ECLI:NL:RBMNE:2025:5158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
24/7184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een rijvaardigheidsonderzoek aan eiseres in plaats van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2025, onder zaaknummer 24/7184, wordt de oplegging van een rijvaardigheidsonderzoek aan eiseres besproken. Eiseres was het niet eens met de beslissing van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om haar een rijvaardigheidsonderzoek op te leggen in plaats van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). De rechtbank oordeelt dat het CBR wel degelijk bevoegd was om een rijvaardigheidsonderzoek op te leggen, maar dat de wijze waarop dit is gebeurd niet correct was. De rechtbank stelt vast dat het CBR in strijd heeft gehandeld met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de EMG te herroepen zonder tegelijkertijd het rijvaardigheidsonderzoek op te leggen. Dit gebrek wordt echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Awb, omdat de rechtbank van oordeel is dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt wel dat het CBR het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7184 en 24/6674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek aan eiseres, in plaats van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG). Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het CBR op goede gronden een rijvaardigheidsonderzoek aan eiseres heeft opgelegd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het CBR wel een rijvaardigheidsonderzoek mocht opleggen aan eiseres, in plaats van de EMG. De manier waarop is echter niet correct. Eiseres krijgt dus gedeeltelijk gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het CBR heeft op 25 juli 2024 een EMG opgelegd aan eiseres. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 heeft het CBR het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Hierbij heeft het CBR besloten om het primaire besluit te gaan herroepen en aangegeven dat eiseres zo spoedig mogelijk een nieuw besluit krijgt waarin een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd zal worden. Eiseres is het daar niet mee eens en heeft hiertegen beroep ingesteld, onder zaaknummer 24/7184.
3. Op 26 september 2024 heeft het CBR een nieuw besluit genomen waarbij een rijvaardigheidsonderzoek is opgelegd aan eiseres. Met het bestreden besluit van 22 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het CBR bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, onder zaaknummer UTR 24/6674.
4. Het CBR heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
4.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

5. Op 18 juni 2024 is eiseres staande gehouden door de politie vanwege haar rijgedrag. Volgens de politie heeft eiseres voor een langdurige periode onnodig links gereden. Hierdoor gingen andere voertuigen haar rechts inhalen waardoor er een gevaarlijke situatie ontstond. Daarnaast was eiseres aan het slingeren op de weg. De politie heeft een stopteken gegeven aan eiseres. Hier gaf eiseres niet meteen gehoor aan, maar uiteindelijk heeft eiseres de politieauto gevolgd. Daarbij gaf eiseres aan dat ze niet wist dat het strafbaar was om links te blijven rijden, dat ze het zwabberen niet door heeft gehad en dat ze niet wist dat het volgteken voor haar bedoeld was. Dit is vastgelegd in een mutatierapport dat toegevoegd is aan de mededeling die de politie heeft gedaan bij het CBR. [1] Naar aanleiding van deze mededeling heeft het CBR eerst een EMG opgelegd aan eiseres en dit daarna gewijzigd in een rijvaardigheidsonderzoek.
Het opleggen van het rijvaardigheidsonderzoek - Zaak 24/6674
6. Eiseres voert aan dat dit besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius. Door het instellen van haar bezwaar is zij namelijk in een slechtere positie komen te verkeren. De oplegging van een EMG is beduidend minder belastend en ingrijpend dan het zich moeten onderwerpen aan een rijvaardigheidstest, met het risico dat het rijbewijs verloren gaat. Het CBR had alleen mogen besluiten of er aanleiding bestond om de EMG in stand te laten en had niet het rijvaardigheidsonderzoek op mogen leggen of aan mogen kondigen. Bovendien heeft eiseres de verkeersveiligheid nooit ernstig in gevraag gebracht en had het CBR überhaupt geen maatregel op mogen leggen.
7. Op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wvw wordt er mededeling gedaan bij het CBR als het vermoeden bestaat dat iemand niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die vereist is voor het besturen van een auto. Bij deze mededeling moet er verwezen worden naar de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan dit vermoeden. De feiten en omstandigheden op basis waarvan zo’n mededeling kan worden gedaan of zo’n vermoeden kan ontstaan zijn neergelegd in de bijlage van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de regeling). Als een dergelijke mededeling wordt gedaan, besluit het CBR tot opleggen van een EMG of een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid. [2] Dit is een gebonden bevoegdheid en geeft dus geen ruimte voor een belangenafweging.
8. De rechtbank is van oordeel dat het CBR het rijvaardigheidsonderzoek mocht opleggen aan eiseres. Het CBR mag namelijk uitgaan van de feiten en omstandigheden uit het mutatierapport. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit niet klopt. De stelling van eiseres dat ze de gebeurtenissen op 18 juni 2024 anders ervaren heeft is daarvoor onvoldoende. Daarmee zegt de rechtbank niet dat het niet klopt wat eiseres zegt, maar dat er onvoldoende bewijs is voor haar stelling. Het mutatierapport is opgemaakt door de politie, en als eiseres stelt dat het anders is gegaan dan de politie heeft opgeschreven moet dat controleerbaar en verifieerbaar zijn. Dat is hier niet het geval, en dus moet het CBR en ook de rechtbank uitgaan van de juistheid van het mutatierapport. Daaruit is gebleken dat eiseres heeft geslingerd en onnodig links heeft gereden. Dit levert een vermoeden op dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid die vereist is voor het besturen van een auto. In het geval dit vermoeden bestaat, moet het CBR een rijvaardigheidsonderzoek opleggen.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat het opleggen van het rijvaardigheids-onderzoek niet in strijd is met het verbod op reformatio in peius. [3] Zoals het CBR ook uiteen heeft gezet in het verweerschrift en ter zitting nogmaals heeft toegelicht, is er gekozen om een rijvaardigheidsonderzoek op te leggen omdat de EMG niet passend was. Het karakter van de EMG is namelijk anders. Deze is voornamelijk bedoeld om de mentaliteit van iemand te verbeteren en wordt meestal opgelegd bij bumperkleven of veel te hard rijden. De EMG wordt daarom ook vaak de “huftercursus” genoemd. Bij eiseres ging het echter niet om een mentaliteitskwestie, maar om de rijvaardigheid. Als eiseres geen bezwaar had gemaakt, was de EMG alsnog omgezet naar het rijvaardigheidsonderzoek. Het CBR is namelijk bevoegd om één van beiden op te leggen en mag een eerder gemaakte fout altijd herstellen.
Het herroepen van de EMG - Zaak 24/7184
10. Eiseres voert aan dat het rijvaardigheidsonderzoek meteen opgelegd had moeten worden in plaats van het nemen van twee verschillende besluiten hierover. Eerst is namelijk besloten de EMG niet meer op te leggen, maar werd wel aangekondigd dat er nog een rijvaardigheidsonderzoek kwam en pas veel later werd deze ook daadwerkelijk opgelegd. Hier zat zoveel tijd tussen dat eiseres erop had mogen vertrouwen dat er geen rijvaardigheidsonderzoek meer opgelegd zou worden. Dit is echter wel gebeurd.
11. De stelling van eiseres dat ze erop mocht vertrouwen dat er geen rijvaardigheidsonderzoek meer opgelegd zou worden, volgt de rechtbank niet. Dat er een maand tussen de twee besluiten zat, maakt nog niet dat ze er van uit mocht gaan dat het rijvaardigheidsonderzoek niet meer opgelegd zou worden. Het CBR kan hier namelijk altijd nog toe besluiten, ook los van de bezwaarprocedure.
12. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de manier waarop, het CBR heeft besloten om de EMG om te zetten naar het rijvaardigheidsonderzoek, niet juist is. Het CBR had met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 niet alleen maar de EMG moeten herroepen en aankondigen dat er nog een nieuw besluit zou volgen. In plaats daarvan had het CBR met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 ook meteen het rijvaardigheidsonderzoek moeten opleggen. Door het op deze manier te doen heeft het CBR in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehandeld. In dit artikel staat namelijk dat als de heroverweging in bezwaar daartoe aanleiding geeft het bestuursorgaan het bestreden besluit herroept en zo nodig in plaats daarvan een nieuw besluit neemt. In zoverre is de besluitvormig van het CBR dus gebrekkig. De rechtbank vindt het echter niet aannemelijk dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. De uitkomst van de besluitvorming zou immers niet anders zijn geweest als het CBR het meteen op de juiste manier had gedaan, ook dan zou aan eiseres een rijvaardigheidsonderzoek zijn opgelegd. Daarom passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

13. De bestreden besluiten zijn gebrekkig tot stand gekomen, maar omdat de rechtbank dit gebrek passeert en de overige beroepsgronden van eiseres niet slagen, is het beroep ongegrond. Het CBR mocht een rijvaardigheidsonderzoek opleggen aan eiseres.
13.1.
Wel moet het CBR in beide zaken het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het CBR moet deze vergoeding betalen. Omdat sprake is van samenhangede zaken [4] bedraagt de proceskostenvergoeding € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- bepaalt dat het CBR het griffierecht van € 374,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het CBR tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw).
2.Artikel 131, eerste lid, van de Wvw.
3.Reformatio in peius houdt in dat diegene die bezwaar maakt aan het einde van de rit niet in een slechtere positie mag komen te verkeren, dan voordat diegene bezwaar heeft gemaakt.
4.Als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.