ECLI:NL:RBMNE:2025:5205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/592689
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag tussen biologische en juridische vader en de moeder over hun dochter

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking uitgesproken in een zaak tussen twee vaders en de moeder van hun dochter, [minderjarige]. De vaders, waarvan [vader 1] de biologische vader is en [vader 2] de juridische vader, hebben verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag van de moeder en [vader 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen haar ouders, gezien de vele procedures die al zijn gevoerd over belangrijke beslissingen zoals de voornaam en schoolkeuze van het kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 14 april 2021 zijn gewijzigd, en dat het in het belang van [minderjarige] is dat [vader 2] voortaan alleen het gezag over haar uitoefent. De rechtbank heeft ook een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld en de verzoeken van de vaders met betrekking tot kinderbijslag en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/592689 / FL RK 25-487
Beschikking van 2 oktober 2025
in de zaak van:
[vader 1],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [vader 1] ,
advocaat mr. V.W.J.M. Kuit,
en
[vader 2],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [vader 2] ,
advocaat mr. V.W.J.M. Kuit,
[vader 1] en [vader 2] hierna gezamenlijk te noemen: de vaders,
tegen
[moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.F. Wienen

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de vaders, binnengekomen op 30 april 2025;
  • het verweerschrift met daarin een zelfstandig verzoek (met bijlagen) van de moeder, binnengekomen op 28 augustus 2025.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 4 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vaders met hun advocaat;
  • de moeder met haar toenmalig advocaat, mr. A.G. Ton;
  • [A] en [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] , de dochter van de ouders, niet gevraagd wat zij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Op [geboortedatum] 2020 is de moeder in [geboorteplaats] bevallen van
[minderjarige].
2.2.
[vader 1] is de biologische vader van [minderjarige] en [vader 2] heeft haar erkend.
2.3.
De moeder en [vader 2] zijn belast met het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.4.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij beschikking van 28 mei 2024 de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • voor de periode dat [minderjarige] nog niet naar school gaat: [minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur bij de moeder verblijft, waarbij het halen en brengen in onderling overleg bij helfte wordt verdeeld, in die zin dat de ouder(s) die [minderjarige] het laatst bij zich heeft/hebben haar op de afgesproken tijd steeds thuisbrengt/thuisbrengen bij de ouder(s) bij wie zij daarna zal verblijven;
  • vanaf het moment dat [minderjarige] naar school gaat: [minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder verblijft, waarbij -voor zover het wisselmoment niet op school plaatsvindt - het halen en brengen in onderling overleg bij helfte wordt verdeeld, in die zin dat de ouder(s) die [minderjarige] het laatst bij zich heeft/hebben haar op de afgesproken tijd steeds thuisbrengt/thuisbrengen bij de ouder(s) bij wie zij daarna zal verblijven;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg tussen partijen bij helfte verdeeld. Als partijen niet in staat zijn tot een keuze hebben de vaders in de even jaren en heeft de moeder in de oneven jaren de eerste keuze voor de verdeling van de vakanties en nationale feestdagen;
2.5.
De vaders vragen de rechtbank:
a. Primair: te beëindigen het gezamenlijk gezag van [vader 2] en de moeder en te bepalen dat [vader 2] het eenhoofdig gezag uitoefent;
Subsidiair: te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vaders is en, voor zover daartoe vereist, de vaders vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op hun adres en voorts vervangende toestemming te verlenen voor een reis naar Curaçao met [minderjarige] in het najaar van 2025.
te bepalen dat de kinderbijslag in het vervolg toekomt aan de vaders, althans vervangende toestemming te verlenen voor de moeder om aan de Sociale Verzekeringsbank te verzoeken de kinderbijslag per eerstvolgende kwartaal uit te betalen aan de vaders;
te bepalen dat de onder punt 49 van het verzoekschrift omgeschreven vakantieregeling geldt voor [minderjarige] tot de start van het schooljaar 2026/2027.
2.6.
De moeder vraagt de rechtbank om de verzoeken van de vaders af te wijzen, met uitzondering van het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Daarnaast verzoekt de moeder de rechtbank om een vakantieregeling vast te stellen, zoals staat omschreven onder punt I. van het petitum van het verweerschrift.

3.De beoordeling

Gezag
3.1.
De rechtbank zal beslissen dat [vader 2] voortaan alleen het gezag over [minderjarige] heeft. Dit betekent dat hij voortaan alleen de belangrijke beslissingen over haar mag nemen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Ontvankelijkheid
3.2.
Op 14 april 2021 heeft deze rechtbank [vader 2] samen met de moeder belast met het gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat [vader 2] en de moeder op dit moment samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen. In de wet staat dat de rechtbank op verzoek van een ouder het gezamenlijk gezag kan beëindigen, als blijkt dat de omstandigheden na de beslissing over het gezag zijn gewijzigd. [1] Dat is hier het geval. In 2021 was er namelijk sprake van een wezenlijk andere zorgregeling, waarbij [minderjarige] hoofzakelijk bij haar moeder verbleef en wekelijks één of twee dagen bij haar vaders. Inmiddels verblijft [minderjarige] hoofdzakelijk bij haar vaders en is zij om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij haar moeder. Dit heeft het Hof Arnhem-Leeuwaarden bepaald in de beschikking van 28 mei 2024. Gelet op de gewijzigde zorgregeling is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank zal het verzoek van de vaders daarom hierna inhoudelijk behandelen.
Inhoudelijke behandeling
3.3.
De vaders verzoeken de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen. In de wet staat dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen als:
  • er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
  • een wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem en verloren zal raken tussen haar ouders, als [vader 2] en de moeder samen belast blijven met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [3] De rechtbank overweegt hierbij het volgende:
  • de afgelopen vijf jaar zijn er al veel procedures geweest tussen de ouders, onder andere over de erkenning van [minderjarige] door [vader 2] , het wijzigen van de zorgregeling, het wijzigen van het gezag, de schoolkeuze en het wijzigen van de voornaam van [minderjarige] ;
  • uit de stukken en de onderwerpen die tijdens de zitting zijn besproken blijkt dat het voor de ouders, nog steeds, erg moeilijk is om samen beslissingen te nemen over [minderjarige] . Met name de moeder lijkt het moeilijk te vinden om samen met de vaders afspraken te maken en deze afspraken ook na te komen. De moeder heeft verteld dat zij het nemen van beslissingen over [minderjarige] emotioneel erg zwaar vindt en dat zij daarom soms wat langer wil nadenken over de verzoeken van de vaders. Uit het rapport van [C] (ouderschapspsycholoog) blijkt echter dat de moeder ook meerdere keren is teruggekomen op gemaakte afspraken. De rechtbank leidt daaruit af dat het dus niet alleen gaat om het langer willen nadenken over de verzoeken; de moeder heeft ook nádat zij tijd heeft gekregen, veel moeite om compromissen te sluiten en komt daarop terug;
- [minderjarige] is nog maar vier jaar. Dit betekent dat de ouders nog ruim dertien jaar gezagsbeslissingen over haar moeten nemen. Het is niet in het belang van [minderjarige] als de ouders voor elke gezagsbeslissing een gerechtelijke procedure moeten starten en dat risico bestaat nu wel;
- ook de Raad vindt het zorgwekkend dat er al zoveel procedures zijn geweest en vindt dit niet in het belang van [minderjarige] . De Raad heeft hierbij toegelicht dat [minderjarige] inmiddels bijna vijf jaar is en dat zij de spanningen tussen haar ouders rondom de gerechtelijke procedures steeds beter zal meekrijgen. Dit is niet goed voor haar ontwikkeling;
- het is niet te verwachten dat de huidige situatie binnen een afzienbare tijd in positieve zin zal verbeteren. Weliswaar liggen de voorbeelden die door de vaders zijn aangehaald in het verleden, maar ook in de toekomst zullen er nog veel kleine en grote beslissingen over [minderjarige] genomen moeten worden. In het verleden is er al verschillende hulpverlening ingezet om de ouders dichterbij elkaar te brengen, maar dit is onvoldoende gelukt.
3.5.
Dit alles in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen haar ouders en dat dat niet binnen afzienbare tijd zal veranderen. Daarom beëindigt de rechtbank het gezag van de moeder. De rechtbank realiseert zich dat dit voor de moeder erg moeilijk zal zijn. Zij heeft tijdens de zitting op indringende wijze uitgelegd dat zij het gevoel heeft dat de vaders haar stap voor stap ‘buitenspel’ zetten, ook al hebben de vaders gezegd dat dit niet hun bedoeling is. De rechtbank kan dit gevoel van de moeder niet wegnemen, maar wil haar wel meegeven dat zij de moeder van [minderjarige] is en blijft. Daar verandert deze beslissing niets aan. Voor [minderjarige] blijft de moeder de belangrijke persoon die zij tot nu toe steeds is geweest.
3.6.
In dit kader vindt de rechtbank het goed om de vaders er, misschien ten overvloede, op te wijzen dat zij de moeder wel moeten blijven infomeren over belangrijke aangelegenheden in het leven van [minderjarige] . Ook moeten zij haar ‘consulteren’ over belangrijke beslissingen: dat wil zeggen dat zij de mening van de moeder moeten vragen en die ook mee moeten wegen. Deze zogenoemde informatie- en consultatieplicht staat in de wet. [4] De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de vaders deze verplichting serieus zullen nemen, nu zij tijdens de zitting ook hebben gezegd dat zij het heel belangrijk vinden dat de moeder een grote rol blijft spelen in het leven van [minderjarige] .
Vakantieregeling
3.7.
Tijdens de zitting hebben de ouders overeenstemming bereikt over de verdeling van de vakanties en feestdagen. De rechtbank zal daarom in overeenstemming met de wens van de ouders de volgende vakantie- en feestdagenregeling vaststellen:
  • Voorjaarsvakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is [minderjarige] bij de moeder;
  • Meivakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vaders. In de even jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vaders en de tweede week bij de moeder;
  • Zomervakantie:de zomervakantie zal bij helfte worden verdeeld, waarbij [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder is en de laatste drie weken bij de vaders. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste drie weken bij de vaders en de laatste drie weken bij de moeder;
  • Herfstvakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is [minderjarige] bij de moeder;
  • Kerstvakantie:in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vaders, inclusief eerste kerstdag en de tweede week is [minderjarige] bij de moeder, en daarnaast ook op tweede kerstdag. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder, inclusief eerste kerstdag en de tweede week bij de vaders, en daarnaast ook op tweede kerstdag;
  • Pasen:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens de paasdagen bij de moeder en in de even jaren bij de vaders, dit is tot maandagmiddag om 16.00 uur;
  • Hemelvaartsdag:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens Hemelvaartsdag bij de vaders en in de even jaren bij de moeder, behalve als Hemelvaart in de meivakantie valt, in welk geval de vakantieverdeling leidend is;
  • Pinksteren:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is zij bij de moeder, dit is tot maandagmiddag 16:00 uur;
  • Moederdag:[minderjarige] zal op Moederdag bij de moeder verblijven;
  • Vaderdag:tijdens Vaderdag zal de gewone regeling blijven doorlopen;
  • Sinterklaas:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens Sinterklaas (op 5 december) bij de moeder en in de even jaren bij de vaders;
  • Verjaardagen:op de dag dat één van de ouders of de partner van de ouders jarig zijn, verblijft [minderjarige] uit school tot 19.00 uur bij die betreffende ouder, ook al valt de dag in de zorg van de andere ouder.
Kinderbijslag
3.8.
De vaders hebben verzocht om te beslissen dat de kinderbijslag voor [minderjarige] vanaf nu aan hen toekomt, of, subsidiair, vervangende toestemming te verlenen om aan de Sociale Verzekeringsbank te verzoeken de kinderbijslag per eerstvolgende kwartaal uit te betalen aan de vaders. De rechtbank zal hen niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek. De rechtbank kan niet bepalen dat de kinderbijslag voor [minderjarige] aan de vaders toekomt, omdat dit ter beoordeling is van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Of de vaders recht hebben op de kinderbijslag is afhankelijk van de vraag tot welk huishouden [minderjarige] behoort en door wie zij wordt onderhouden. [minderjarige] woont hoofdzakelijk bij de vaders en de rechtbank gaat er daarom vanuit dat de vaders de kinderbijslag voor [minderjarige] kunnen aanvragen bij de SVB. Bij de vervangende toestemming hebben de vaders daarom geen belang, en dat is wel nodig voor ontvankelijkheid (dat wil zeggen: een inhoudelijke beoordeling van het verzoek).
Hoofdverblijfplaats en de vakantie naar Curaçao
3.9.
De rechtbank heeft het primaire verzoek van de vaders over het gezag toegewezen, hierdoor hebben zij geen belang meer bij een beslissing van de rechtbank over de subsidiaire verzoeken. Nu alleen [vader 2] belast is met het gezag over [minderjarige] , is er overigens geen toestemming van de moeder vereist voor de vakantie van de vaders met [minderjarige] naar Curaçao. De rechtbank zal de vaders daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze verzoeken.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.11.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat het gezag over
[minderjarige]vanaf nu alleen toekomt aan
[vader 2];
4.2.
stelt de volgende vakantie- en feestdagenregeling vast:
  • Voorjaarsvakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is [minderjarige] bij de moeder;
  • Meivakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vaders. In de even jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vaders en de tweede week bij de moeder;
  • Zomervakantie:de zomervakantie zal bij helfte worden verdeeld, waarbij [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder is en de laatste drie weken bij de vaders. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste drie weken bij de vaders en de laatste drie weken bij de moeder;
  • Herfstvakantie:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is [minderjarige] bij de moeder;
  • Kerstvakantie:in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vaders, inclusief eerste kerstdag en de tweede week is [minderjarige] bij de moeder, en daarnaast ook op tweede kerstdag. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de moeder, inclusief eerste kerstdag en de tweede week bij de vaders, en daarnaast ook op tweede kerstdag;
  • Pasen:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens de paasdagen bij de moeder en in de even jaren bij de vaders, dit is tot maandagmiddag om 16.00 uur;
  • Hemelvaartsdag:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens Hemelvaartsdag bij de vaders en in de even jaren bij de moeder, behalve als Hemelvaart in de meivakantie valt, in welk geval de vakantieverdeling leidend is;
  • Pinksteren:in de oneven jaren is [minderjarige] bij de vaders en in de even jaren is zij bij de moeder, dit is tot maandagmiddag 16:00 uur;
  • Moederdag:[minderjarige] zal op Moederdag bij de moeder verblijven;
  • Vaderdag:tijdens Vaderdag zal de gewone regeling blijven doorlopen;
  • Sinterklaas:in de oneven jaren is [minderjarige] tijdens Sinterklaas (op 5 december) bij de moeder en in de even jaren bij de vaders;
  • Verjaardagen:op de dag dat één van de ouders of de partner van de ouders jarig zijn, verblijft [minderjarige] uit school tot 19.00 uur bij die betreffende ouder, ook al valt de dag in de zorg van de andere ouder.
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.5.
verklaart de vaders niet-ontvankelijk in hun verzoeken die betrekking hebben op de kinderbijslag, de hoofdverblijfplaats en de vakantie naar Curaçao;
4.6.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.M. Atema (voorzitter), mr. K.G. van de Streek en mr. M. Weistra, (kinder)rechters, in samenwerking met mr. J.A. Beverwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:253 lid 2 en artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 1:251a lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.