ECLI:NL:RBMNE:2025:515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
11339042 UC EXPL 24-6688
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming met langere termijn voor gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagden]. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.C. Verhoeff en mr. B.C. van Schaik, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de gedaagden vanwege een huurachterstand van € 22.135,47. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. P.G.M. Lodder, hebben een minderjarig kind met een beperking, wat de rechter in zijn overwegingen heeft meegenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand van meer dan acht maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagden zijn veroordeeld om de huurachterstand te betalen, alsook wettelijke rente en incassokosten. De rechter heeft echter besloten om een langere ontruimingstermijn van drie maanden te geven, zodat de gedaagden de tijd hebben om een nieuwe woning te vinden. De totale te betalen som door de gedaagden bedraagt € 23.442,46, inclusief proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11339042 UC EXPL 24-6688 CFd/63200
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.C. Verhoeff en mr. B.C. van Schaik,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,
woonplaats: onbekend,
gedaagden,
verder ook te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. P.G.M. Lodder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van [eiseres] , met bijlagen;
  • de brief van [gedaagden] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] .
1.2.
Op 22 januari 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Namens [eiseres] zijn verschenen de heer [A] (administratief medewerker) met mr. B.C. van Schaik en mr. B. Martens. Verder was mevrouw [gedaagde sub 1] aanwezig met mr. P.G.M. Lodder.
1.3.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Kern van de zaak

2.1.
[gedaagden] huurt een woning van [eiseres] aan de [adres] in [plaats] . De huur is nu € 2.537,62 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. [eiseres] eist dat [gedaagden] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. De kantonrechter zal de huurovereenkomst ontbinden. Dat betekent dat [gedaagden] de woning moet ontruimen. Zij krijgt daarvoor wel een langere termijn dan gebruikelijk, namelijk een termijn van drie maanden. Hierna wordt de beslissing toegelicht.

3.Beoordeling

[gedaagden] moet een huurachterstand van € 22.135,47,- betalen
3.1.
[gedaagden] wordt veroordeeld om € 22.135,47,- aan [eiseres] te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur voor de maand januari 2025 zit hier dus bij. [gedaagden] moet ook wettelijke rente betalen, omdat zij te laat is met betaling. Berekend tot 20 september 2024 bedraagt de wettelijke rente € 399,72.
Juridisch kader
3.2.
Als de huurder haar verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
3.3.
[gedaagden] heeft een minderjarig kind met een beperking. Volgens artikel 3 IVRK moet bij een beslissing als deze, die betrekking heeft op de woonruimte van de minderjarige, het belang van het kind een eerste overweging zijn. Dat betekent niet dat een huurovereenkomst met een huurder met minderjarige kinderen niet mag worden ontbonden. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot ontruiming kunnen leiden. De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is (meer dan 8 maanden), van zodanige omvang is dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting bovendien verklaard dat de huurprijs te hoog is. Er is geen toekomstperspectief dat [gedaagden] de komende huurpenningen wel kan betalen of de opgelopen achterstand kan inlopen. [gedaagde sub 1] heeft een urgentieverklaring van de gemeente en hoopt zo snel mogelijk een nieuwe woning te vinden, die wel betaalbaar is voor haar.
[gedaagden] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
3.4.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagden] de woning met al haar spullen verlaten. Omdat de zoon van [gedaagden] een beperking heeft is het echter lastig om een nieuwe woning te vinden. [gedaagde sub 1] heeft bovendien geen netwerk in Nederland om op terug te vallen. Gelet daarop ziet de kantonrechter aanleiding om een ruimere ontruimingstermijn te bepalen dan gebruikelijk, namelijk een termijn van drie maanden na de datum van dit vonnis. Op die manier heeft [gedaagden] nog drie maanden de tijd om andere woonruimte te regelen of zo nodig een noodvoorziening te treffen.
3.5.
Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagden] een gebruiksvergoeding van € 2.537,62 per maand betalen (artikel 7:225 BW). [eiseres] vordert deze gebruiksvergoeding ook over de gehele laatste maand als [gedaagden] die laatste maand van het verblijf niet geheel volmaakt en heeft niet uitgelegd waarom [gedaagden] in dat geval een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Daarom wordt bepaald dat de vergoeding verschuldigd is tot en met de dag van de ontruiming. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagden] moet incassokosten van € 907,27 betalen
3.6.
De incassokosten van € 907,27 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
In totaal moet [gedaagden] € 23.442,46 betalen
3.7.
[gedaagden] moet in totaal € 23.442,46 aan [eiseres] betalen:
  • € 22.135,47 (huur berekend tot en met januari 2025)
  • € 399,72 (wettelijke rente berekend tot en met 20 september 2024)
  • € 907,27 (buitengerechtelijke incassokosten)
= € 23.442,46
[gedaagden] moet de proceskosten betalen
3.8.
[gedaagden] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
kosten van de dagvaarding
113,54
griffierecht
1.409,00
salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.469,54
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagden] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen € 23.442,46 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 22.135,47 vanaf 20 september 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagden] om binnen drie maanden na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in [plaats] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagden] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om vanaf februari 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiseres] te betalen € 2.537,62 per maand met de verhoging die is toegestaan;
4.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.469,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.