ECLI:NL:RBMNE:2025:517

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
11417792 UE VERZ 24-358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens duurzame verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, een biotechnologisch bedrijf, heeft de ontbinding aangevraagd omdat de arbeidsrelatie met de verweerster, die sinds november 2020 in dienst was, duurzaam verstoord zou zijn. De verweerster was sinds eind december 2022 arbeidsongeschikt en er waren spanningen ontstaan tijdens haar re-integratie, vooral met de general manager van de vestiging waar zij werkte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding was, omdat de relatie tussen partijen onherstelbaar verstoord was. De verweerster heeft recht op een transitievergoeding, maar niet op een billijke vergoeding, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever is aangetoond. De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 april 2025, en de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11417792 UE VERZ 24-358 CFd/63200
Beschikking van 13 februari 2025
in de zaak van
[verzoekster] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster, verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. A.M.P.J.H. Sauvé,
tegen
[verweerster] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] , met bijlagen (1 t/m 38);
  • het verweerschrift van [verweerster] met het (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen (1 t/m 47);
  • de brief van [verzoekster] , met bijlagen (39 t/m 46);
  • de brief van [verweerster] , met bijlagen (48 t/m 51);
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verzoekster] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verweerster] .
1.2.
Op 16 januari 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij zijn namens [verzoekster] verschenen, de heer [A] en de heer [B] met mr. A.M.P.J.H. Sauvé. [verweerster] was ook aanwezig met haar partner en mr. R.J.C. Bindels.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verweerster] is sinds november 2020 in dienst bij [verzoekster] in de functie van [functienaam] . Haar salaris bedraagt € 4.270,70 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Eind december 2022 is [verweerster] uitgevallen vanwege ziekte. Zij is tot 6 december 2023 arbeidsongeschikt geweest. [verzoekster] is een bedrijf in de biotechnologische branche. Zij heeft twee vestigingen, één in [vestigingsplaats 2] en één in [vestigingsplaats 3] . De heer [A] (hierna: [A] ) vertegenwoordigt [verzoekster] [vestigingsplaats 3] en is daar de general manager. Tijdens de re-integratie van [verweerster] trad [A] op als verzuimmanager. Vanaf dat moment zijn spanningen en fricties ontstaan tussen [A] en [verweerster] en die zijn steeds verder opgelopen. Sinds 22 november 2024 is [verweerster] op non-actief gesteld en verricht zij geen werkzaamheden meer voor [verzoekster] .
2.2.
Volgens [verzoekster] is er sprake van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie tussen [verzoekster] en [verweerster] . Zij verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] daarom te ontbinden. [verweerster] vindt dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen. Als de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, wil [verweerster] een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
2.3.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. [verweerster] krijgt wel een transitievergoeding, maar geen billijke vergoeding. De beslissing wordt hierna toegelicht.
Er is een redelijke grond voor ontbinding
2.4.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). De kantonrechter komt op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken tot de conclusie dat de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam en onherstelbaar is verstoord en dat van [verzoekster] niet gevergd kan worden de arbeidsrelatie voort te zetten. Dat zal hieronder worden toegelicht.
Verstoring relatie tijdens re-integratietraject
2.5.
Tijdens de re-integratie van [verweerster] ontstond na enige tijd een verstoring in de relatie tussen [verweerster] en [A] . [verweerster] voert aan dat [A] zich heeft opgedrongen tijdens het re-integratietraject en geen ruimte heeft geboden voor haar herstel. [verweerster] heeft een zware operatieve ingreep moeten ondergaan. [A] probeerde [verweerster] al te bellen toen zij nog maar net terug was van die operatie. Ook daarna bleef [A] opdringerig contact houden. Hij was wantrouwend, liet herhaaldelijk gesprekken escaleren en volgde adviezen van de bedrijfsarts niet op, aldus [verweerster] . [A] herkent zich niet in het door [verweerster] geschetste beeld. Hij probeerde er juist zo veel mogelijk voor [verweerster] te zijn en de re-integratieregels strikt op te volgen. [verzoekster] erkent wel dat zij wat flexibeler had moeten zijn ten aanzien van de re-integratie. Zij heeft echter alles gedaan om de relatie te herstellen maar dat is volgens haar niet mogelijk gebleken, en dat verwijt zij [verweerster] . De kantonrechter leidt uit de stukken af dat de verwachtingen over de re-integratie uiteen liepen en dat dit al snel leidde tot spanningen over en weer. In deze procedure is niet gebleken dat één van hen hier in overwegende mate schuld aan heeft gehad.
Arbeidsrelatie is duurzaam verstoord
2.6.
Volgens [verweerster] liggen de spanningen met [A] nu achter haar. Alle incidenten die door [verzoekster] worden aangevoerd en die los staan van het re-integratietraject (ten aanzien van reiskostenvergoeding, de arbeidstijden, de verlofuren, het werken op het lab) betreffen zuiver zakelijke kwesties en duiden volgens [verweerster] niet op een vertrouwensbreuk. De kantonrechter gaat daar niet in mee. [verweerster] en [A] hebben met behulp van verschillende mediations geprobeerd het conflict op te lossen en de spanningen weg te nemen, maar kennelijk is dat niet gelukt. Ook na het re-integratietraject en de mediation blijven zij elkaar immers ernstige verwijten maken. De incidenten die na de mediation hebben plaatsgevonden zijn weliswaar op zichzelf genomen niet heel ernstig, maar laten wel zien dat het vertrouwen over en weer nog steeds ontbreekt. Volgens [verweerster] zou [A] met enige regelmaat in woede uitbarsten. Volgens [A] is het juist [verweerster] die zich ongepast gedraagt en zijn gezag ondermijnt. De conclusie is in ieder geval dat het niet werkt.
2.7.
Volgens [verweerster] kan zij haar werk ook verrichten zonder contact te hebben met [A] . Zij heeft geen conflict met [verzoekster] . De kantonrechter gaat daar ook niet in mee. Het is niet aannemelijk dat [verweerster] in haar werkzaamheden geen contact hoeft te hebben met [A] . [A] staat aan het hoofd van [verzoekster] [vestigingsplaats 3] en [verweerster] kan daarom simpelweg niet om [A] heen, ook al zou zij dat graag anders zien. Op de vestiging van [verzoekster] in [vestigingsplaats 3] werken slechts 15 werknemers. De heer [B] , de vorige direct leidinggevende van [verweerster] , is met pensioen. Daarmee bestaat het management van [verzoekster] [vestigingsplaats 3] op dit moment enkel uit [A] . [A] is de general manager en vertegenwoordigt [verzoekster] [vestigingsplaats 3] . Daarnaast is [A] verantwoordelijk voor quality control en projectmanagement. Dat betekent dat ieder door [verweerster] uitgevoerd project op het lab door [A] moet worden goedgekeurd, voordat de resultaten met de klant gedeeld kunnen worden. [A] is hoe dan ook leidinggevende en de verstandhouding tussen hem en [verweerster] kan niet anders dan worden aangemerkt als de verstandhouding met de werkgever.
Mogelijkheid om op een andere vestiging te werken afgewezen
2.8.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerster] niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). [verzoekster] heeft [verweerster] de mogelijkheid geboden om als [functienaam] op de vestiging in [vestigingsplaats 2] te werken met behoud van haar arbeidsvoorwaarden. In [vestigingsplaats 2] zou [verweerster] geen contact hoeven te hebben met [A] . [verweerster] heeft dit aanbod om haar moverende redenen afgewezen. Dat is haar goed recht, maar gelet op de verstoorde relatie met [A] valt niet in te zien op welke wijze haar arbeidsovereenkomst met [verzoekster] dan nog zinvol kan worden voortgezet. Van andere herplaatsingsmogelijkheden is niet gebleken.
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 april 2025
2.9.
De conclusie is dat de kantonrechter zal overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een duurzame verstoring van de arbeidsrelatie. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 april 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671b lid 9 onder a BW).
[verzoekster] moet een transitievergoeding betalen
2.10.
[verweerster] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Dit tegenverzoek van [verweerster] wordt dus toegewezen.
[verzoekster] hoeft geen billijke vergoeding te betalen
2.11.
[verweerster] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van € 60.000,- vanwege ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 BW onder c BW. De kantonrechter wijst dat verzoek af.
2.12.
Een billijke vergoeding kan alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is niet gebleken.
2.13.
Er wordt [A] grensoverschrijdend gedrag en discriminatie verweten, maar dit blijkt niet uit de stukken en [verweerster] heeft dit ook anderszins niet aannemelijk gemaakt. [verweerster] meent dat [verzoekster] haar pest omdat haar verzoek om op dinsdagen om 06:00 uur te mogen starten is afgewezen. [verzoekster] heeft daarover toegelicht dat er op de afdeling wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Om veiligheidsredenen wil [verzoekster] voorkomen dat medewerkers alleen op het laboratorium aan het werk zijn. Dat is de reden dat zij niet wil dat [verweerster] al om 06:00 uur in de ochtend begint. Van pesten is de kantonrechter niet gebleken. Ook wordt [verweerster] niet gevolgd in haar standpunt dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt ten aanzien van de reiskostenvergoeding. Dat een collega van [verweerster] op basis van eerdere afspraken (met de rechtsvoorganger van [verzoekster] ) andere afspraken heeft gemaakt, betekent niet dat [verzoekster] die afspraken ook op [verweerster] moet toepassen. Ook op dit punt is niet gebleken van pesten of discriminatie. Hoewel het optreden van [A] in zijn rol als verzuimmanager mogelijk heeft bijgedragen aan het ontstaan van spanningen tussen partijen, heeft [verzoekster] voldoende gedaan om dit te herstellen en kan dit ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen.
Proceskosten worden gecompenseerd
2.14.
Gelet op de aard van de zaak en de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat partijen geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van het verzoek van [verzoekster] :
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2025;
ten aanzien van het verzoek van [verweerster] :
3.2.
veroordeelt [verzoekster] om binnen één maand na ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan [verweerster] de wettelijke transitievergoeding te voldoen;
ten aanzien van beide verzoeken:
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.