In deze zaak heeft eiseres, een Belgische, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 13 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 16 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 31 juli 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 15 juni 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 12 juli 2025 beroep ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht wordt eveneens vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 september 2025.