ECLI:NL:RBMNE:2025:5180

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
23/3530
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op verzoek op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft op 30 oktober 2023 alsnog een besluit genomen, maar eiser heeft op 16 februari 2024 laten weten dat hij het niet eens is met dit besluit en zijn beroep niet intrekt. De minister heeft op 24 juli 2025 verzocht om het beroep door te sturen als bezwaar, wat eiser heeft bevestigd in zijn brief van 21 augustus 2025.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 17 september 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk, omdat de minister inmiddels een besluit heeft genomen. Echter, het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2023 wordt doorgestuurd naar de minister om in bezwaar te behandelen, omdat dit besluit niet geheel tegemoetkomt aan het Woo-verzoek van eiser. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen zes weken, of twaalf weken als er een commissie is ingesteld, op het bezwaar moet beslissen.

Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser en moet hij het griffierecht van € 184,- vergoeden. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] te [plaats] , eiser,
en

de minister van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat de minister niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 30 oktober 2023 heeft de minister alsnog een besluit genomen op dit verzoek.
Eiser heeft op 16 februari 2024 laten weten dat hij het niet eens is met dit besluit en zijn beroep niet intrekt.
De minister heeft op 24 juli 2025 verzocht om het beroep met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door te sturen als bezwaar.
Eiser heeft op dit verzoek gereageerd met zijn brief van 21 augustus 2025.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Artikel 8:54 van de Awb maakt dat mogelijk.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn Woo-verzoek. Inmiddels heeft de minister een besluit op dat verzoek genomen. De minister heeft dus gedaan wat eiser wilde. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over dat beroep.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat de minister zou beslissen op zijn aanvraag en dat is gebeurd. Eiser heeft daarom geen belang meer bij het beroep, voor zover dat gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 6:20, derde lid, van de Awb bepaalt echter dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Het besluit van 30 oktober 2023 komt niet geheel tegemoet aan het Woo-verzoek en daarom richt het beroep zich nu van rechtswege ook tegen dit besluit. Eiser heeft ook laten weten dat hij het niet eens is met de inhoud van dit besluit.
De rechtbank zal het beroep echter niet zelf behandelen, maar met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb doorsturen aan de minister om in bezwaar te behandelen. De minister heeft daar om verzocht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek in te willigen omdat een heroverweging van het besluit, gelet op onder andere het bezwaar van eiser op het punt van de zoekslag, naar verwachting bijdraagt aan een nader gemotiveerd besluit op eisers Woo-verzoek.
Omdat het beroep al enige tijd loopt, draagt de rechtbank de minister op om binnen zes weken of – als er een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na verzending van de uitspraak, op het bezwaar te beslissen.
Eiser heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Hij heeft zich aanvankelijk laten bijstaan door een gemachtigde. De minister heeft op 9 november 2023 bericht dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen.
De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die de minister moet betalen vast op € 453,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5.
De minister moet ook het griffierecht ter hoogte van € 184,- aan eiser betalen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- stuurt het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 30 oktober 2023 door naar de minister om in bezwaar te behandelen;
- bepaalt dat de minister binnen zes weken of – als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na verzending van de uitspraak op het bezwaar beslist.
-veroordeelt de minister tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser.
- bepaalt dat de minister het griffierecht ter hoogte van € 184,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.