ECLI:NL:RBMNE:2025:5152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
598652 HA RK 25-143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond in bestuursrechtelijke procedure

In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoekster, F.R. Eggink, die de rechter, mr. J.W. Veenendaal, had gewraakt. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de twijfel van de rechter over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde, die hij had geuit tijdens een zitting op 21 augustus 2025. De rechter had de gemachtigde gevraagd om een aanvullende verklaring van verzoekster, wat de gemachtigde als een schending van de onpartijdigheid beschouwde. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om om een aanvullende verklaring te vragen een procesbeslissing was en geen grond voor wraking kon vormen, tenzij er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 598652 HA RK 25-143
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 30 september 2025
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van:
[verzoekster] ,
wonend te [woonplaats] ,
hierna: verzoekster
gemachtigde: F.R. Eggink (Verbo Juridisch Advies)

1.De procedure

1.1.
Op 21 augustus 2025 heeft gemachtigde namens verzoekster mr. J.W. Veenendaal gewraakt. Mr. Veenendaal (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het nummer UTR 24/2098 (hierna: de hoofdzaak). Uit het proces-verbaal van de zitting van 21 augustus 2025 blijkt dat de rechter twijfelt of gemachtigde daadwerkelijk gemachtigd is op te treden namens verzoekster en hij heeft gemachtigde over de door hem overgelegde machtiging bevraagd. Voor gemachtigde was dit aanleiding om de rechter te wraken.
1.2.
De secretaris van de wrakingskamer heeft gelet op de achtergrond van het wrakingsverzoek gemachtigde gevraagd om binnen twee werkdagen een schriftelijke en ondertekende bevestiging van verzoekster op te sturen waaruit blijkt dat gemachtigde haar gemachtigde is en dat hij het wrakingsverzoek tegen de rechter namens haar heeft ingediend.
1.3.
Naar aanleiding van dit bericht heeft gemachtigde nogmaals dezelfde machtiging van verzoekster opgestuurd en daarna de wrakingskamer gewraakt, omdat de wrakingskamer met het opvragen van een machtiging volgens hem het standpunt van de rechter volgt en daarmee de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder het nummer 598839 HA RK 25-148. De wrakingskamer heeft op 4 september 2025 beslist dat Eggink niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.
1.4.
De wrakingskamer heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald op 23 september 2025 ter behandeling van het wrakingsverzoek tegen de rechter. Gemachtigde heeft daarop aan de wrakingskamer laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling. De rechter heeft een schriftelijke reactie ingediend en daarop heeft gemachtigde weer schriftelijk gereageerd.
1.5.
Gelet op de aankondiging van gemachtigde dat hij (en verzoekster) niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zullen zijn, heeft de wrakingskamer besloten de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en het wrakingsverzoek verder schriftelijk af te handelen.
1.6.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat gemachtigde het wrakingsverzoek heeft ingediend, omdat de rechter bij hem de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door te dreigen met het inschakelen van de recherche en gemachtigde impliciet te beschuldigen van het vervalsen van de handtekening van verzoekster op de schriftelijke machtiging. Gemachtigde heeft op 15 september 2025 zijn gronden nogmaals uiteengezet in een schriftelijke reactie. Daarin schrijft hij – samengevat – dat de rechter de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid heeft gewekt door zonder enige wettelijke grondslag of aanleiding een schriftelijke verklaring van verzoekster te verlangen waarin zij haar akkoord geeft aan de door hem als haar gemachtigde gevoerde procedure. Gemachtigde heeft dit verzoek van de rechter in combinatie met zijn dreiging om de recherche in te schakelen voor onderzoek van de handtekening ervaren als een vorm van druk en acht dit in strijd met het recht op een eerlijke en onafhankelijke behandeling van de zaak.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter dit uitgelegd. Zijn reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer laat voor de behandeling van het wrakingsverzoek het antwoord op de vraag of sprake is van een toereikende machtiging van verzoekster aan gemachtigde in het midden en zal het wrakingsverzoek inhoudelijk behandelen.
Het toetsingskader
3.2.
In artikel 8:15 Awb staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.4.
De beslissing van de rechter om gemachtigde te vragen om een (aanvullende) verklaring van verzoekster waaruit blijkt dat zij gemachtigde heeft gemachtigd om voor haar op te treden in de hoofdzaak is een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een dergelijke rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking, zelfs als de motivering ervan onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of als de motivering ontbreekt. Wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel. Dit kan alleen anders zijn als de motivering van de procesbeslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen) niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de motivering heeft gegeven. [1] De wrakingskamer is van oordeel dat hiervan geen sprake is.
3.5.
De rechter heeft gemachtigde stevig en in scherpe bewoordingen bevraagd op de zitting om duidelijkheid te krijgen over de handtekening van verzoekster op de door gemachtigde overgelegde machtigingen. De rechter heeft schriftelijk toegelicht dat het dossier aanleiding gaf te twijfelen over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van gemachtigde vanwege het bijzondere procesverloop van de zaak en de door hem geconstateerde onregelmatigheid in de handtekeningen van twee op verschillende data afgegeven volmachten, die naadloos op elkaar leken te passen. Deze situatie was voor de rechter aanleiding om hierover kritische vragen te stellen en een aanvullende schriftelijke verklaring van verzoekster te verlangen. Naar het oordeel van de wrakingskamer behoort het stellen van kritische vragen tot de taak van de rechter om zo duidelijkheid te krijgen op bepaalde punten. In dit licht kon de rechter ook vragen om een aanvullende schriftelijke verklaring van verzoekster. Artikel 8:24 Awb biedt daarvoor bovendien de ruimte. Daaruit blijkt geen vooringenomenheid van de rechter.
3.6.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met het nummer UTR 24/2098 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. M.E. Heineman, voorzitter, mr. A.F. Hermans en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
de griffier de voorzitter
de griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing
mee te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.