levering aan de kopers op te heffen, om het mogelijk te maken dat de woning vrij van beslagen aan de kopers geleverd kan worden.
3.5.
Uit de nota van afrekening van het notariskantoor [notariskantoor] in [plaats] blijkt dat na aflossing van de hypotheek [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ieder een bedrag van € 217.027,22 van de verkoopopbrengst van de woning ontvangen. Uit de nota van afrekening blijkt ook dat de notaris het deel dat toekomt aan [eiser sub 1] aan de Belastingdienst zal betalen voor het aflossen van een schuld.
3.6.
De kopers van de woning hebben op 8 september 2025 een e-mailbericht aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gestuurd. In het e-mailbericht worden [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in gebreke gesteld en gesommeerd de woning uiterlijk op 16 september 2025 aan hen te leveren. Als dat niet gebeurt zullen de kopers aanspraak maken op contractuele boetes.
Standpunten van partijen
3.7.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat de vordering van de Belastingdienst de verkoopopbrengst van de woning die toekomt aan [eiser sub 1] overstijgt. Voor [gedaagde] resteert niets en daarom is het beslag van [gedaagde] onnodig. Behalve [gedaagde] hebben de andere schuldeisers dat volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ingezien. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vrezen aanzienlijke schade te lijden, omdat de kopers van de woning aanspraak zullen maken op contractuele boetes. [eiser sub 1] verwacht een bedrag van de Belastingdienst te ontvangen als hij aangifte van zijn inkomsten over 2022 en 2023 heeft kunnen doen waar [gedaagde] van betaald zou kunnen worden. De Belastingdienst heeft zijn inkomsten met voorlopige aanslagen te hoog ingeschat, aldus [eiser sub 1] . Volgens [eiser sub 1] wil hij de belastingaangifte zo snel mogelijk indienen maar is hij daardoor niet in de mogelijkheid omdat zijn financieel adviseur documenten/gegevens niet verstrekt. [eiseres sub 2] heeft een nieuwe woning gekocht en zij heeft haar deel van de verkoopopbrengst nodig om die woning te financieren. Anders kan de koop van de woning niet doorgaan. Omdat [gedaagde] zijn beslag weigert op te heffen, handelt hij volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] onrechtmatig.
3.8.
[gedaagde] heeft weinig vertrouwen dat [eiser sub 1] zijn vordering snel zal betalen. [gedaagde] gaat er net als [eiser sub 1] vanuit dat [eiser sub 1] een groot bedrag van de Belastingdienst zal terugkrijgen. Daarom heeft [gedaagde] ook beslag gelegd onder de Belastingdienst voor die toekomstige belastingteruggave. Volgens [gedaagde] weigert [eiser sub 1] om belastingaangifte te doen en voorkomt daarmee dat hij voor zijn vordering verhaal kan nemen op de belastingteruggave. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [gedaagde] verklaard dat hij met het beslag wil bereiken dat [eiser sub 1] snel belastingaangifte doet.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen
3.9.
In een kort geding moet de voorzieningenrechter altijd eerst beoordelen of de partij die de voorlopige voorziening vraagt een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen. In dit geval is daarvan sprake, omdat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de woning hebben verkocht en zij de woning op korte termijn moeten leveren aan de kopers. Als [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de woning niet kunnen leveren, dreigen de kopers aanspraak te maken op contractuele boetes. Dat (dreigende) nadeel geeft [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Hierna zullen de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] inhoudelijk worden besproken.
Het beslag moet worden opgeheven
3.10.
Door het leggen van executoriaal beslag wordt een beslaglegger bevoegd om tot verkoop van de beslagen goederen over te gaan. Een beslaglegger deelt overeenkomstig de rang van zijn vordering mee bij de verdeling van de executieopbrengst. [1] De Belastingdienst heeft een voorrecht op de executieopbrengst ten opzichte van andere beslagleggers. [2]
3.11.
Het is niet gesteld of gebleken dat de verkoopprijs waarvoor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de woning aan de kopers hebben verkocht een onredelijke prijs is. Dat betekent dat [gedaagde] geen belang heeft bij handhaving van zijn beslag op de woning. Met het verkopen van de woning aan de kopers wordt het doel waarvoor executoriaal beslag is gelegd namelijk bereikt. Van de verkoopopbrengst die toekomst aan [eiser sub 1] zal (een deel van) de vordering van de Belastingdienst worden voldaan. Omdat de vordering van de Belastingdienst groter is dan de vordering van [gedaagde] , zal van de verkoopopbrengst niets meer resteren waarop [gedaagde] zich kan verhalen.
3.12.
De voorzieningenrechter begrijpt en heeft op de mondelinge behandeling gezien dat het uiteraard voor [gedaagde] belangrijk is dat zijn vordering spoedig wordt betaald. Maar dat neemt niet weg dat het executoriale beslag van [gedaagde] op de woning voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor het is bedoeld. [gedaagde] gebruikt het beslag namelijk om [eiser sub 1] te bewegen aangifte inkomstenbelasting te doen en niet om de woning te verkopen. Daarom maakt [gedaagde] misbruik van zijn recht om zijn beslag op de woning te handhaven en moet het beslag worden opgeheven.
De voorzieningenrechter zal het beslag zelf opheffen
3.13.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een royementsverklaring te verstrekken waarin het executoriale beslag op de woning wordt opgeheven en als hij daar niet aan meewerkt een dwangsom moet betalen. Op de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter overwogen dat zij bij een toewijzing van de vorderingen het beslag zelf kan opheffen. De advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft verklaard dat hij geen specifieke reden heeft om medewerking van [gedaagde] te vorderen in plaats van opheffing van het beslag door de voorzieningenrechter. Daarom zal de voorzieningenrechter het beslag zelf opheffen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.14.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.369,45
Uitvoerbaar bij voorraad
3.15.
De beslissingen in dit vonnis worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser sub 1] dit heeft gevorderd en [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
heft op het op verzoek van [gedaagde] ten laste van [eiser sub 1] gelegde executoriale beslag op de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [letter] , nummer [nummer] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.369,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. van der Vos en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.

Voetnoten

1.Artikel 480 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 21 Invorderingswet 1990.