In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 17 april 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De aanvraag is op 19 april 2024 door de Dienst Toeslagen ontvangen. Eiseres heeft op 21 augustus 2025 een verweerschrift ontvangen, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft verweerder op 10 juli 2025 in gebreke gesteld, en het beroep is ingediend op 14 augustus 2025, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en dit moet in principe binnen twee weken na verzending van de uitspraak gebeuren.
De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 16 september 2025 en is openbaar uitgesproken.