In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van kinderalimentatie. De betrokken partijen zijn de man, zonder bekende woon- of verblijfplaats, en de vrouw, die op een bij de rechtbank bekend adres woont. De man heeft twee kinderen met de vrouw en de vrouw heeft met haar huidige partner nog twee kinderen. De rechtbank heeft eerder, op 14 januari 2025, de beslissing over de kinderalimentatie aangehouden in afwachting van nadere financiële stukken van beide partijen. Na ontvangst van deze stukken hebben beide partijen aangegeven geen verdere mondelinge behandeling te wensen, waarna de rechtbank tot een beschikking is gekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man vanaf 18 oktober 2023 een bedrag van € 152,- per kind per maand aan kinderalimentatie moet betalen, dat na wettelijke indexering in 2025 € 161,88 per kind per maand bedraagt. De man heeft verzocht om wijziging van dit bedrag naar € 25,- per kind per maand, terwijl de vrouw een verhoging naar € 273,- per kind per maand heeft verzocht. De rechtbank heeft de kinderalimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 262,- per kind per maand vanaf 3 september 2024 en € 279,03 per kind per maand vanaf 1 januari 2025. De rechtbank heeft deze beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar gewijzigde omstandigheden, waaronder de wijziging van de inkomenssituatie van de man en de onderhoudsplicht van de vrouw voor haar nieuwe kinderen.
De rechtbank heeft ook de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man een draagkracht heeft van € 826,- per maand en de vrouw een draagkracht van € 827,- per maand. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man een deel van de kosten voor zijn kinderen moet dekken, en dat de kinderalimentatie moet worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen deze beslissing.