ECLI:NL:RBMNE:2025:5206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/16/594572
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing minderjarige dochter in geschil tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen ouders over de verhuizing van hun minderjarige dochter. De vader verzoekt de rechtbank om de zorgregeling te wijzigen en de moeder te verbieden om met de dochter naar een andere plaats te verhuizen. De moeder vraagt om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de dochter op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de verzoeken van de vader toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de verhuizing niet in het belang van het kind is, gezien de onvoldoende noodzaak en de ondoordachte voorbereiding van de verhuizing. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling aangehouden voor drie maanden, zodat de ouders de kans krijgen om samen tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft geen bijzondere curator benoemd, omdat dit niet nodig wordt geacht. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/594572 / FL RK 25-661
Verhuizing
Beschikking van 2 oktober 2025
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.A. Johannsen,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.R.J. Helmantel.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de vader van 27 mei 2025;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken (met bijlagen) van de moeder van 1 augustus 2025;
  • de reactie van de vader op het verweerschrift (met bijlagen) van 29 augustus 2025;
  • het bericht (met bijlagen) van de moeder van 29 augustus 2025.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 4 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [A] en [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De advocaat van de vader heeft een pleitnota overgelegd en deze voorgedragen.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige] , de dochter van de ouders, niet gevraagd wat zij van de verzoeken vindt. De rechtbank vraagt dat alleen aan kinderen van acht jaar of ouder. Kinderen onder de acht jaar vindt de rechtbank daar nog te jong voor.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een dochter:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.4.
De vader verzoekt de rechtbank om de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige] 50/50 zal worden verdeeld,
waarbij [minderjarige] in de oneven weken bij de moeder zal zijn, en in de even weken bij de vader.
2.5.
De moeder is het hier niet mee eens en vraagt de rechtbank om het verzoek van de vader af te wijzen. Verder verzoekt de moeder de rechtbank om aan haar vervangende toestemming te verlenen om:
  • met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen;
  • [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats] , zodat zij na de verhuizing aldaar naar school kan gaan.
2.6.
De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder en vraagt de rechtbank:
I. de verzoeken van de moeder af te wijzen;
II. de verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [plaats] te verbieden;
III. de inschrijving van [minderjarige] door de moeder op een basisschool in [plaats] te verbieden;
IV. een bijzondere curator te benoemen die de belangen van [minderjarige] vertegenwoordigt;
V. te bepalen dat de huidige zorgregeling wordt omgedraaid indien de moeder ondanks een verbod daartoe doorgang wenst te geven aan haar voorgenomen verhuizing, inhoudende dat [minderjarige] in dat geval bij de vader zal verblijven en één keer per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de moeder verblijft.

3.De beoordeling

In het kort: welke beslissingen neemt de rechtbank
3.1.
De rechtbank zal geen vervangende toestemming geven aan de moeder om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. Dit betekent dat de verzoeken van de moeder, die allemaal samenhangen met de gewenste verhuizing, worden afgewezen. De verzoeken van de vader die zien op de verhuizing zal de rechtbank toewijzen. De rechtbank zal verder geen bijzondere curator benoemen voor [minderjarige] en de beslissing over de zorgregeling aanhouden voor de duur van drie maanden. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissingen neemt.
De verhuizing
3.2.
De ouders zijn samen belast met het gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat de moeder voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats] de toestemming van de vader nodig heeft. Als de vader geen toestemming wil geven, kan de moeder de rechtbank verzoeken om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing. Dit staat in de wet. [1] Bij het beoordelen van een verhuisverzoek moet de rechtbank alle omstandigheden in kaart brengen en een belangenafweging maken. Het belang van het kind is daarbij een belang van de eerste orde, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. In de rechtspraak zijn een aantal criteria geformuleerd waar de rechter (in ieder geval) aan toetst bij het beoordelen van een verhuisverzoek. Deze criteria zijn: [2]
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordracht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de communicatie tussen de ouders en in hoeverre er overleg tussen hen mogelijk is;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin hij geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen; en
  • de (extra) kosten van het contact tussen het kind en de andere ouder na de verhuizing.
3.3.
De rechtbank heeft de door de ouders aangevoerde argumenten getoetst aan de hand van de bovengenoemde criteria. Gelet op deze criteria is de rechtbank van oordeel dat een verhuizing naar [plaats] niet in het belang is van [minderjarige] . De rechtbank weegt hierbij het volgende mee:
- er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende noodzaak om te verhuizen naar [plaats] . Hoewel het begrijpelijk is dat de moeder wil samenwonen met haar huidige partner, brengt deze wens op zichzelf geen noodzaak tot verhuizing met zich mee. Ook het feit dat de moeder op dit moment in [plaats] werkt betekent niet dat een verhuizing naar [plaats] noodzakelijk is. De moeder heeft er zelf voor gekozen om in [plaats] te gaan werken. Zij had ook een andere baan kunnen zoeken in de omgeving van [woonplaats] en dat kan, indien nodig, nog steeds. Verder heeft de moeder gesteld dat haar huidige partner niet naar [woonplaats] kan verhuizen, omdat hij gebonden is aan de omgeving van [plaats] voor zijn werkzaamheden en omdat de moeder van zijn kinderen ook in die omgeving woont. Ook hierin ziet de rechtbank geen noodzaak om naar [plaats] te verhuizen. De moeder en haar partner kunnen namelijk ook een woning zoeken tussen [plaats] en [woonplaats] in. De rechtbank begrijpt wel dat de moeder graag buiten [woonplaats] wil gaan wonen, vanwege de heftige gebeurtenissen rondom [C] , maar hiervoor is het niet noodzakelijk om helemaal naar [plaats] te verhuizen. De moeder zou bijvoorbeeld ook een woning kunnen zoeken in de omgeving van [woonplaats] .
- de verhuizing naar [plaats] is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende doordacht en voorbereid. De woning in [plaats] heeft een woonoppervlakte van 63m2. Hoewel de moeder heeft gesteld dat het voornemen is om de woning op korte termijn uitbreiden, heeft de rechtbank daarvan geen concrete plannen gezien, behalve een schets voor een dakkapel. Een woning van 63m2 is, ook met een extra dakkapel, erg klein voor een samengesteld gezin van in totaal zeven personen, waaronder drie pubers. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verhuisplan onvoldoende is doordacht.
- de moeder heeft aangeboden om het halen en brengen van [minderjarige] in het kader van de zorgregeling voor haar rekening te nemen. Hoewel dit een compensatie is voor de reiskosten, lijkt de moeder hierbij onvoldoende rekening te hebben gehouden met de invloed van de reisafstand op [minderjarige] . De afstand van [plaats] naar [woonplaats] is ruim 80 kilometer en tijdens de vrijdagmiddagspits erg filegevoelig. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet in het belang van [minderjarige] om op de vrijdagmiddag uit school ruim anderhalf uur in de auto te moeten zitten, voordat het weekend bij haar vader kan beginnen. De vader vreest dat [minderjarige] daarvan heel erg moe zal zijn en dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van zijn contact met [minderjarige] . Deze zorg vindt de rechtbank terecht.
- ondanks de ingezette hulpverlening lukt het de ouders niet om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Volgens de moeder staat de vader niet open voor fysieke communicatie, terwijl zij daar wel meer behoefte aan heeft. Ook de vader vindt dat de communicatie tussen de ouders beter kan, maar hij heeft hierbij wel aangegeven dat hij de huidige communicatie per e-mail als prettig ervaart. Dit zorgt namelijk voor duidelijke afspraken op papier, die onderlinge discussies voorkomen. De rechtbank vindt de communicatie tussen de ouders erg minimaal en oppervlakkig. Juist als ouders ver uit elkaar wonen is het belangrijk dat zij goed met elkaar kunnen overleggen. De rechtbank weegt daarom de beperkte communicatie tussen de ouders in negatieve zin mee bij de beoordeling van het verhuisverzoek.
- de moeder wil dat het contact tussen [minderjarige] en haar vader om het weekend blijft plaatsvinden, net als nu. De frequentie van het contact tussen [minderjarige] en haar vader blijft dan hetzelfde. De vader verzoekt de rechtbank in deze procedure om de zorgregeling te wijzigen en een co-ouderschapsregeling vast te stellen. Volgens de vader was dit altijd al zijn wens, maar gelet op moeite die het gekost heeft om überhaupt een zorgregeling op te starten heeft hij zijn plannen in eerste instantie uitgesteld. De ouders hebben het uitbreiden van de zorgregeling nog niet met elkaar besproken. In de wet staat als uitgangspunt dat een kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. [3] Als ouders uit elkaar gaan zullen zij de zorg- en opvoedtaken onderling moeten verdelen. Het kan zo zijn dat zij op een later moment hierover opnieuw afspraken moeten maken. Nu de vader heeft aangegeven dat hij graag een co-ouderschapsregeling wil, zullen de ouders hierover opnieuw met elkaar in gesprek moeten. De rechtbank geeft de ouders in overweging om zich opnieuw aan te melden voor bijvoorbeeld mediation (of een andere vorm van hulpverlening). De wens van de vader is voor de rechtbank een factor die meeweegt bij het beoordelen van het verhuisverzoek. Doorslaggevend is deze wens overigens niet, omdat de vader die niet eerder heeft geuit en de moeder daar dus niet van op de hoogte was.
- Volgens de moeder is [minderjarige] positief over een mogelijke verhuizing naar [plaats] . Volgens de vader wil [minderjarige] echter niet verhuizen en wil zij liever in [woonplaats] blijven wonen. De rechtbank maakt hieruit op dat [minderjarige] mogelijk tegen beide ouders iets anders zegt, omdat zij loyaal wil zijn aan beide ouders. Om te voorkomen dat [minderjarige] in een (verder) loyaliteitsconflict terecht komt, moeten de ouders stoppen met [minderjarige] te belasten met vragen over de verhuizing of over een wijziging van de zorgregeling. Door [minderjarige] hiermee te belasten zal zij altijd het gevoel hebben dat zij één van haar ouders moet teleurstellen. Het is aan de ouders om samen afspraken te maken en deze afspraken vervolgens samen aan [minderjarige] uit te leggen.
3.4.
Alle hiervoor genoemde afwegingen in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is om te verhuizen naar [plaats] . Hoewel de rechtbank begrijpt dat de moeder graag wil samenwonen en dat zij [C] een nieuwe start wil bieden, is de rechtbank van oordeel dat er in het belang van [minderjarige] gekeken moet worden naar andere mogelijkheden. Als voorbeeld noemt de rechtbank een verhuizing naar een plaats in de buurt van [woonplaats] of tussen [woonplaats] en [plaats] in. De vader heeft al gezegd dat hij daar welwillend tegenover staat. De rechtbank zal het verzoek van de moeder over de verhuizing en de daarmee samenhangende verzoeken dan ook afwijzen en de verzoeken van de vader onder II. en III. toewijzen.
3.5.
De rechtbank vat het verzoek onder V. van de vader om de zorgregeling om te draaien als de vrouw zich niet aan een door de rechtbank op te leggen verbod tot verhuizing houdt op als een extra ‘slot op de deur’. De rechtbank zal dit verzoek van de vader afwijzen. Een dergelijke sanctie op het zich niet houden aan een verbod van de rechtbank is niet te kwalificeren als één van de in art. 1:377e BW genoemde vereisten om een zorgregeling te wijzigen. Bovendien heeft de moeder tijdens de zitting gezegd dat de omgangsregeling hetzelfde blijft als de rechtbank het verzoek afwijst. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder zich aan deze toezegging houdt.
Het wijzigen van de zorgregeling
3.6.
De rechtbank wil de ouders de kans geven om samen tot een oplossing te komen over het wijzigen van de zorgregeling. De rechtbank heeft daar vertrouwen in omdat de ouders tijdens de zitting hebben gezegd dat zij bereid zijn om opnieuw hulpverlening te accepteren. [minderjarige] heeft recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders en nu de rechtbank een beslissing heeft genomen over de verhuizing, ontstaat er wellicht bij de ouders ruimte om samen nieuwe afspraken te maken over de zorgregeling. De rechtbank zal de beslissing over de zorgregeling daarom aanhouden voor de duur van
drie maandenen wil uiterlijk binnen drie maanden van de ouders een bericht krijgen of zij er wel of niet samen zijn uitgekomen en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure.
Bijzondere curator
3.7.
De rechtbank zal geen bijzondere curator benoemen om de belangen van [minderjarige] te vertegenwoordigen, omdat dit naar oordeel van de rechtbank niet nodig is in deze situatie. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat het de ouders samen gaat lukken om afspraken te maken over de zorgregeling.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verbiedt de moeder om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen;
4.2.
verbiedt de moeder om [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats] ;
4.3.
houdt de beslissing over de zorgregeling aan voor de duur van drie maanden, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting;
4.4.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M. Weistra (voorzitter), mr. J.M. Atema en mr. K.G. van de Streek, (kinder)rechters in samenwerking met mr. J.A. Beverwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek.
2.Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5901.
3.Artikel 1:247 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek.