ECLI:NL:RBMNE:2025:5137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/4680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om aanvullende compensatie voor werkelijke schade

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 17 april 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De aanvraag is op 19 april 2024 door de Dienst Toeslagen ontvangen. Eiseres heeft op 21 augustus 2025 een verweerschrift ontvangen, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft verweerder op 10 juli 2025 in gebreke gesteld, en het beroep is ingediend op 14 augustus 2025, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en dit moet in principe binnen twee weken na verzending van de uitspraak gebeuren.

De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 16 september 2025 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/4680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 17 april 2024, ontvangen door verweerder op 19 april 2024, om aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade.
Op 21 augustus 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
10 juli 2025, ontvangen door verweerder op 15 juli 2025, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 14 augustus 2025, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
3. Het beroep is gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
5. In haar uitspraak van 25 juli 2025 [6] heeft de rechtbank bepaald dat in zaken zoals deze een nadere beslistermijn wordt bepaald van 60 weken na ommekomst van de wettelijke beslistermijn van maximaal 52 weken. Als deze termijn al is verstreken op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, bepaalt de rechtbank in beginsel een nadere beslistermijn van twee weken vanaf verzending van de uitspraak op het beroep. Voor de motivering van deze termijnen verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
6. In dit geval betekent dit het volgende. Eiseres heeft op 17 april 2024 een aanvraag ingediend voor vergoeding van werkelijke schade. De beslistermijn eindigde dus op
17 april 2025. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op de aanvraag bekend moet maken is dus 11 juni 2026.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag dat verweerder de hiervoor bepaalde termijnen niet haalt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verwijst voor de motivering van deze bedragen naar de uitspraak van deze rechtbank van 25 oktober 2024 [7] .
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 11 juni 2026 een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van I. van Ittersum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.