3.3.De rechtbank heeft de door de ouders aangevoerde argumenten getoetst aan de hand van de bovengenoemde criteria. Gelet op deze criteria is de rechtbank van oordeel dat een verhuizing naar [plaats] niet in het belang is van [minderjarige] . De rechtbank weegt hierbij het volgende mee:
- er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende noodzaak om te verhuizen naar [plaats] . Hoewel het begrijpelijk is dat de moeder wil samenwonen met haar huidige partner, brengt deze wens op zichzelf geen noodzaak tot verhuizing met zich mee. Ook het feit dat de moeder op dit moment in [plaats] werkt betekent niet dat een verhuizing naar [plaats] noodzakelijk is. De moeder heeft er zelf voor gekozen om in [plaats] te gaan werken. Zij had ook een andere baan kunnen zoeken in de omgeving van [woonplaats] en dat kan, indien nodig, nog steeds. Verder heeft de moeder gesteld dat haar huidige partner niet naar [woonplaats] kan verhuizen, omdat hij gebonden is aan de omgeving van [plaats] voor zijn werkzaamheden en omdat de moeder van zijn kinderen ook in die omgeving woont. Ook hierin ziet de rechtbank geen noodzaak om naar [plaats] te verhuizen. De moeder en haar partner kunnen namelijk ook een woning zoeken tussen [plaats] en [woonplaats] in. De rechtbank begrijpt wel dat de moeder graag buiten [woonplaats] wil gaan wonen, vanwege de heftige gebeurtenissen rondom [C] , maar hiervoor is het niet noodzakelijk om helemaal naar [plaats] te verhuizen. De moeder zou bijvoorbeeld ook een woning kunnen zoeken in de omgeving van [woonplaats] .
- de verhuizing naar [plaats] is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende doordacht en voorbereid. De woning in [plaats] heeft een woonoppervlakte van 63m2. Hoewel de moeder heeft gesteld dat het voornemen is om de woning op korte termijn uitbreiden, heeft de rechtbank daarvan geen concrete plannen gezien, behalve een schets voor een dakkapel. Een woning van 63m2 is, ook met een extra dakkapel, erg klein voor een samengesteld gezin van in totaal zeven personen, waaronder drie pubers. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verhuisplan onvoldoende is doordacht.
- de moeder heeft aangeboden om het halen en brengen van [minderjarige] in het kader van de zorgregeling voor haar rekening te nemen. Hoewel dit een compensatie is voor de reiskosten, lijkt de moeder hierbij onvoldoende rekening te hebben gehouden met de invloed van de reisafstand op [minderjarige] . De afstand van [plaats] naar [woonplaats] is ruim 80 kilometer en tijdens de vrijdagmiddagspits erg filegevoelig. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet in het belang van [minderjarige] om op de vrijdagmiddag uit school ruim anderhalf uur in de auto te moeten zitten, voordat het weekend bij haar vader kan beginnen. De vader vreest dat [minderjarige] daarvan heel erg moe zal zijn en dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van zijn contact met [minderjarige] . Deze zorg vindt de rechtbank terecht.
- ondanks de ingezette hulpverlening lukt het de ouders niet om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Volgens de moeder staat de vader niet open voor fysieke communicatie, terwijl zij daar wel meer behoefte aan heeft. Ook de vader vindt dat de communicatie tussen de ouders beter kan, maar hij heeft hierbij wel aangegeven dat hij de huidige communicatie per e-mail als prettig ervaart. Dit zorgt namelijk voor duidelijke afspraken op papier, die onderlinge discussies voorkomen. De rechtbank vindt de communicatie tussen de ouders erg minimaal en oppervlakkig. Juist als ouders ver uit elkaar wonen is het belangrijk dat zij goed met elkaar kunnen overleggen. De rechtbank weegt daarom de beperkte communicatie tussen de ouders in negatieve zin mee bij de beoordeling van het verhuisverzoek.
- de moeder wil dat het contact tussen [minderjarige] en haar vader om het weekend blijft plaatsvinden, net als nu. De frequentie van het contact tussen [minderjarige] en haar vader blijft dan hetzelfde. De vader verzoekt de rechtbank in deze procedure om de zorgregeling te wijzigen en een co-ouderschapsregeling vast te stellen. Volgens de vader was dit altijd al zijn wens, maar gelet op moeite die het gekost heeft om überhaupt een zorgregeling op te starten heeft hij zijn plannen in eerste instantie uitgesteld. De ouders hebben het uitbreiden van de zorgregeling nog niet met elkaar besproken. In de wet staat als uitgangspunt dat een kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.Als ouders uit elkaar gaan zullen zij de zorg- en opvoedtaken onderling moeten verdelen. Het kan zo zijn dat zij op een later moment hierover opnieuw afspraken moeten maken. Nu de vader heeft aangegeven dat hij graag een co-ouderschapsregeling wil, zullen de ouders hierover opnieuw met elkaar in gesprek moeten. De rechtbank geeft de ouders in overweging om zich opnieuw aan te melden voor bijvoorbeeld mediation (of een andere vorm van hulpverlening). De wens van de vader is voor de rechtbank een factor die meeweegt bij het beoordelen van het verhuisverzoek. Doorslaggevend is deze wens overigens niet, omdat de vader die niet eerder heeft geuit en de moeder daar dus niet van op de hoogte was.
- Volgens de moeder is [minderjarige] positief over een mogelijke verhuizing naar [plaats] . Volgens de vader wil [minderjarige] echter niet verhuizen en wil zij liever in [woonplaats] blijven wonen. De rechtbank maakt hieruit op dat [minderjarige] mogelijk tegen beide ouders iets anders zegt, omdat zij loyaal wil zijn aan beide ouders. Om te voorkomen dat [minderjarige] in een (verder) loyaliteitsconflict terecht komt, moeten de ouders stoppen met [minderjarige] te belasten met vragen over de verhuizing of over een wijziging van de zorgregeling. Door [minderjarige] hiermee te belasten zal zij altijd het gevoel hebben dat zij één van haar ouders moet teleurstellen. Het is aan de ouders om samen afspraken te maken en deze afspraken vervolgens samen aan [minderjarige] uit te leggen.