Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 augustus 2024, met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondeling antwoord.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door Juristu Incasso Juristen B.V., en [gedaagde] B.V., een zorgverlener. De zaak betreft de nakoming van een overeenkomst van opdracht waarbij [eiser] werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] in de maanden november en december 2023. [eiser] vordert een betaling van € 9.012,50 voor deze werkzaamheden, terwijl [gedaagde] dit betwist en stelt dat [eiser] de facturen te laat heeft ingediend en dat hij niet alle uren heeft gewerkt zoals opgegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2025 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] € 8.102,50 aan [eiser] moet betalen voor de uren die vóór de schorsing van [eiser] op 14 december 2023 zijn gewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd om de door [eiser] opgegeven uren te betwisten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wettelijke handelsrente vanaf de datum van dagvaarding moet worden toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 780,13 en de proceskosten van € 904,22.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kantonrechter heeft al het andere afgewezen.