In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 13 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 12 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 23 juni 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat er beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld op 30 mei 2025, en heeft op 6 juni 2025 beroep ingesteld. Hoewel eiseres te vroeg in beroep is gegaan, verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk omdat de beslistermijn inmiddels is verstreken en er nog steeds geen besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de Dienst Toeslagen in gebreke is. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.