Uitspraak
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief van BMW met aanvullende bijlagen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen BMW Financial Services Nederland B.V. en [gedaagde sub 1] B.V. over onbetaalde leasefacturen en de tussentijdse beëindiging van een leaseovereenkomst. De eiser, BMW, vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 14.432,46, inclusief rente en kosten, als gevolg van het niet tijdig betalen van lease-termijnen door [gedaagde sub 1]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] de hoofdsom van € 14.432,46 aan BMW moest betalen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van BMW op [gedaagde sub 2], de bestuurder van [gedaagde sub 1], werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt voor het niet-betalen door de vennootschap. De kantonrechter concludeerde dat de vordering op [gedaagde sub 1] toewijsbaar was, terwijl de vordering op [gedaagde sub 2] werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan BMW voor de vordering op [gedaagde sub 1], terwijl BMW ook de proceskosten van [gedaagde sub 2] moest vergoeden, aangezien deze in het ongelijk was gesteld.