ECLI:NL:RBMNE:2025:5167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
11646393 LC EXPL 25-849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsaansprakelijkheid voor kinderen onder de veertien jaar en kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 1 oktober 2025 een vonnis gewezen in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [opposant sub 1] c.s., wettelijk vertegenwoordigers van [A (voornaam)], en [geopposeerde]. [geopposeerde] had eerder een verstekvonnis verkregen waarin hij schadevergoeding vorderde voor de beschadiging van zijn oldtimers door een groep kinderen, waaronder [A (voornaam)], die jonger is dan veertien jaar. De schade aan de voertuigen was aanzienlijk, met een totale schade van € 15.324,29. [geopposeerde] stelde dat de ouders van [A (voornaam)] op grond van artikel 6:169 lid 1 BW aansprakelijk waren voor de schade, omdat [A (voornaam)] deel uitmaakte van de groep die de schade had veroorzaakt.

In het verzet betwistten [opposant sub 1] c.s. de betrokkenheid van [A (voornaam)] bij de schade. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de actieve betrokkenheid van [A (voornaam)] bij de onrechtmatige daad. De kantonrechter benadrukte dat de kwalitatieve aansprakelijkheid van de ouders alleen geldt voor schade veroorzaakt door actief onrechtmatig gedrag van het kind. Aangezien er geen bewijs was dat [A (voornaam)] actief betrokken was bij de beschadiging, werd de vordering van [geopposeerde] afgewezen. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten van [opposant sub 1] c.s. tot een bedrag van € 595,00.

Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de betrokkenheid van minderjarigen bij onrechtmatige daden en de beperkingen van de aansprakelijkheid van ouders volgens het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11646393 \ LC EXPL 25-849
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van

1.[opposant sub 1] ,

2.
[opposante sub 2],
beiden in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [A], hierna te noemen: [A (voornaam)] ,
beiden wonende te [plaats 1] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna samen te noemen: [opposant sub 1] c.s.,
procederend met een
toevoeging, nummer [.] ,
gemachtigde: mr. M.B. Beerentsen,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. E.J. Brouwer-Van Vliet (Arag SE Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 29 januari 2025 tussen [geopposeerde] en [opposant sub 1] c.s. bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 11461993 LC EXPL 24-3317;
- de verzetdagvaarding van 1 april 2025;
- de conclusie van repliek (
= antwoord) in oppositie van [geopposeerde] ;
- de conclusie van repliek in oppositie van [opposant sub 1] c.s.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar het in deze zaak over gaat
2.1.
[geopposeerde] heeft twee oldtimers gestald in een opslagruimte aan de [adres] in [plaats 1] . Medio juli 2023 heeft een groep kinderen ingebroken in de opslagruimte en de oldtimers van [geopposeerde] beschadigd. De schade aan de zwarte klassieke Austin Healy 3000 (hierna: de zwarte oldtimer) is getaxeerd op € 13.097,04 en de schade aan de Peugeot 205 (hierna: de Peugeot) op € 2.227,25.
2.2.
[geopposeerde] vordert in deze procedure betaling van de schade. Hij stelt dat [A (voornaam)] deel heeft uitgemaakt van de groep van zeven jongeren die zijn auto’s heeft beschadigd, dat de zeven jongeren de schade gezamenlijk hebben veroorzaakt en dat ieder kind daardoor aansprakelijk is voor een zevende deel van de totale schade. Omdat [A (voornaam)] jonger is dan veertien jaar en niet rechtstreeks aansprakelijk kan worden gesteld, vordert [geopposeerde] dat de kantonrechter zijn ouders hoofdelijk en ieder afzonderlijk veroordeelt tot betaling van
€ 2.182,65, zijnde 1/7 deel van de totale schade, met rente en kosten. [geopposeerde] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
2.3.
Bij verstekvonnis van 29 januari 2025 zijn de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen en is [opposant sub 1] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
2.4.
[opposant sub 1] c.s. vordert in verzet het verstekvonnis te vernietigen, de vorderingen van [geopposeerde] af te wijzen en [geopposeerde] te veroordelen in de kosten van het verzet. [opposant sub 1] c.s. betwist dat [A (voornaam)] betrokken is geweest bij de beschadiging van de auto’s en daarom dat zij gehouden is tot betaling van de schade.
Verzet tijdig ingediend
2.5.
[opposant sub 1] c.s. heeft het verzet tijdig ingediend. [geopposeerde] heeft de tijdigheid van het verzet ook niet betwist.
Het oordeel van de kantonrechter
2.6.
De kantonrechter stelt [opposant sub 1] c.s. in het gelijk. Dat betekent dat zij geen schadevergoeding aan [geopposeerde] hoeft te betalen. Hierna wordt dit uitgelegd.
Onvoldoende bewijs voor betrokkenheid [A (voornaam)]
2.7.
[geopposeerde] legt het plegen van een onrechtmatige daad aan zijn vordering ten grondslag. De hoofdregel is dat alle personen die deel uit maken van een groep die een onrechtmatige daad jegens een ander plegen hoofdelijk aansprakelijk zijn. [A (voornaam)] was ten tijde van de vermeende beschadiging van de auto’s onder de veertien jaar. Artikel 6:169 lid 1 BW legt in dat geval een risicoaansprakelijkheid op zijn ouders voor schade veroorzaakt door [A (voornaam)] . De kwalitatieve aansprakelijkheid van de ouders is door de wetgever in artikel 6:169 lid 1 BW beperkt tot schade ontstaan door actief onrechtmatig gedrag. Dat is in de tekst van dat artikel tot uitdrukking gebracht door de zinsnede ‘als een doen te beschouwen gedraging’. Ook moet de gedraging van [A (voornaam)] een toerekenbare onrechtmatige daad hebben opgeleverd, indien deze was verricht door een volwassene.
2.8.
[geopposeerde] heeft zijn stelling dat [A (voornaam)] deel heeft uitgemaakt van de groep jongeren die zijn auto’s heeft beschadigd onderbouwd met zijn aangifte bij de politie en de resultaten van een (kleinschalig) onderzoek door de politie. Dat onderzoek heeft geresulteerd in een lijst van de vastgestelde verdachten en de verhoren van een aantal van hen. [A (voornaam)] staat weliswaar op de lijst van vastgestelde verdachten, maar uit niets blijkt dat hij actief betrokken is geweest bij de beschadiging van de auto’s. Een medeverdachte verklaart dat [A (voornaam)] spullen op de boerderij kapot zou hebben gemaakt, maar dat die spullen de auto’s zijn geweest blijkt daar niet uit. Er kunnen meerdere spullen in de schuur hebben gestaan. In de verklaring van de andere medeverdachte wordt [A (voornaam)] helemaal niet genoemd. Dat [A (voornaam)] actief bij de beschadiging van de auto’s betrokken is geweest blijkt verder nergens uit. De vorderingen van [geopposeerde] worden dan ook door een gebrek aan onderbouwing afgewezen. [opposant sub 1] c.s. kan niet gehouden worden tot vergoeding van de schade.
Proceskosten
2.9.
[geopposeerde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [opposant sub 1] c.s. heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [geopposeerde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. De proceskosten van [opposant sub 1] c.s. worden begroot op € 595,00, bestaande uit € 476,00 (2 punten x tarief € 238,00) aan salaris gemachtigde en € 119,00 aan nakosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart het verzet gegrond;
3.2.
vernietigt het door de kantonrechter op 29 januari 2025 onder zaaknummer 11461993 LC EXPL 24-3317 gewezen verstekvonnis;
3.3.
wijst de vorderingen van [geopposeerde] af;
3.4.
veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten van € 595,00 aan de zijde van [opposant sub 1] c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2025.
41264