In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 20 juni 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 16 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 5 augustus 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 24 juni 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 15 juli 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om een dwangsom vast te stellen, omdat de Dienst Toeslagen niet op tijd heeft beslist. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds de Dienst Toeslagen in gebreke is. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed. De rechtbank heeft de uiterlijke datum voor het nemen van een besluit vastgesteld op 14 augustus 2026.