Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[opposant sub 1] ,
[opposante sub 2],
toevoeging, nummer [.] ,
1.De procedure
= antwoord) in oppositie van [geopposeerde] ;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 1 oktober 2025 een vonnis gewezen in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [opposant sub 1] c.s., wettelijk vertegenwoordigers van [A (voornaam)], en [geopposeerde]. [geopposeerde] had eerder een verstekvonnis verkregen waarin hij schadevergoeding vorderde voor de beschadiging van zijn oldtimers door een groep kinderen, waaronder [A (voornaam)], die jonger is dan veertien jaar. De schade aan de voertuigen was aanzienlijk, met een totale schade van € 15.324,29. [geopposeerde] stelde dat de ouders van [A (voornaam)] op grond van artikel 6:169 lid 1 BW aansprakelijk waren voor de schade, omdat [A (voornaam)] deel uitmaakte van de groep die de schade had veroorzaakt.
In het verzet betwistten [opposant sub 1] c.s. de betrokkenheid van [A (voornaam)] bij de schade. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de actieve betrokkenheid van [A (voornaam)] bij de onrechtmatige daad. De kantonrechter benadrukte dat de kwalitatieve aansprakelijkheid van de ouders alleen geldt voor schade veroorzaakt door actief onrechtmatig gedrag van het kind. Aangezien er geen bewijs was dat [A (voornaam)] actief betrokken was bij de beschadiging, werd de vordering van [geopposeerde] afgewezen. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten van [opposant sub 1] c.s. tot een bedrag van € 595,00.
Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de betrokkenheid van minderjarigen bij onrechtmatige daden en de beperkingen van de aansprakelijkheid van ouders volgens het Burgerlijk Wetboek.