ECLI:NL:RBMNE:2025:5154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
25/3306 en 25/4094
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onbevoegdheid van de bestuursrechter in geschil over beëindiging inschrijving bij niet-bekostigde onderwijsinstelling

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een studente aan TIAS Business School, beroep heeft ingesteld tegen de beëindiging van haar inschrijving. TIAS heeft haar per brief van 10 april 2025 per direct uitgesloten van alle academische programma's vanwege vermeende fraude met toelatingsdocumenten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om op het beroep en het verzoek te beslissen. Dit is gebaseerd op de constatering dat TIAS geen bekostigde instelling voor hoger onderwijs is, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres haar zaak bij de burgerlijke rechter moet aanhangig maken. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht van € 194 aan eiseres moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/3306 en UTR 25/4094
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het beroep en op de voorlopige voorziening van 5 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres/verzoekster

(gemachtigde: mr. P.W.M. Huisman),
en

Academic Council TIAS Business School B.V., TIAS

(gemachtigden: mr. J.P.M. van Beers en mr. R. Smit).

Inleiding

1. Bij brief van 10 april 2025 is de inschrijving van eiseres/verzoekster bij TIAS per direct beëindigd en is zij formeel uitgesloten van alle academische programma’s en institutionele voorzieningen. Ook is het haar niet meer toegestaan om lessen bij te wonen, de campus te betreden, of zich op enigerlei wijze te presenteren als verbonden aan de instelling vanwege vermeende fraude met toelatingsdocumenten. In de brief van 17 april 2025 (de bestreden brief) wordt dit besluit tot beëindiging van de inschrijving door TIAS gehandhaafd.
2. Eiseres/verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de bestreden brief (UTR 25/3306) en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (UTR 25/4094) te treffen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Omdat de rechtbank/voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is om op het beroep en op het verzoek te beslissen, doet zij uitspraak zonder zitting. De artikelen 8:54, eerste lid, onder a, en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maken dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is.
4. TIAS is een instelling voor hoger onderwijs zoals bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). TIAS is geen bekostigde instelling voor hoger onderwijs, omdat zij niet staat vermeld in de bijlage bij de WHW waarin de bekostigde instellingen voor hoger onderwijs zijn opgenomen. TIAS is daarom een rechtspersoon voor hoger onderwijs in de zin van de WHW. [1]
5. Titel 4 van hoofdstuk 7 van de WHW regelt de rechtsbescherming van studenten. Artikel 7.64 heeft als opschrift Beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De bevoegdheid van de Afdeling is niet in de WHW geregeld maar in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak in bijlage 2 bij de Awb. [2] Deze bestuursrechtelijke rechtsbescherming geldt alleen voor studenten van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs. Hoofdstuk 7 van de WHW is op grond van artikel 7.1, eerste lid, van die wet immers alleen van toepassing op bekostigde universiteiten en hogescholen, op de Open Universiteit en op de levensbeschouwelijke universiteiten. Dat betekent dat eiseres/verzoekster geen rechtsingang heeft bij de bestuursrechter omdat zij een opleiding volgde aan een niet-bekostigde instelling voor hoger onderwijs. Zowel de rechtbank als de Afdeling zijn dus niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep/verzoek omdat de onderwijsinstelling niet door de overheid wordt gefinancierd.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank en de voorzieningenrechter zijn kennelijk onbevoegd om van het beroep en het verzoek kennis te nemen.
7. Het beroep van eiseres hoort niet thuis bij de bestuursrechter, maar bij de burgerlijke rechter in deze rechtbank. Eiseres zal die procedure bij de burgerlijke rechter zelf aanhangig moeten maken. De rechtbank zal het beroepschrift niet doorsturen aan de Afdeling op grond van artikel 6:15 van de Awb omdat deze evenmin bevoegd is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er is wel aanleiding dat de griffier het door eiseres in de zaak UTR 25/3306 betaalde griffierecht van € 194 terugstort. [3] In de zaak UTR 25/4094 is geen griffierecht geheven.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
  • bepaalt dat de griffier het griffierecht aan eiseres terugbetaalt.
De voorzieningenrechter:
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, voor zover deze gaat over het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
Tegen deze uitspraak, voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening, staat geen verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 1.1, onder g en aa, van de WHW en de Bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
2.Zie Bijlage 2 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, hoofdstuk 2 Beroep in eerste aanleg bij een bijzondere bestuursrechter (artikelen 8:4, tweede lid, en 8:6 Awb), artikel 2 Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In artikel 2 is onder andere artikel 7:64, eerste lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek vermeld.
3.Gelet op het bepaalde in artikel 2.5, zevende lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken is geen griffierecht verschuldigd.